Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennootschap 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats]
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure in hoger beroep
6.De vaststaande feiten
5.Uitvoeren op basis van WVA – Onderwijs
6.Uitvoeringscondities
Erkenning(en) als leerbedrijf realiseren;
(…)
Informeren van klant over de voorwaarden om BBL trajecten uit te voeren
(…)
Verantwoordelijk voor aanleveren van certificaten/diploma’s (…)
en [naam 1] . Ik heb de situatie voorgelegd zoals door jou geschetst. In het kort komt dit hierop neer:
1. De deelnemer volgt de BPV in het kader van:
Artikel 3 Duur en omvang van de BPV
1. (...)
2. (...)
3. De BPV vangt aan op 29-4-2012 en eindigt niet eerder dan 28-4-2013 (...).”
Aanbieden van verplichte programmaonderdelen voor diplomering voor de opleiding MZ niveau 3 en niveau 4; (…)”
- Bijlage 1: Reactie Omring
- Bijlage 2: Reactie Opleidingspartners
- Bijlage 3: Reactie Omring
7.De vorderingen van partijen en de oordelen en beslissingen van de rechtbank
ten aanzien van de vorderingen jegens [de vennootschap 2] en [geïntimeerde 3]:
ten aanzien van de vorderingen jegens [de vennootschap 1]:
ten aanzien van de reconventionele vordering (betaling facturen leerjaar 3):
8.De beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep
(…) Aan de orde is gekomen hoe het nu kon dat Vak en Werkschool wel het traject kon voortzetten. Dat was omdat zij vrijer konden omgaan met het curriculum en de vorm van het onderwijs dan ROC [locatie] . Zij konden dat, omdat zij niet waren gesubsidieerd. Het betekende niet dat Omring geen recht zou krijgen op stagefondsgelden.
met iemand anders van [de vennootschap 1] . Nogmaals: in de gesprekken met [naam 3] ging het steeds over de inhoudelijkheid van de voortzetting van de opleidingen waarvan het eerste jaar net was afgerond, dus de 90.000 nummers.
‘om welke redenen dan ook niet kan beschikken’, hetgeen nog niet, althans niet zonder meer, betekent dat dat reeds het geval was. Nu dat wel zo was, had het op de weg van [de vennootschap 1] , bijvoorbeeld [naam 3] , gelegen om [P&O beleidsadviseur] daar expliciet op te wijzen. Vaststaat evenwel dat dit niet is gebeurd. Het is daarom alleszins begrijpelijk dat [P&O beleidsadviseur] deze clausule heeft opgevat zoals zij heeft gedaan, namelijk als een gebruikelijke clausule voor het geval zich later problemen mochten voordoen. Daarbij acht het hof mede van belang dat in de tussen Omring en Vak en Werk School gesloten overeenkomst zonder enig voorbehoud de MZ 3 en MZ 4 opleidingen worden vermeld met de juiste CREBO-nummers. Ook de met de cursisten gesloten praktijk- en onderwijsovereenkomst zijn geheel toegesneden op de MZ 3 en 4 opleidingen met eveneens vermelding van de daarbij behorende CREBO-nummers.