ECLI:NL:GHSHE:2021:1328

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
200.282.279_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactregeling en onderzoek naar de belangen van minderjarigen in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om een contactregeling met zijn vijf minderjarige kinderen, die hij sinds geruime tijd niet heeft gezien. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het in strijd is met de belangen van de kinderen om contact met de vader te dwingen, gezien de grote weerstand die de kinderen tegen contact met hem hebben. De vader betwist deze weerstand en vraagt om begeleid contact, terwijl de moeder zich verzet tegen contact en stelt dat de vader zelf verantwoordelijk is voor de weerstand van de kinderen door zijn gedrag. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de kinderen gehoord, en het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is over de redenen voor de weerstand van de kinderen. Het hof verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden voor contactherstel en de belangen van de kinderen. De verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden tot de resultaten van dit onderzoek bekend zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team Familie- en Jeugdrecht
Uitspraak : 29 april 2021
Zaaknummer : 200.282.279/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/345891 / FA RK 19-2015
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats]
,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.S.Th.H. Ruijters,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.G.J. de Vries.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] (Somalië);
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (Somalië);
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (Somalië);
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (Somalië);
  • [minderjarige 5] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 juli 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties van 18 augustus 2020 heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen primair dat de vader gerechtigd is tot begeleid contact met de minderjarige kinderen gedurende één uur per week dan wel gedurende een door het gerechtshof in goede justitie te bepalen duur en frequentie, subsidiair dat de raad een onderzoek doet naar de vraag of en zo ja, welke contactregeling in het belang is van de kinderen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties van 6 oktober 2020 heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de vader in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Ruijters en L. Warsame als tolk;
  • de moeder, bijgestaan door mr. De Vries en M. Bashir als tolk;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter heeft op 22 maart 2021 met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] gesproken, buiten aanwezigheid van de ouders en de raad. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2021 heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 juni 2019;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 oktober 2019;
  • het V6-formulier van 4 september 2020 met bijlagen van mr. Ruijters;
  • het V8 formulier van 11 maart 2021 van mr. Ruijters;
  • het V8-formulier van 11 maart 2021 van mr. De Vries.
2.6.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft mr. De Vries op verzoek van het hof een kopie van het bewijs van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand ’s-Gravenhage toegezonden, ontvangen bij het hof op 25 maart 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 10 oktober 2003 te [plaats] , Somalië, met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] geboren.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 20 november 2019 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 10 maart 2020 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
In voornoemde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank een voorlopige contactregeling vastgesteld, waarbij de vader eenmaal per twee weken gedurende twee uur contact heeft met alle vijf de kinderen. De contactmomenten zullen door een vrijwilliger van BOR Humanitas worden begeleid, alwaar partijen zich moeten aanmelden. De rechtbank heeft verder bepaald dat de definitieve beslissing op het verzoek tot vaststelling van een contactregeling wordt aangehouden.
3.4.
Bij de bestreden beschikking van 9 juli 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat, gelet op de grote en aanhoudende weerstand die de kinderen hebben tegen contact met hun vader, het in strijd is met zwaarwegende belangen van de kinderen om nu, tegen de wil van de kinderen in, te bepalen dat er contact zal zijn tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter wijst het zelfstandig verzoek van de vader om een contactregeling te treffen af.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vader betwist dat alle vijf de kinderen grote en aanhoudende weerstand hebben tegen contact met hem. Hij merkt op dat BOR Humanitas niet met de kinderen heeft gesproken, maar zich baseert op informatie afkomstig van [instantie] . De inhoud van deze gesprekken is door [instantie] niet gedocumenteerd en niet duidelijk is op welke wijze [instantie] heeft gesproken met de kinderen. De rechtbank heeft de oudste drie kinderen gehoord en ook weerstand gemerkt bij de kinderen, maar desondanks overwoog de rechtbank aanvankelijk dat dit niet aan contact met de vader in de weg staat. De vader voert aan dat de keuze om al dan niet contact met hem te hebben niet aan de kinderen zelf kan worden overgelaten, zeker niet daar waar het de jongste kinderen betreft. Daar komt bij dat op geen enkele wijze blijkt of de moeder de kinderen heeft gestimuleerd om contact met hun vader te hebben. Omdat er geruime tijd geen contact heeft plaatsgevonden en er sprake is van mogelijke weerstand bij (enkele van) de kinderen, stelt de vader in eerste instantie begeleid contact bij het omgangshuis voor. Subsidiair acht hij een onderzoek door de raad geïndiceerd naar de vraag of en zo ja welke contactregeling in het belang is van de kinderen.
3.7.
