In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de ouders van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2007. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.H.A.J. Slaats, hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 juli 2020 te vernietigen. De rechtbank had eerder bepaald dat er geen omgangsregeling tussen de ouders en [minderjarige] mocht plaatsvinden zolang de traumatherapie van de minderjarige nog loopt. De ouders zijn van mening dat het contact hersteld moet worden, terwijl de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming van mening zijn dat omgang schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige].
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2020 is de minderjarige niet verschenen, maar haar mening is wel gerespecteerd. De GI heeft aangegeven dat de traumabehandeling van [minderjarige] nog niet is afgerond en dat contact met de ouders op dit moment niet in haar belang is. Het hof heeft de argumenten van de ouders, de GI en de Raad gewogen en is tot de conclusie gekomen dat het in strijd met de belangen van [minderjarige] zou zijn om een omgangsregeling vast te stellen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat en de noodzaak van een ongestoord verloop van haar behandeling wordt benadrukt.