In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 november 2020 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen werd verlengd. De moeder stelt dat de uithuisplaatsing schadelijk is voor de kinderen en dat zij in staat is om voor hen te zorgen, mits zij de kinderen weer thuis kan plaatsen. De Gecertificeerde Instelling (GI) daarentegen betwist de stellingen van de moeder en benadrukt dat zij niet openstaat voor de noodzakelijke hulpverlening die vereist is voor haar eigen ontwikkeling en het welzijn van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2021 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de GI. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van de kinderen, die in een loyaal conflict verkeren door de verstoorde relatie tussen de ouders. De GI heeft aangegeven dat de kinderen momenteel stabiliteit en rust ervaren in de pleeggezinnen waar zij verblijven, en dat het van groot belang is dat de moeder emotionele toestemming geeft voor contact tussen de kinderen en hun vader.
Het hof heeft de wettelijke vereisten voor de verlenging van de uithuisplaatsing bevestigd en geconcludeerd dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die momenteel niet in een veilige en stabiele omgeving bij hun moeder kunnen verblijven. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft de griffier verzocht om een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Oost-Brabant.