Uitspraak
1.M.E. Beheer B.V.,
Stichting Administratiekantoor M.E. Beheer,
Embo Vastgoed B.V.,
[appellant 4],
[appellant 5],
1.[geïntimeerde 1] ,
Weva Consultants B.V.,
[geïntimeerde 3],
Bo-Investex N.V.,
23.Het tussenarrest van 14 april 2020
24.Het verdere verloop van de procedure
25.De verdere beoordeling
(ii) dat zij de handtekening onder een belangrijk document van 24 december 2002 (notulen van een vergadering) betwistten;
(iii) dat zij een onderzoek wensten naar de financiële administratie van M.E. Beheer.
- een aanzienlijk deel (volgens M.E. Beheer c.s. tijdens de mondelinge behandeling van 12 januari 2021 onvoldoende weersproken: 80%) van de ondernemingsactiviteiten van M.E. Beheer was verkocht, te gelde gemaakt en afgewikkeld en dat
Standpunt 21.23 (1): er was sprake van een onoverkomelijk liquiditeitstekort.Het hof acht gelet op de rapporten en de toelichting van de deskundigen Hoiting en Van Steensel bewezen dat in de zomer van 2005 (nog) geen sprake was van een onoverkomelijk liquiditeitstekort, althans het hof is gelet op deze rapporten en toelichting van oordeel dat [geïntimeerde 1] als bestuurder van M.E. Beheer, zonder nader onderzoek en zonder nader overleg met de erven/certificaathouders, niet mocht uitgaan van een dergelijk onoverkomelijk tekort als grondslag voor de bestreden transacties van 9 augustus 2005. [geïntimeerden] wijst op (juridisch afdwingbare dan wel economisch noodzakelijke) verplichtingen om projecten te financieren. [geïntimeerden] meent dat de deskundige Hoiting deze verplichtingen uit het oog heeft verloren. Dat is naar het oordeel van het hof een onjuiste weergave van het advies van deze deskundige. De deskundige Hoiting heeft niet geconcludeerd dat M.E. Beheer had moeten stoppen met het financieren van dochters (dat zou inderdaad tot grote verliezen hebben kunnen leiden), maar hij heeft wel geconcludeerd dat M.E. Beheer in de zomer van 2005 voldoende tijd en ruimte had om de situatie te managen. Dat betekent dat M.E. Beheer voorlopig geen (volledige) financiering zou verstrekken en met alle betrokkenen, zoals de partners en de erven/certificaathouders, overleg zou voeren, bijvoorbeeld over de mogelijke oplossingen (zoals afspraken met partners of schuldeisers). De deskundige Hoiting ziet voldoende ruimte in de situatie in de zomer van 2005 om langs deze lijnen, naar verwachting, aanzienlijk betere oplossingen te bereiken. Het hof neemt dit advies van de deskundige over een verwerpt het standpunt van [geïntimeerden]
Standpunt 21.23 (2)(a)-(h), (j)-(k): vorderingen oninbaar, schulden wel urgent?Het hof overweegt dat [geïntimeerden] ook hier het advies van de deskundige Hoiting niet juist heeft weergegeven. [geïntimeerden] gaat uit van absolute kwalificaties (oninbaar of niet, urgent of niet?). De deskundige Hoiting heeft een genuanceerder beeld geschetst. In zijn visie was er ook op dit terrein voldoende ruimte in de zomer van 2005 om de situatie te managen. Dat betekent niet dat de (mogelijke) vorderingen direct geheel konden worden geïncasseerd, of de (mogelijke) schulden direct geheel konden worden betaald. De deskundige heeft wel geadviseerd dat het bestuur van M.E. Beheer onderzoek had moeten doen naar de mogelijkheden om (geparafraseerd) alle ballen of de meeste ballen of meer ballen tegelijk in de lucht te houden. Dat hoort volgens de deskundige bij uitstek bij projectontwikkeling. De deurwaarder stond in geen geval voor de deur, aldus de deskundige. De fiscus kon volgens hem naar alle waarschijnlijkheid enige tijd wachten (nog geen aanslag, of beslissing over het pensioenfonds). De erven konden wellicht een substantieel bedrag inbrengen. De partners in België en Duitsland zouden wellicht in overleg bereid zijn een passende, betere oplossing in overweging te nemen. Al deze mogelijkheden moesten volgens de deskundige worden onderzocht. Overleg was geïndiceerd met alle betrokkenen: de partners in België en Duitsland, de inspecteur, de erven/certificaathouders, wellicht ook banken. Dit zijn (met uitzondering van de inspecteur) gelieerde partijen die in een groter geheel samenwerken. Dat biedt ruimte voor overleg. Natuurlijk is het niet goed als bouwprojecten stil liggen, zo heeft de deskundige beaamd in antwoord op kritiek van [geïntimeerden] , maar enige vertraging was zeer wel de moeite waard voor onderzoek en overleg. De deskundige heeft hierbij betrokken dat de bestreden transacties van 9 augustus 2005 zeer ingrijpend waren: verkoop van het grootste deel van de onderneming. Het verwijt aan het bestuur van M.E. Beheer heeft alles te maken met de haast en de timing – de transacties zijn op 9 augustus 2005 uitgevoerd (ongeveer drie weken na het laatste contact met de erven/certificaathouders), het vereiste onderzoek heeft niet plaatsgevonden en het vereiste overleg (in elk geval: specifiek over de voorgenomen transacties en mogelijke alternatieve oplossingen) is niet gevoerd. Het hof neemt de conclusie van de deskundige op deze punten over en verwerpt het standpunt van [geïntimeerden] Het hof herhaalt dat in dit stadium onzeker is of (aanzienlijk betere) alternatieve oplossingen zouden zijn bereikt, indien het bestuur onderzoek zou hebben gedaan. Dat is echter een thema voor de na te melden schadestaatprocedure.
