ECLI:NL:GHSHE:2021:1367

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
200.283.667_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling van minderjarige met ernstige verstandelijke beperking

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de gezags- en omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2009, die lijdt aan een ernstige verstandelijke beperking. De moeder, verzoekster in principaal appel, heeft in eerste aanleg verzocht om wijziging van de gezagsvoorziening en ontzegging van het recht op omgang voor de vader, die in Aruba woont. De vader, verweerder in principaal appel, heeft incidenteel appel ingesteld en verzocht om een omgangsregeling van vier keer per jaar. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 april 2021, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft de Raad verzocht om aanvullend onderzoek te doen naar de huidige situatie van de minderjarige en de mogelijkheden voor omgang met de vader. De Raad heeft geadviseerd dat er een aanvullend onderzoek nodig is, omdat er nieuwe informatie is die niet eerder is gewogen. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 13 juli 2021, om de resultaten van het onderzoek af te wachten. De moeder heeft grote zorgen over de mogelijkheid dat de vader, na afloop van het contactverbod, weer contact zoekt met de minderjarige. Het hof heeft de vader verzekerd dat hij dit niet zal doen. De zaak is complex door de ernstige beperking van de minderjarige en de problematiek rondom de communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 mei 2021
Zaaknummer: 200.283.667/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/342913 / FA RK 19-506
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A.P.J. van den Biggelaar,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. M. Ketting.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 1 mei 2019 en 26 juni 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 september 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking van 26 juni 2020 te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de thans bestaande gezagsvoorziening, zoals vastgelegd in het Gezagsregister, te wijzigen;
  • het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] te beëindigen;
  • te bepalen dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de moeder toekomt;
  • (primair) de vader het recht op omgang met [minderjarige] te ontzeggen voor onbepaalde tijd;
  • de vader voor onbepaalde tijd te verbieden contact te zoeken met [minderjarige] op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat hij het contactverbod overtreedt, tot een maximum van € 50.000,-.
Met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 november 2020, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen als zijnde ongegrond, althans niet bewezen.
Tevens heeft de vader incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het betreft het verbod tot uitoefening van zijn recht op contact met [minderjarige] voor de periode van één jaar, en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de door hem verzochte omgangsregeling van vier keer per jaar van maximaal twee maal vier uren per keer (dus in totaal 32 uren per jaar) toe te wijzen.
Dit met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 17 december 2020, heeft de moeder verzocht de vader in zijn verzoek in incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit verzoek af te wijzen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van den Biggelaar;
  • de vader, bijgestaan door mr. Ketting;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
De vader heeft middels een videoverbinding (Cisco CMS) deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
2.5.
Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
De moeder heeft in reactie daarop, ingekomen ter griffie op 23 februari 2021, laten weten dat [minderjarige] niet kan komen, omdat zij niet kan praten, wegens een ernstige verstandelijke beperking.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 29 maart 2021;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 7 april 2021;
  • het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 11 april 2021.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
[minderjarige] is geboren uit de inmiddels verbroken relatie tussen partijen.
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
De moeder heeft in eerste aanleg, voor zover hier van belang, verzocht:
  • de thans bestaande gezagsvoorziening, zoals vastgelegd in het Gezagsregister, te wijzigen;
  • het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] te beëindigen;
  • te bepalen dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de moeder toekomt;
  • het recht van de vader op omgang met [minderjarige] te schorsen voor de duur van een jaar, althans voor de tijd dat hij niet in staat kan worden geacht voor [minderjarige] te zorgen, waarbij aan de vader bepaalde door de moeder genoemde voorwaarden worden gesteld.
Kosten rechtens.
Nadien heeft de moeder haar verzoek ten aanzien van het contact tussen de vader en [minderjarige] aangepast in die zin dat zij heeft verzocht:
  • (primair) de vader het recht op omgang met [minderjarige] te ontzeggen voor onbepaalde tijd;
  • (subsidiair) het recht van de vader op omgang met [minderjarige] te schorsen voor onbepaalde tijd.
3.3.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd met het verzoek de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.
Tijdens de (telefonische) mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 mei 2020 heeft de vader verzocht te bepalen dat hij vier keer per jaar contact met [minderjarige] mag hebben onder begeleiding van het logeerhuis.
3.4.
Bij beschikking van 1 mei 2019 heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de beslissing inzake het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden met het verzoek aan de raad een onderzoek in te stellen en de rechtbank daarover te rapporteren en te adviseren. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.5.
Bij raadsrapport van 11 december 2019 (hierna: het raadsrapport) heeft de raad het volgende geconcludeerd.
