ECLI:NL:GHSHE:2021:1383

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
200.281.534_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap van een rechthebbende in transitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de appellant, de vader van de rechthebbende, tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juli 2020. De rechtbank had de appellant ontslagen als bewindvoerder en mentor van zijn kind, de rechthebbende, en benoemde nieuwe bewindvoerders en mentoren. De appellant verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en zijn rol als bewindvoerder en mentor te bevestigen, met argumenten dat hij handelde uit bescherming van de rechthebbende en dat de nieuwe benoemingen niet in het belang van de rechthebbende zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2021 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de appellant, de rechthebbende, de bewindvoerder en de mentor. Het hof oordeelde dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen de appellant en de rechthebbende, wat gewichtige redenen opleverde voor het ontslag van de appellant. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde de appellant niet-ontvankelijk in zijn verzoeken om de nieuwe bewindvoerder en mentor te ontslaan. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 mei 2021
Zaaknummer: 200.281.534/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8407007 TD VERZ 20-373 en 8407011 TD VERZ 20-374
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
vader van de rechthebbende,
hierna te noemen: de appellant,
advocaat: mr. R.W. Lagerwaard.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de rechthebbende] (zich thans noemende [de rechthebbende] ), kind van appellant, de rechthebbende (hierna: [de rechthebbende] );
- [de bewindvoerder] (hierna: de bewindvoerder);
- [de mentor] (hierna: de mentor).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift (ten onrechte memorie van grieven genoemd) met producties, ingekomen ter griffie op 31 juli 2020, heeft appellant verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- te bevestigen dat appellant als bewindvoerder en mentor heeft gehandeld uit oogpunt van bescherming van [de rechthebbende] ;
- appellant in de hoedanigheid van bewindvoerder en mentor uitstel van zijn vervanging te verlenen totdat de betrokken AVG, orthopedagoog en toenmalig persoonlijk begeleidster van [de rechthebbende] voor zijn beide kinderen zijn vervangen door naar het oordeel van appellant bekwame vervangers die bereid zijn zich aan procedures, voorschriften, de eigen beroepscode en Governance code van de instelling te houden en dit in de zorgplannen van zijn beide kinderen is vastgelegd;
- te beslissen dat de mentor en bewindvoerder vervangen moeten worden door een beter passende bewindvoerder en mentor en gelet op de kosten, dichter bij de locatie van [de rechthebbende] verblijvende;
dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht, kosten rechtens.
Bij het hierna vermelde V-formulier, ingekomen op 7 oktober 2020, heeft appellant zijn verzoek vermeerderd en verzocht te beslissen dat de bewindvoerder vanwege onrechtmatige daad en schending van de privacy ongeschikt is om als bewindvoerder te worden benoemd.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 oktober 2020, heeft [de rechthebbende] – naar het hof begrijpt – verzocht appellant niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep dan wel het hoger beroep af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen en voormelde beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021.
Bij die gelegenheid zijn in eerste instantie gehoord:
  • mr. Lagerwaard;
  • [de rechthebbende] , bijgestaan door mr. J. Jansen;
  • de bewindvoerder;
  • de mentor;
Tevens is verschenen [begeleidster] , begeleidster van [de rechthebbende] (hierna: [begeleidster] ), die als informant door het hof is gehoord.
Vervolgens zijn tijdens de mondelinge behandeling gehoord:
  • appellant, bijgestaan door mr. Lagerwaard;
  • mr. J. Jansen;
  • de bewindvoerder;
  • de mentor.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • een tweetal processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op respectievelijk 25 juni 2020 en 2 juli 2020;
  • de bestreden beschikking, ingekomen op 3 augustus 2020;
  • het V-formulier met producties van de advocaat van appellant, ingekomen op 7 oktober 2020;
  • het V-formulier met producties van de advocaat van appellant, ingekomen op 10 november 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van appellant, ingekomen op 19 maart 2021;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van appellant overgelegde pleitnota.
Zoals het hof de aanwezigen tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgehouden slaat het hof geen acht op de brieven van de advocaat van appellant d.d. 7 oktober 2020 en d.d. 20 oktober 2020, zoals overgelegd bij voormelde V-formulieren respectievelijk ingekomen op 7 oktober 2020 en 10 november 2020. Volgens de advocaat van appellant behelzen voormelde brieven geen aanvullende grieven maar moet de inhoud worden gezien als een verduidelijking van de grieven uit het beroepschrift. Het hof acht de inhoud van voormelde brieven in strijd met de twee-conclusie-leer van Hoge Raad. Ook in de wet staat dat er een beroepschrift en verweerschrift kunnen worden ingediend en dat er daarna geen processtukken meer worden ingediend tot de mondelinge behandeling. Gelet hierop blijven processtukken die desondanks worden ingediend buiten beschouwing, ook al betreft het een nadere uitwerking van eerdere stukken. Van de bij voormelde V-formulieren, ingekomen op 7 oktober 2020 en 10 november 2020 overgelegde stukken, slaat het hof derhalve enkel acht op de daarbij overgelegde producties. Van feiten en omstandigheden die tot een ander standpunt zouden kunnen leiden is het hof niet gebleken.

