Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 28 april 2020;
- de akte uitlaten van [appellante] van 30 juni 2020 met producties;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 28 juli 2020 met producties.
6.De verdere beoordeling
- te beslissen of zij de woning alsnog voor het getaxeerde bedrag toebedeeld wil krijgen;
- en, met betrekking tot de toebedeling van het banksaldo van moeder aan [appellante] , te reageren op het verweer van [geïntimeerde] tegen de door [appellante] gestelde uitgaven, de volgens [geïntimeerde] door [appellante] ontvangen inkomsten aan huur en de hoogte van het banksaldo van moeder op haar sterfdatum (5 juli 2014).
Dat betekent dat [appellante] haar stelling dat het banksaldo van moeder volledig aan nalatenschapskosten is opgegaan in hoger beroep alsnog voldoende heeft onderbouwd.
Bewijslevering is niet aan de orde.
- een bedrag van € 7.955,67 van de netto-opbrengst van de verkoop van de woning aan [geïntimeerde] toekomt en dat het restant van € 33.175,52 aan haar moet worden voldaan, waarbij het volgens haar juist is dat zij in totaal een bedrag van € 21.700,00 aan huurtermijnen heeft ontvangen voor de verhuur van de woning in de periode van 1 juni 2017 tot en met 31 december 2019 die voor de helft aan [geïntimeerde] toekomen; en
- dat een bedrag van € 517,00 dat door de voormalig advocaat van moeder in depot wordt gehouden ook in de verdeling van de nalatenschap moet worden betrokken, in die zin dat dat bij helfte moet worden verdeeld zodat aan ieder een bedrag van € 250,50 toekomt.
7.De uitspraak
het banksaldo van € 10.000 wordt toegedeeld aan de zus, die zij in verband daarmee aan de broer een overbedelingsvergoeding van € 5.000 verschuldigd is,” en
veroordeelt de zus tot betaling van een dwangsom aan de broer van € 100 per dag voor elke dag na de dag van betekening van dit vonnis dat zij in gebreke blijft aan het in de beslissing onder 1 onder d bepaalde te voldoen, zulks tot een maximum van € 50.000,”