Het hof stelt voorop dat uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de moeder het belangrijk vindt dat de kinderen een goed contact hebben met hun vader en zij heeft er in feite steeds op aangedrongen dat er een omgangsregeling kwam tussen hem en de kinderen. Het komt het hof voor dat de moeder niet de intentie heeft om de kinderen bij de vader weg te houden. Zij heeft er immers al een langere periode aan gewerkt om de vader te ontzorgen. De vader heeft op zijn beurt, ook met de beste bedoelingen, willen bijdragen aan de ontwikkeling van de kinderen. Dit temeer nu hij tijdens de relatie van partijen als huisvader voor de kinderen zorgde.
De mogelijk nog niet geheel verwerkte ex-partner problematiek en de onderling groeiende communicatieproblemen maakten echter dat er een impasse ontstond tussen de ouders, waarbij er met name zorgen bestonden over de stagnatie van de omgang tussen de vader en de kinderen. Het hof is van oordeel dat ten tijde van de bestreden beschikking de ondertoezichtstelling nodig was. De ernstige bedreigingen in de ontwikkelingen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waren aanwezig omdat zij, in meer of mindere mate, werden belast met de ex-partnerstrijd tussen de ouders en de voornoemde stagnatie in de omgang tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft er oog voor dat deze stagnatie mede te maken had met de psychische gesteldheid en de beperkte belastbaarheid van de vader.
Inmiddels is er door de ouders vanaf 5 november 2020 tot op heden, al dan niet door de invloed van de ondertoezichtstelling, veel bereikt. Dit alles conform het advies van de raad waaruit volgde dat de ouders (om te zorgen dat de kinderen ongedwongen contact konden hebben met de vader) tot afspraken dienden te komen die het belang van de kinderen voorop zetten, de zorgen over de belastbaarheid van de vader weg te nemen en de rust laten terugkeren. Feit is dat er thans - na een periode van begeleide omgang die begeleid werd door Buro Onderscheiden - al weer enige maanden sprake is van een goed lopende onbegeleide omgang tussen de vader en de kinderen gedurende twee middagen per week.
Daarnaast zijn ook de andere doelen behaald en wordt er nu voldaan aan de voorwaarden die in het kader van de ondertoezichtstelling door de GI waren gesteld, waaronder de duidelijkheid rondom de rollen van de ouders. Verder ligt er een communicatieplan.
De vader heeft inmiddels persoonlijke hulp via mevrouw [medewerkster] van GGzE
,die hem helpt om te gaan met zijn gevoelens ten aanzien van het (in zijn ogen) aanwezige onrecht en te kijken naar wat hem meer kan helpen.
Ook is er met de vader een veiligheidsplan opgesteld. Dit dient echter nog met de moeder te worden gedeeld en besproken.
Er zijn thans geen signalen meer van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen. Weliswaar bestaan er zorgen over [minderjarige 1] , maar nog niet duidelijk is of dit te maken heeft met kindeigen problematiek dan wel de problematiek tussen de ouders. Het is echter in zijn belang dat er bestendiging van de huidige situatie plaatsvindt zodat er rust komt. Van daaruit kan er verder worden gekeken wat nodig is.
De moeder heeft sinds de beschikking van 9 april 2021 het eenhoofdig gezag over de kinderen. In die beschikking heeft de rechtbank nog geen beslissing genomen ten aanzien van de omgangsregeling gelet op het feit dat er nog geen duidelijkheid bestaat over de mogelijkheid van de uitbreiding van de huidige omgangsregeling, waarbij de draagkracht van de vader ook een grote rol speelt.
Het hof ziet thans, ondanks dat er geen sprake meer is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen, nog de toegevoegde waarde van de ondertoezichtstelling voor een korte periode. Dit alleen met het oog op de laatste nog te nemen stappen in het kader van de voornoemde veiligheidsplan. Dit plan moet met alle betrokkenen helder gecommuniceerd en besproken worden, zodat er meer rust en duidelijkheid kan ontstaan. Het hof acht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarom tot 1 juni 2021 nog noodzakelijk.
Het hof verzoekt met oog op deze termijn de GI met klem om zo spoedig mogelijk met de ouders hiermee (verder) aan de slag te gaan.
Daarbij verwacht het hof dat de GI in de komende periode ook de gelegenheid heeft om de indicatie ten aanzien van Buro Onderscheiden, die tot 31 mei 2021 loopt, te verlengen.
De inzet van Buro Onderscheiden wordt wenselijk geacht om de thans lopende omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zo goed mogelijk te laten verlopen, eventueel nadere afspraken te maken over de omgang tijdens de vakantie en de ouders nog een poosje actief te begeleiden in hun onderlinge communicatie en bij het maken van afspraken over hoe te handelen bij onverwachte situaties. Het hof gaat er daarbij vanuit dat Buro Onderscheiden op verzoek van (één van) de ouders te zijner tijd schriftelijk verslag zal doen om de rechtbank van informatie te voorzien in het kader van de nog te nemen omgangsbeslissing.