Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] ,
3. [appellante 3] ,
1.[geïntimeerde 1] ,
5.Het tussenarrest van 11 augustus 2020
6.De nadere beoordeling
Geïntimeerden, op wie de bewijslast rust, hebben zichzelf, de ambtenaar, de wethouder, de notaris en de huisarts genoemd als mogelijke getuigen die kunnen verklaren over uitlatingen van moeder. Het gaat hierbij om de stelling van geïntimeerden dat de zonen moeder opzettelijk niet naar behoren hebben geïnformeerd bij de totstandkoming van de koopovereenkomst en aldus onrechtmatig hebben gehandeld. Moeder heeft volgens geïntimeerden tegen de voornoemde mogelijke getuigen gezegd dat het niet haar bedoeling was geweest de zonen te bevoordelen bij de koopovereenkomst, dat zij de gang van zaken stil moest houden omdat de koop anders niet door zou gaan en dat zij bij de koopovereenkomst is bedrogen en benadeeld door de zonen doordat zij niet voldoende is geïnformeerd over de gang van zaken en de ontwikkelmogelijkheden met de gronden. De zonen hebben moeder volgens geïntimeerden “wijsgemaakt” dat de percelen relatief klein en niets waard waren (mede gezien het voorkeursrecht van de gemeente) en dat de gemeente snel zou onteigenen indien moeder niet op korte termijn zou verkopen aan de zonen. De zonen hebben moeder volgens geïntimeerden niet verteld dat zij al in overleg waren met de gemeente over opheffing van dat voorkeursrecht en dat zij ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst met moeder op 22 oktober 1999 al overeenstemming hadden bereikt met de gemeente over een meeromvattende transactie. De echtgenotes van (a) één van de zonen, (b) de locoburgemeester en (c) de wethouder waren zussen die regelmatig bij elkaar kwamen, waardoor de koop is afgesproken met de locoburgemeester en de wethouder, aldus geïntimeerden.