De moeder voert aan dat de vader door zijn gedrag zelf heeft veroorzaakt dat de kinderen een grote en aanhoudende weerstand tegen contact met hem hebben. Hij schreeuwt, slaat, spreekt negatief over de moeder en onderneemt niets leuks met de kinderen. Ook eist hij een bepaalde kledingstijl van de kinderen die hen niet aanspreekt en heeft hij zonder toestemming geld van de rekening van één van de kinderen gehaald. De moeder heeft vorig jaar nog moeten procederen omdat de vader geen toestemming wilde verlenen voor het verkrijgen van een paspoort voor [minderjarige 1] en een identiteitsbewijs voor [minderjarige 5] . Dit gaat niet onopgemerkt voorbij aan de kinderen en draagt bij aan de weerstand die zij hebben tegen het contact met hun vader. De vader zal de hand in eigen boezem moeten steken en zijn autoritaire agressieve gedrag moeten wijzigen. Dit zal er aan kunnen bijdragen dat er in de toekomst contactherstel mogelijk is. De moeder zal het contact tussen de kinderen en hun vader nimmer in de weg staan. Op dit moment worden de kinderen echter overvraagd en zij zal hen niet dwingen. De moeder voelt niets voor een raadsonderzoek.
3.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad het volgende geadviseerd. Het verslag van BOR Humanitas -waar de rechtbank in de bestreden beschikking naar verwijst- vindt de raad beperkt en summier. De beslissing van de rechtbank is ingrijpend en de raad stelt daarom een onderzoek voor. Met een onderzoek kunnen de mogelijkheden en belemmeringen in kaart worden gebracht, kan er worden geadviseerd over (eventuele) hulpverlening en wordt ook [minderjarige 5] een stem gegeven. De raad vindt begeleid contact, zoals de vader primair verzoekt, op dit moment niet aan de orde. Er is al ruim anderhalf jaar geen contact tussen de vader en de kinderen en er zal eerst een advies door de raad moeten worden uitgebracht.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank en op dezelfde gronden van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
3.9.2.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank verwezen naar het eindverslag van BOR Humanitas. Het betreft een e-mailbericht van 13 februari 2020 aan beide ouders, waarin wordt verwezen naar gesprekken met de kinderen door een betrokken medewerker van [instantie] . Net als de raad is het hof van oordeel dat het eindverslag van BOR Humanitas uiterst summier is. Het verslag vermeldt enkel dat uit de gesprekken met de kinderen is gebleken dat de kinderen los van elkaar aangeven dat zij geen behoefte hebben om in contact te komen met hun vader. Niet duidelijk is wanneer en op welke wijze er is gesproken met de kinderen, op welke wijze de medewerker van [instantie] is betrokken bij de kinderen en/of de vader en moeder. Er zijn geen gespreksverslagen bijgevoegd. Het is het hof duidelijk ook op grond van het eigen gesprek met de kinderen dat zij, althans in ieder geval [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] , veel weerstand hebben tegen contact met hun vader, maar niet voldoende duidelijk is geworden waar deze weerstand vandaan komt. De kinderen en de moeder spreken over huiselijk geweld; de vader spreekt dit tegen. Er is geen hulpverlening betrokken (geweest) in het gezin en over eventuele problematiek binnen het gezin is niets gedocumenteerd. Op grond van de huidige, beschikbare informatie acht het hof zich onvoldoende voorgelicht om een goede beslissing te kunnen nemen. Het hof acht het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat er een onderzoek door de raad zal worden verricht.
3.9.3.
Het hof verzoekt de raad om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren over de volgende vragen:
welke mogelijkheden zijn er voor contactherstel en hoe dient een eventueel contactherstel zich verder te ontwikkelen qua vorm en frequentie?
is het voor een eventueel contactherstel noodzakelijk dat er professionele begeleiding wordt ingezet en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/begeleiding kan worden gedacht?
zijn er contra-indicaties voor contact en/of zijn er bezwaren die aan het recht op contact in de weg staan?
zo ja, wat acht de raad nodig om deze belemmeringen weg te nemen?
is de moeder voldoende in staat om het contact tussen de vader en de kinderen te ondersteunen?
welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in het kader van de voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
3.9.4.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak zes maanden aanhouden om de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.9.5.
Het hof ziet geen mogelijkheden voor een (tijdelijke) contactregeling voor de periode waarin de behandeling van de zaak wordt aangehouden. Het is noodzakelijk dat eerst het advies van de raad wordt afgewacht. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hebben bij het hof duidelijk kenbaar gemaakt dat zij geen contact wensen met hun vader en er moet eerst worden onderzocht waar deze weerstand vandaan komt. Daarnaast is er al geruime tijd geen contact geweest tussen de vader en de kinderen, zodat het van belang is dat een (eventueel) contactherstel zorgvuldig tot stand wordt gebracht. Het hof ziet geen aanleiding ten aanzien van [minderjarige 5] anders te oordelen.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden tot
29 oktober 2021.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.9.3. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 29 oktober 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.P. de Beij en E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.