De raad is van mening dat een verdeling van de verzorgings- en opvoedingstaken door de ouders niet mogelijk is op dit moment, omdat de vader niet in Nederland verblijft en hij geen zorg kan dragen voor een frequent contact met [minderjarige] anders dan vier maal per jaar. Een dergelijk contact heeft voor [minderjarige] zelf geen meerwaarde en het risico is groot dat dit belastend zal zijn voor haar, daar het contact op deze wijze onvoldoende frequent en voorspelbaar vormgegeven kan worden.
De raad is van mening dat een wijziging in de gezagssituatie, zoals de moeder heeft verzocht, niet aan de orde is, omdat niet aan het klemcriterium is voldaan, de vader gezagsbeslissingen niet frustreert en hij geen misbruik maakt van zijn gezag.
3.6.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de uitoefening van het recht op contact van de vader met [minderjarige] , tijdelijk voor de periode van een jaar, verboden. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en de proceskosten tussen partijen aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.7.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.8.
De moeder voert – samengevat weergegeven – het volgende aan.
De ouders zijn niet in staat beslissingen van enig belang over [minderjarige] in gezamenlijk overleg te nemen zonder dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen hen. Nu de vader [minderjarige] – op twee voorvallen na – al twee jaar niet heeft gezien, is hij überhaupt niet in staat om beslissingen over haar te nemen, wat ook niet zal veranderen omdat de vader is geëmigreerd naar Aruba. Een vader die niet aan zijn uit het gezag voortvloeiende plichten kan en wil voldoen, dient ook niet met het gezag te zijn belast. Daarbij is de onderlinge verstandhouding tussen de ouders slecht. Het gedrag van de vader heeft geleid tot een onherstelbare vertrouwensbreuk. Hij is onbetrouwbaar en onberekenbaar, heeft de moeder vaak bedreigd, trekt zich niets aan van de bij [minderjarige] betrokken mensen en heeft geen oog voor het welzijn van [minderjarige] , hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat de vader [minderjarige] in juni/juli 2020 twee maal onaangekondigd heeft opgewacht bij school. Het is niet mogelijk nog met de vader te communiceren. Dit kan ook niet meer van de moeder worden gevergd. Zij communiceert uitsluitend nog via haar advocaat met de vader. De vader, bij wie sprake is van psychiatrische problematiek, wil met gezamenlijk gezag controle houden over [minderjarige] en de moeder. Er is geen sprake van oprechte betrokkenheid. De vader stelt zijn eigen belang boven dat van [minderjarige] . De vader reageert niet adequaat en constructief op verzoeken van de moeder en zorgverleners, waarmee hij de voortgang frustreert en zijn gezagspositie misbruikt. Dat hij zijn gezagspositie misbruikt, blijkt ook uit het feit dat hij ondanks een rechterlijk verbod daartoe toch contact zoekt met [minderjarige] . Eenhoofdig gezag acht de moeder verder aangewezen, omdat de school van [minderjarige] nu veel tijd en energie kwijt is met de informatievoorziening aan de vader. De moeder wil met gezagswijziging verder voorkomen dat als zij onverhoopt komt te overlijden, de vader [minderjarige] in een instelling plaatst. Gezagswijziging is tot slot nodig om mogelijk te maken dat de vader het recht op omgang met [minderjarige] voor onbepaalde tijd wordt ontzegd. Door de emigratie van de vader is de band tussen hem en [minderjarige] definitief verbroken. [minderjarige] kan vanwege haar ernstige verstandelijke beperking niet op afstand met anderen communiceren en mensen die zij niet ziet, vergeet zij snel. Daarbij houdt zij zich niet bezig met vragen over haar identiteit. [minderjarige] kent de vader dus niet meer en contact met hem heeft voor haar geen toegevoegde waarde. Voorkomen moet worden dat de vader over een jaar – zonder een rechterlijk oordeel vooraf – weer recht zou hebben op contact en haar weer ergens opwacht. Voordat weer tot omgang tussen de vader en [minderjarige] kan worden gekomen, zal de vader zich moeten verdiepen in de problematiek en ontwikkeling van [minderjarige] en zal hij rekening moeten houden met haar extreme behoefte aan voorspelbaarheid en duidelijkheid. Gelet hierop en omdat een rechterlijk verbod ontoereikend is gebleken, verzoekt de moeder om aan het verbod om met [minderjarige] contact te zoeken een dwangsom te verbinden.
3.9.
De vader voert – samengevat weergegeven – het volgende aan.
