In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van [minderjarige] om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 januari 2021 te vernietigen, waarin een machtiging gesloten jeugdhulp was verleend voor de periode van 28 januari 2021 tot 28 januari 2022. [minderjarige] verzocht om de machtiging te beperken tot een maximale duur van zes maanden, tot 28 juli 2021, en voerde aan dat hij geen behandeling of therapie had ontvangen tijdens zijn detentie en dat een kortere termijn hem meer motivatie zou geven.
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente] verweerde zich tegen het verzoek van [minderjarige] en stelde dat de machtiging op juiste gronden was verleend. De raad voor de Kinderbescherming adviseerde ook om de machtiging voor een periode van acht of negen maanden te verlenen, waarbij de behandeling van [minderjarige] nog niet was gestart en er nog geen duidelijkheid was over wat voor behandeling hij nodig had.
Het hof oordeelde dat voldaan was aan de wettelijke vereisten voor de machtiging gesloten jeugdhulp en dat [minderjarige] ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen had die zijn ontwikkeling belemmerden. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank voor de periode tot 28 oktober 2021 en hield de beslissing over de periode daarna aan tot een nadere mondelinge behandeling op 28 september 2021. Het college werd opgedragen om het hof uiterlijk 14 september 2021 te informeren over de stand van zaken.