[geïntimeerden] sluit “kruisbestuiving” uit: contante middelen bij de Belgische deelnemingen moesten voor de Belgische projecten worden gereserveerd of aangewend en waren volgens hem in de zomer van 2005 niet vrij beschikbaar voor het project in Duitsland of voor andere doeleinden.
Het hof verwijst naar de overwegingen onder (a) en (b) hiervoor. Het gaat steeds om het aspect van de timing en het managen van de situatie. Het klopt ongetwijfeld wel dat de Belgische deelnemingen niet direct alle contante middelen (die op enig moment ook nodig zouden zijn voor hun eigen projecten) hadden willen opgeven, maar de deskundige ziet voldoende ruimte voor onderzoek en overleg met alle betrokkenen, inclusief de Belgische partner [geïntimeerde 3] , en vindt dat er een reële kans was op een betere oplossing. Het hof neemt deze conclusie over en verwerpt het standpunt van [geïntimeerden]
[geïntimeerden] betoogt dat dergelijke planningen wel degelijk zijn opgemaakt, maar dat de erven/certificaathouders geen toegang hebben willen verlenen tot het kantoor waar de planningen beschikbaar waren, na een arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden in het voordeel van de erven/certificaathouders.
Het hof verwerpt dit standpunt omdat [geïntimeerden] niet aan de hand van concrete feiten heeft toegelicht dat hij ooit heeft verzocht toegang te mogen hebben tot het kantoor. Hij heeft zich aldus niet de vereiste redelijke inspanningen getroost om de liquiditeitsplanningen te kunnen aanleveren bij de deskundigen. Zijn standpunt is dan ook onvoldoende onderbouwd.
[geïntimeerden] beschrijft het commerciële risico van het pand in [plaats] en de (juridisch afdwingbare dan wel commercieel noodzakelijke) verplichtingen voor projecten in Duitsland en in België en de kosten voor een project in België. Hij vindt dat hij niet anders kon beslissen dan tot verkoop van de Belgische deelnemingen en Robex, zoals is gebeurd bij de bestreden transacties van 9 augustus 2005.
Het hof verwerpt dit standpunt om de redenen die hiervoor al zijn uiteengezet. Het gaat steeds om het aspect van de timing en het managen van de situatie. De optelsom van alle verplichtingen en kosten levert inderdaad een complexe situatie op, maar het was niet noodzakelijk aan al die verplichtingen direct te voldoen. De deurwaarder stond niet op de stoep. Schuldeisers stonden niet klaar een faillissement aan te vragen. De deskundige Hoiting ziet voldoende ruimte om in een dergelijke situatie betere oplossingen te bereiken, zoals hiervoor is overwogen.
Het hof merkt hierbij op dat een bankfinanciering in de orde van grootte van € 7 miljoen kort na de bestreden transacties van 9 augustus 2005 wel mogelijk is gebleken, zoals M.E. Beheer c.s. onweersproken heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling van 12 januari 2021. [geïntimeerden] is niet voldoende ingegaan op de vraag waarom en hoe die financiering toen wel mogelijk was, maar vóór de bestreden transacties (volgens hem) niet mogelijk was. Niets is aangevoerd over wezenlijke nieuwe feiten, zoals een zeer kapitaalkrachtige nieuwe partner of nieuwe zekerheden. Integendeel, [geïntimeerde 3] heeft het Belgische project bij die transacties verworven en M.E. Beheer c.s. stelt onweersproken dat hij in die periode bepaald niet kapitaalkrachtig was. Daarom is het standpunt van [geïntimeerden] dat bankfinanciering in de zomer van 2005 niet mogelijk was, niet voldoende onderbouwd. Zoals hiervoor is overwogen, gaat het er in de kern om dat het bestuur van M.E. Beheer op wezenlijke punten zoals een bankfinanciering onvoldoende onderzoek heeft gedaan en onvoldoende overleg heeft gevoerd met alle betrokkenen, inclusief de erven/certificaathouders. [geïntimeerden] is wel uitvoerig ingegaan op bepaalde problemen in de onderneming (onder meer op financieel terrein en in de relaties met banken), waardoor volgens hem nieuwe bankkredieten uitgesloten waren. Deze standpunten, als die al komen vast te staan, nemen niet weg dat [geïntimeerde 1] het vereiste overleg niet heeft gevoerd. Het thema van financiële problemen kan wel aan de orde komen in de na te melden schadestaatprocedure.
Echter, naar het oordeel van het hof is onweersproken dat dat voor [bestuurder M.E. Beheer] een verkoopprijs was (de waarde die de onderneming daarvoor minimaal wilde hebben in de markt). Die opvatting van [bestuurder M.E. Beheer] kan daarom niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, als rechtvaardiging worden gebruikt voor de prijs in het kader van een transactie waarbij de grond aan M.E. Beheer (dus de holding van de onderneming zelf) wordt verkocht. Het hof verwerpt dit standpunt van [geïntimeerden]
Het hof verwerpt ook dit standpunt. Het klopt wel dat de waardering van de grond, bezien vanuit deze invalshoek, wellicht niet veel toevoegt aan de verwijten. Maar de waardering onderstreept de verwijten wel. Het gaat bij de verwijten om het algehele effect van de transacties en om het ontbreken van voldoende onderzoek en voldoende overleg met alle betrokkenen, zoals meermalen hiervoor is overwogen.
I-II bevoegdheid
VI, VIII-IX, XI-XII: de transacties
XIII-XIV: schadevergoeding
XV-XX: proceskosten, afwijzing en reconventie
26.De uitspraak
Van Heesbeen: € 952,88 inclusief btw;