ECLI:NL:GHSHE:2021:1295
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal tot een gevangenisstraf van twee weken. Daarnaast is de voorwaardelijke straf van twee maanden, opgelegd in een eerdere zaak, ten uitvoer gelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in zijn hoger beroep, omdat dit tardief zou zijn ingesteld.
De verdediging heeft betoogd dat de overschrijding van de appeltermijn verschoonbaar is, omdat de verdachte in de periode van de dagvaarding met persoonlijke problemen kampte en niet op de hoogte was van de terechtzitting. Het hof heeft echter vastgesteld dat de dagvaarding op 20 juni 2019 aan de verdachte is uitgereikt en dat er geen bewijs is dat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting op 18 juli 2019.
Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat het hoger beroep pas na de wettelijke termijn is ingesteld. De beslissing van het hof is op 14 april 2021 uitgesproken in een openbare zitting.