3.De beoordeling

3.1.
Aanvankelijk was de toenmalige partner van appellant bewindvoerder en mentor van [de rechthebbende] . Bij beschikking van 14 april 2014 heeft de kantonrechter te Eindhoven appellant met ingang van 1 mei 2014 benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
[de rechthebbende] verblijft in de instelling ‘ [instelling] ’, locatie [locatie] , en verkeert in transitie van vrouw naar man.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant appellant met ingang van 1 augustus 2020 ontslagen als bewindvoerder en mentor en respectievelijk [de bewindvoerder] en [de mentor] tot bewindvoerder en mentor benoemd.
3.4.
Appellant kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Appellant voert, kort samengevat, het volgende aan.
De kantonrechter heeft nagelaten de door appellant toegezonden informatie mee te nemen in onderhavige zaak waardoor sprake is van een kennelijke misstap. Vanuit zijn beschermende taak kan de kantonrechter zich niet distantiëren van signalen die duiden op mogelijke schade bij de rechthebbende. De kantonrechter was onvoldoende op de hoogte van de situatie. Hij heeft zijn toezichthoudende taak verzaakt. Appellant wijst er op dat er Kamervragen zijn gesteld in verband met instellingen die de bewindvoerder en mentor aanwijzen. Appellant is niet vooraf in kennis gesteld van hetgeen aanwezigen tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 25 juni 2020, waarbij appellant niet aanwezig was, hebben betoogd.
Appellant heeft op zinvolle wijze inhoud gegeven aan de bescherming die hij als bewindvoerder en mentor moet bieden. Van een meningsverschil met de behandelaren is geen sprake. Met betrekking tot de transitie is niet de juiste procedure gevolgd en heeft er geen zorgvuldig onderzoek plaatsgevonden. In een second opinion is geconstateerd dat door het handelen van de betrokken psycholoog, de AVG, de orthopedagoog en de voormalig persoonlijk begeleidster bij [de rechthebbende] schade is ontstaan zodat deze personen moeten worden vervangen.
Door het ontslag kan appellant zijn aansprakelijkheid niet meer verdedigen aangezien de instelling klachten van na het ontslag niet meer in behandeling neemt.
Er is onvoldoende onderzocht of er gewichtige redenen zijn die zich verzetten tegen benoeming van de bewindvoerder en mentor. Doordat appellant niet op de hoogte is gesteld wie tot bewindvoerder en mentor zouden worden benoemd, kon hij zich over hen geen oordeel vormen. De mentor past niet bij de problematiek van [de rechthebbende] en zij weet niet of de wens van [de rechthebbende] wel reëel is. De bewindvoerder en de mentor behoren niet tot hetzelfde kantoor en wonen op bijna één uur rijden van [de rechthebbende] hetgeen onnodige kosten meebrengt. De kantonrechter had moeten onderzoeken of de mentor al het mogelijke zou doen om de relaties in de driehoek cliënt-familie-zorgverleners te verbeteren en had dit moeten opnemen in de beschikking.
Tussen [de rechthebbende] en appellant is heel gering vertrouwen. Dat werkt zo bij de stoornissen die [de rechthebbende] heeft en daar moet niet teveel waarde aan worden gehecht. Van appellant mag [de rechthebbende] zijn wie hij wil zijn. Alleen weet niemand of het na de transitie goed met hem zal gaan en dat baart appellant zorgen. De bij het verweerschrift overgelegde Whatsapp berichten zijn niet door appellant geformuleerd en verstuurd. Ze zijn wel vanaf zijn telefoon gestuurd door een goede kennis die het zat was. De persoon die dat gedaan heeft wil dat niet rectificeren.
3.6.
[de rechthebbende] voert, kort samengevat, het volgende aan.
Appellant heeft tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg de gelegenheid gekregen zijn verweer mondeling toe te lichten.
Onderhavige procedure leent zich niet om aan de orde te stellen of [de rechthebbende] schade heeft geleden door handelingen van betrokken hulpverleners. Dat [de rechthebbende] geestelijke indicaties heeft betekent niet dat hij zijn mening niet kan verkondigen. Van uitstel van het ontslag kan geen sprake zijn omdat appellant reeds is ontslagen.
