Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/233088/HA ZA 17/147)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met productie;
- het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 12 maart 2021 namens [appellant] toegezonden productie 24, die
3.Samenvatting
[appellant] heeft [geïntimeerden] verweten dat zij beplanting en een tuinhek hebben verwijderd en een nieuw slot op de tuinpoort naar de achtertuinen hebben gezet, terwijl deze zaken zich bevonden op een strook grond die [appellant] eerder, door verjaring, in eigendom had verkregen. [appellant] vorderde daarom het herstel hiervan in oude staat. Tevens vorderde hij een verklaring voor recht dat de strook grond door verjaring zijn eigendom is geworden.
De rechtbank heeft de vorderingen over en weer afgewezen.
Het hof zal in het hierna volgende deze vordering, net als de rechtbank eerder deed, afwijzen, omdat [appellant] nooit bezitter is geweest van de strook grond.
4.Beoordeling
ondubbelzinnigbezit.