Er is geen sprake van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders bij gezamenlijk gezag. Niet is gebleken dat de vader gezagsbeslissingen frustreert of misbruik maakt van zijn gezag. Evenmin is gebleken dat het anderszins in het belang van [minderjarige] is dat de moeder het eenhoofdig gezag krijgt. De vader is betrokken bij [minderjarige] en handelt uitsluitend in haar belang. De vader zou graag geïnformeerd worden door de moeder en rechtstreeks met haar willen overleggen. Hij bestrijdt dat hij zich zodanig heeft gedragen dat dit van de moeder in redelijkheid niet meer kan worden gevergd. Hij betwist ook dat psychiatrische problematiek aan communicatie in de weg staat. De vader heeft een goed contact met diverse bij [minderjarige] betrokken professionals. De vader bestrijdt dat gezagswijziging aangewezen is, omdat de school veel tijd kwijt is aan hem. Het is de moeder die gezagsbeslissingen frustreert en misbruik maakt van haar gezag door hem geheel buitenspel te zetten. Vanwege tunnelvisie bij de moeder en het ontbreken van enige zelfreflectie, acht de vader het van groot belang dat hij tegenwicht blijft bieden en zijn input blijft leveren over wat de beste zorg is voor [minderjarige] . Hij heeft niet gezegd dat hij [minderjarige] in een instelling wil plaatsen, maar slechts dat deze optie onderzocht zou moeten worden. Dat de vader momenteel op Aruba woont, is geen reden hem het gezag te ontnemen.
De twee contactmomenten tussen hem en [minderjarige] in juni/juli 2020 betroffen twee zeer korte momenten, waarbij hij zich op geen enkele wijze heeft opgedrongen. De eerste keer was de vader nog niet op de hoogte van het uitgesproken contactverbod; de tweede keer wel. Hij wilde [minderjarige] graag nog zien voordat hij naar Aruba zou vertrekken. De vader erkent dat hij dit niet had moeten doen en zegt toe dat het niet meer zal gebeuren. Het is niet nodig en buiten proportie om een dwangsom aan het contactverbod te verbinden.
De vader verzoekt de door hem verzochte contactregeling vast te stellen. Als de ouders onderling goede afspraken maken en [minderjarige] goed en tijdig wordt voorbereid, zou contact mogelijk moeten zijn en iets kunnen toevoegen voor [minderjarige] . De vader betwist dat hij onvoldoende op de hoogte is van de ontwikkeling van [minderjarige] om voor haar te kunnen zorgen. Daarbij is de vader bereid het contact te laten plaatsvinden in het bijzijn van de moeder of een zorgverlener. Indien zou blijken dat [minderjarige] meer of minder behoefte heeft aan contact met hem, dan zou de regeling in overleg tussen de ouders gedurende het jaar kunnen worden aangepast. De vader verzoekt het hof de rapportage van [naam] af te wachten voordat een beslissing wordt genomen op dit punt. Indien deze rapportage geen dan wel onvoldoende inzicht biedt, verzoekt de vader het hof zelfstandig een deskundigenonderzoek te gelasten.
3.10.
In verweer op het incidenteel appel van de vader voert de moeder het volgende aan.
De moeder is niet bereid de door de vader verzochte bezoekmomenten te faciliteren, omdat het belang van [minderjarige] daar niet mee is gediend en er veel voorbereiding nodig is, waarmee de moeder ook de zorgverleners niet wil belasten. [minderjarige] kent de vader niet meer en dit zal niet veranderen als hij haar slechts een paar keer per jaar kan bezoeken. De voorgestelde regeling voegt voor [minderjarige] niets toe en is te belastend voor haar. De vader is bovendien onvoldoende op de hoogte van de ontwikkeling van [minderjarige] om goed op haar te kunnen inspelen en de benodigde verzorging te kunnen bieden. De vader kan pas weer een plaats krijgen in het leven van [minderjarige] als er een reguliere zorgregeling kan komen, de vader bereid is zijn kennis omtrent de problematiek en ontwikkeling van [minderjarige] te vergroten en hij rekening houdt met [minderjarige] ’ extreme behoefte aan voorspelbaarheid en duidelijkheid. Voor zover de vader opmerkt dat de regeling in overleg tussen de ouders kan worden aangepast, merkt de moeder op dat is gebleken dat overleg tussen hen niet mogelijk is en zinloos. Het verzoek aan het hof om zo nodig zelfstandig een deskundigenonderzoek te gelasten, dient te worden afgewezen. De raad heeft een uitgebreid onderzoek gedaan, wat belastend genoeg was voor alle betrokkenen. Sindsdien zijn de contra-indicaties voor omgang alleen maar sterker geworden, omdat duidelijk is dat de vader niet van plan is naar Nederland terug te komen.
3.11.
De ouders hebben ter mondelinge behandeling van het hof hun standpunten toegelicht.
3.12.
De raad heeft ter mondelinge behandeling geadviseerd een aanvullend raadsonderzoek te gelasten. De raad heeft daartoe het volgende opgemerkt.