Het is niet aan appellant een oordeel te vormen over de geschiktheid van de bewindvoerder en de mentor. Appellant kan alleen in hoger beroep komen van zijn ontslag. [de rechthebbende] heeft weloverwogen gekozen voor de huidige mentor. Jegens de bewindvoerder worden door appellant geen bezwaren genoemd. Bij de mentor en bewindvoerder kan [de rechthebbende] zichzelf zijn met zijn beperkingen en met alles wat in hem zit. Zij vragen hem wat hij wil en die ruimte was er bij appellant niet. [de rechthebbende] hoeft het nu niet meer alleen te doen, maar kan het samen met de bewindvoerder en mentor doen. De kosten in verband met de reisafstand van de bewindvoerder en de mentor zitten in de kosten van de maatregelen. Daarbij gaat het niet om de afstand maar of zij hun taken naar behoren uitoefenen. Overigens handelt appellant juist niet in het belang van [de rechthebbende] . Zo heeft hij de kopieerkosten van € 1.500,-- in verband met onderhavig hoger beroep van de rekening van [de rechthebbende] gehaald.
Er is sprake van een dusdanige vertrouwensbreuk tussen [de rechthebbende] en appellant dat sprake is van (zeer) gewichtige redenen voor ontslag. Het bewind en het mentorschap kunnen niet op een zinvolle manier worden uitgeoefend. Het door appellant uitgevoerde bewind en het mentorschap zijn te belastend voor [de rechthebbende] , het zorgt voor te veel stress, hetgeen ook door de zorginstelling waar [de rechthebbende] woont wordt aangegeven. Tussen appellant en [de rechthebbende] is zo veel voorgevallen dat [de rechthebbende] het vertrouwen in appellant compleet is verloren en geen contact met hem wil. [de rechthebbende] heeft het gevoel dat appellant hem niet accepteert zoals hij is. Bij appellant kan [de rechthebbende] niet zichzelf zijn en loopt hij op zijn tenen. Appellant gaat steeds over de grenzen van [de rechthebbende] heen. Hij accepteert de begeleiding van de zorginstelling niet, terwijl [de rechthebbende] zich fijn voelt waar hij woont. [de rechthebbende] begrijpt niet dat, indien appellant de overgelegde Whatsapp berichten niet zelf heeft verstuurd, appellant dergelijke berichten vanaf zijn telefoon laat versturen. Appellant wil ten koste van [de rechthebbende] zijn eigen zin doordrijven en alleen dat is al een gegronde reden om de wijziging in stand te laten. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop appellant met [de rechthebbende] communiceert. [de rechthebbende] wil een mentor door wie hij wordt gezien, bij wie hij zichzelf kan zijn en die zijn begeleiding accepteert.
3.7.
De bewindvoerder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Over wie als bewindvoerder diende te handelen bestond wat onduidelijkheid door het ingestelde hoger beroep, maar de rechtbank heeft hierover duidelijkheid gegeven en de bewindvoerder oefent thans het bewind uit. Met [de rechthebbende] is goed overleg mogelijk. Hopelijk komt er voor [de rechthebbende] rust.
3.8.
De mentor voert, kort samengevat, het volgende aan.
De mentor heeft expertise op het gebied van het transitietraject en zij heeft ervaring met verstandelijk beperkte mensen. [de rechthebbende] is via de instelling, zijn begeleiding en het genderteam doorverwezen naar de VU en daar is [de rechthebbende] inmiddels een traject gestart. Hierbij wordt de situatie van [de rechthebbende] opnieuw bekeken.
3.9.
[begeleidster] brengt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Voor [de rechthebbende] is het belangrijk dat zijn mentor luistert naar wie hij is en hoe hij zich ontwikkelt. Omdat [de rechthebbende] dit bij appellant mistte is [begeleidster] voor [de rechthebbende] op zoek gegaan naar een andere mentor en bewindvoerder.
3.10.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.10.1.
