In deze zaak, die op 6 mei 2021 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 maart 2020. De moeder, vertegenwoordigd door mr. V.C. Serrarens, verzoekt om vernietiging van de beschikking die een zorgregeling tussen de vader en de kinderen heeft vastgesteld, en om een hogere kinderbijdrage dan het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 59,50 per kind per maand. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. Kalle, verzoekt het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
De zaak betreft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Stichting Intervence. De moeder stelt dat de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is, vooral gezien de afstand tussen de ouders en de traumatische ervaringen van de kinderen met de vader. De vader betwist de claims van de moeder en stelt dat er geen contra-indicaties zijn voor contact met de kinderen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2021. Het hof concludeert dat de moeder haar grieven niet voldoende heeft onderbouwd en dat de rechtbank terecht een zorgregeling heeft vastgesteld. De moeder heeft ook niet aangetoond dat de vader niet in staat is om een hogere kinderbijdrage te betalen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.