Er is sprake van nieuwe informatie. Deze kan zonder nader onderzoek niet goed worden gewogen. Niet kan worden aangegeven of de raad al dan niet achter het eerder gegeven advies staat. De raad acht nader en multidisciplinair onderzoek nodig, waarbij informanten worden gehoord.
De wachttijd is naar verwachting minimaal twee maanden. Voor het uitvoeren van het onderzoek staat drie maanden. Wellicht dat het sneller gaat, omdat het een aanvullend onderzoek betreft, maar dat kan niet worden gegarandeerd.
3.13.
De moeder heeft naar aanleiding van bovengenoemd advies van de raad het volgende opgemerkt.
De moeder heeft liever niet dat er een aanvullend raadsonderzoek wordt gelast. Zij zou graag zien dat er een eind komt aan de procedure. Als er een aanvullend raadsonderzoek wordt gelast, dan verzoekt zij dit onderzoek snel af te ronden. Dit ook omdat het contactverbod dat is opgelegd aan de vader in juni afloopt en de moeder zich grote zorgen maakt dat als de vader in Nederland is hij [minderjarige] weer ergens opwacht. De moeder verzoekt verder om naast het raadsonderzoek niet tevens een ander deskundigenonderzoek te gelasten, zoals de vader verzoekt. Een raadsonderzoek is een onafhankelijk en allesomvattend onderzoek.
3.14.
De vader heeft naar aanleiding van het advies van de raad het volgende naar voren gebracht.
De vader verzoekt – in het geval er een aanvullend raadsonderzoek wordt gelast – ook een deskundigenonderzoek ter zake de omgang te gelasten. Dit is niet nodig als dit punt wordt meegenomen in het raadsonderzoek. Van belang is dat informanten, waaronder de betrokken artsen, worden geraadpleegd. Ook zou moeten worden bezien welke mogelijkheden er zijn bij bijvoorbeeld het logeerhuis om omgang tussen [minderjarige] en hem mogelijk te maken. De vader heeft toegezegd ook als het contactverbod is afgelopen geduld te betrachten en geen contact te zoeken met [minderjarige] .
3.15.
Het hof overweegt het volgende.
3.16.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof zal dan ook de raad verzoeken om een aanvullend onderzoek in te stellen, waarin de meest recente informatie en stukken worden meegenomen, en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
  • Is het advies van de raad over het gezag gewijzigd? Dient het gezamenlijk gezag te worden gehandhaafd, dan wel dient het gezag in het belang van [minderjarige] aan alleen de moeder toe te komen? (Wat zijn de indicaties pro en de indicaties contra?)
  • Kan de raad meer precies aangeven waarom hij in het raadsrapport van 11 december 2019 tot de conclusie kwam dat het risico groot is dat contact/omgang met de vader belastend zal zijn voor [minderjarige] ?
  • Is de raad inmiddels een andere mening toegedaan over contact/omgang tussen de vader en [minderjarige] ?
  • Dient er een contact- dan wel omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] te worden vastgesteld? (Wat zijn de indicaties pro en de indicaties contra? Kan een eventuele belasting voor [minderjarige] (en zo ja hoe) worden beperkt of weggenomen? Wat is verder nodig om eventuele belemmeringen weg te nemen?)
  • In het geval de raad adviseert een contact- dan wel omgangsregeling vast te stellen:
o Welke contact- dan wel omgangsregeling acht de raad in het belang van [minderjarige] aangewezen?
o Hoe kan een contact- dan wel omgangsregeling praktisch worden vormgegeven? Welke personen en/of instanties kunnen hierin worden betrokken? Welke voorbereiding van [minderjarige] en/of de vader is mogelijk en gewenst?
 Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
3.17.
Het hof acht het in ieders belang dat er duidelijkheid komt omtrent de vraag naar het gezag en de vraag naar de contact- dan wel omgangsregeling. Het hof gaat er – zoals ter mondelinge behandeling ook is aangegeven – vanuit dat de raad het aanvullende onderzoek binnen korte termijn zal oppakken. Nu het een aanvulling op een onderzoek betreft zal het – zo neemt het hof aan – ook minder tijd in beslag nemen dan een volledig nieuw onderzoek.
3.18.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak – te rekenen vanaf de mondelinge behandeling, omdat daar is besproken dat de raad in afwachting van onderhavige uitspraak het aanvullend onderzoek intern vast in gang zou zetten – drie maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.19.
Wat de vrees van de moeder betreft dat de vader – als het contactverbod in juni is afgelopen – [minderjarige] weer ergens opwacht als hij in Nederland is, overweegt het hof dat de vader, zelf en bij monde van zijn advocaat, heeft toegezegd dat hij dit niet zal doen.
3.20.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing pro forma aanhouden tot 13 juli 2021.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.16. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 13 juli 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.D.M. Lamers en A.M. Bossink en is op 6 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.