Ten aanzien van de door appellant in het petitum van het beroepschrift geformuleerde verzoeken te bevestigen dat appellant als bewindvoerder en mentor heeft gehandeld uit oogpunt van bescherming van [de rechthebbende] en appellant als bewindvoerder en mentor uitstel van zijn vervanging te verlenen, overweegt het hof als volgt. De verzoekschriftprocedure betreft een gesloten systeem, hetgeen betekent dat een verzoek op een wetsartikel althans op het systeem van de wet gebaseerd dient te zijn. Het verzoek om te bevestigen dat appellant als bewindvoerder en mentor heeft gehandeld uit oogpunt van bescherming van [de rechthebbende] is een niet op de wet of het systeem van de wet gebaseerd verzoek zodat appellant in dat verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Ten aanzien van het verzoek om uitstel van zijn vervanging te verlenen oordeelt het hof als volgt. Ook dit verzoek is niet gebaseerd op de wet of het systeem van de wet, maar het hof begrijpt het verzoek van appellant aldus dat hij in ieder geval zijn ontslag als bewindvoerder en mentor niet accepteert, dat hij daartegen in beroep komt en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek alsnog af te wijzen. Verder is appellant het niet eens met de persoon van zowel de bewindvoerder als de mentor en hij verzoekt in de hoedanigheid van ouder van de rechthebbende een andere persoon tot bewindvoerder en mentor te benoemen.
3.10.2.
Ten aanzien van de persoon van de te benoemen bewindvoerder en mentor is appellant geen belanghebbende, niet in de hoedanigheid van voormalig bewindvoerder en voormalig mentor, en evenmin in de hoedanigheid van ouder van de rechthebbende. De in artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genoemde uitbreiding van de belanghebbende in zaken van bewind en mentorschap ziet op de instelling en opheffing van de beschermingsmaatregelen en niet op het ontslag van de bewindvoerder en mentor en de benoeming van een nieuwe bewindvoerder en mentor. Gelet op het voorgaande kan door appellant niet om ontslag en vervanging van de bewindvoerder en mentor worden verzocht en is de man ten aanzien van dit verzoek niet-ontvankelijk. Enkel ten aanzien van zijn ontslag als bewindvoerder en mentor is appellant belanghebbende en daartegen kan hij in appel komen.
3.10.3.
Het voorgaande betekent dat aan het hof enkel ter beoordeling voorligt het ontslag van appellant als bewindvoerder en mentor.
3.10.4.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.10.5.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.10.6.
Naar het oordeel van het hof is sprake van gewichtige redenen in de zin van de artikelen 1:448 BW en 1:461 BW die het ontslag van appellant als respectievelijk bewindvoerder en mentor rechtvaardigen. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk gebleken dat tussen [de rechthebbende] en appellant sprake is van een vertrouwensbreuk. De verstandhouding tussen [de rechthebbende] en appellant is dusdanig ernstig verstoord dat het voor [de rechthebbende] te belastend is om samen met appellant in de zittingszaal aanwezig te zijn. Ook appellant heeft verklaard dat het vertrouwen tussen hem en [de rechthebbende] slechts heel gering is en appellant betwist niet dat de relatie tussen hem en [de rechthebbende] verstoord is. Weliswaar wijt appellant deze verstoorde verhouding aan de stoornissen van [de rechthebbende] , maar hetgeen door [de rechthebbende] omtrent de vertrouwensbreuk tussen hem en appellant naar voren is gebracht, heeft het hof tot de overtuiging gebracht dat die vertrouwensbreuk daadwerkelijk een hard feit is en [de rechthebbende] zeer zwaar belast. Ook de directe omgeving van [de rechthebbende] bevestigt dit zo blijkt uit de stukken. Voor zover appellant de vanaf zijn telefoon naar [de rechthebbende] verstuurde Whatsapp berichten niet zelf heeft verstuurd, is het hof van oordeel dat uit het enkele feit dat appellant meerdere malen heeft toegestaan dat dergelijke berichten werden verstuurd, blijkt dat appellant niet handelt in het belang van [de rechthebbende] , hetgeen wel van een bewindvoerder en mentor mag worden verwacht.
3.10.7.
Ten overvloede overweegt het hof dat, voor zover appellant aanvoert dat het transitietraject onzorgvuldig is uitgevoerd en dat hij bang is dat [de rechthebbende] hierbij verkeerd en onjuist begeleid wordt en hiervan spijt gaat krijgen, gebleken is dat [de rechthebbende] inmiddels onder behandeling staat bij het Kennis- en zorgcentrum voor Genderdysforie van het VUmc. Hier wordt opnieuw bekeken of sprake is van genderdysforie, zodat de door appellant in dit kader opgeworpen zorgen en bezwaren wat daar ook verder van zij, ondervangen worden.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.11.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk ten aanzien van zijn verzoeken om de bewindvoerder en mentor te ontslaan en te vervangen door een andere bewindvoerder en mentor en te bevestigen dat appellant als bewindvoerder en mentor heeft gehandeld uit oogpunt van bescherming van [de rechthebbende] ;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juli 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij/belanghebbende de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.D.M. Lamers en K.A. Boshouwers en is door C.N.M. Antens in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.