ECLI:NL:GHSHE:2021:1381
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bewind en proceskostenveroordeling
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de betrokkene tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 juni 2020. De betrokkene heeft op 8 juni 2020 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. De bewindvoerder heeft op 18 augustus 2020 een verweerschrift ingediend. Echter, op 2 maart 2021 heeft de betrokkene het hoger beroep ingetrokken, wat leidde tot een verzoek van de bewindvoerder om de betrokkene in de proceskosten te veroordelen, aangezien de mondelinge behandeling al was voorbereid. De betrokkene heeft zich op 8 april 2021 tegen dit verzoek verweerd.
Het hof heeft vastgesteld dat de grieven van de betrokkene niet worden gehandhaafd, wat betekent dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in het verzoek in hoger beroep. Het hof oordeelt dat, hoewel de betrokkene het beroep kort voor de mondelinge behandeling heeft ingetrokken, dit niet voldoende is om te concluderen dat de procedure nodeloos is ingesteld. Gezien de aard van de procedure is het gebruikelijk om de proceskosten te compenseren, wat inhoudt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft daarom het verzoek van de bewindvoerder om de betrokkene in de proceskosten te veroordelen afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
De beslissing is op 6 mei 2021 openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.