ECLI:NL:GHSHE:2021:1295

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
20-002803-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal tot een gevangenisstraf van twee weken. Daarnaast is de voorwaardelijke straf van twee maanden, opgelegd in een eerdere zaak, ten uitvoer gelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in zijn hoger beroep, omdat dit tardief zou zijn ingesteld.

De verdediging heeft betoogd dat de overschrijding van de appeltermijn verschoonbaar is, omdat de verdachte in de periode van de dagvaarding met persoonlijke problemen kampte en niet op de hoogte was van de terechtzitting. Het hof heeft echter vastgesteld dat de dagvaarding op 20 juni 2019 aan de verdachte is uitgereikt en dat er geen bewijs is dat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting op 18 juli 2019.

Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat het hoger beroep pas na de wettelijke termijn is ingesteld. De beslissing van het hof is op 14 april 2021 uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002803-19
Uitspraak : 14 april 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 18 juli 2019 met parketnummer
02-147301-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer
02-008741-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Nieuwegein, locatie Zeist te Soesterberg.
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Voorts heeft de politierechter gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 20 maart 2019 aan de verdachte was opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-008741-19 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 2 maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep nu dit tardief is ingesteld.
De verdediging heeft verzocht verdachte wel ontvankelijk in diens hoger beroep te verklaren.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de overschrijding van de appeltermijn verschoonbaar is. Daartoe is aangevoerd dat het in de periode van de uitreiking van de dagvaarding slecht met de verdachte ging en dat hij op allerlei gebieden problemen ondervond. De verdachte heeft de dagvaarding wel gekregen en waarschijnlijk niet gelezen. Hij was derhalve feitelijk niet op de hoogte van de terechtzitting van 18 juli 2019. Tijdens een volgende detentie, op 2 september 2019, is het vonnis aan de verdachte betekend en is hij daarvan op de hoogte geraakt. De verdediging heeft het hof verzocht om in het kader van de appeltermijn van deze datum uit te gaan. In dat geval heeft de verdachte tijdig hoger beroep ingesteld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de dagvaarding voor de terechtzitting in eerste aanleg op 20 juni 2019 aan de verdachte in persoon is uitgereikt. Het hof heeft in het dossier noch in het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep aanknopingspunten gevonden voor de stelling van de verdediging – kort gezegd – dat de verdachte zodanig het spoor bijster was dat hij niet op de hoogte was of had kunnen zijn van de terechtzitting van 18 juli 2019. Het hof gaat daaraan derhalve voorbij. De politierechter heeft op 18 juli 2019 ook vonnis gewezen. Gelet hierop, kon de verdachte volgens de wet gedurende veertien dagen na 18 juli 2019 tegen het vonnis hoger beroep instellen. Het hoger beroep is eerst na het verstrijken van die termijn ingesteld, immers op 6 september 2019.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en is van oordeel dat geen sprake is van een verschoonbare overschrijding van de termijn. De verdachte is derhalve niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 14 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van der Bijl is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.