Parketnummer : 20-000627-19
Uitspraak : 26 april 2021
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 28 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-879421-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van een poging tot moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van het voorarrest, en is voorts de maatregel van TBS met bevel tot verpleging opgelegd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is toegewezen tot een bedrag van € 28.000,00, bestaande uit € 25.000,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2015 en de kosten van tenuitvoerlegging, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsmiddelen en met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat die vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 38.890,00, bestaande uit € 35.890,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Subsidiair is betoogd dat bij een bewezenverklaring door het hof niet tot de oplegging van een TBS-maatregel kan worden overgegaan. Voorts is verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2015 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels/patronen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft afgevuurd (waarbij die [slachtoffer] door een schampschot aan een arm werd geraakt) en/of een- of meermalen de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald terwijl hij, verdachte, daarbij dat vuurwapen (telkens) op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 april 2015 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen een kogel in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft afgevuurd (waarbij die [slachtoffer] door een schampschot aan een arm werd geraakt) en meermalen de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald terwijl hij, verdachte, daarbij dat vuurwapen telkens op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 2 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [slachtoffer] (voornaam: [slachtoffer] ), wonende aan [adres] in Oss, p. 43-46:
Ik wil aangifte doen van poging moord.
Ik ben de eigenaresse van een autorijschool genaamd [rijschool] .
Gisteren, 31 maart 2015, kreeg ik omstreeks 18.00 uur of 19.00 uur, iemand aan de telefoon.
Die persoon noemde zich ‘ [X] ’. ‘ [X] ’ zei meteen dat hij een afspraak wilde maken om te lessen. Als adres gaf hij op [adres] in Oss. Hij zei dat ik achter op de parkeerplaats moest komen. Ik heb geen idee hoe hij aan mijn nummer kwam want op mijn lesauto staat een ander nummer. Via internet is wel het goede nummer te achterhalen.
Ik vond dat ‘ [X] ’ met een vreemde stem sprak. Het klonk een beetje nasaal. Ik vond het ook vreemd dat hij in het gesprek niks vroeg over de prijs en dat hij niet eerst een proefles wilde.
Ik werd door ‘ [X] ’ zelf terug gebeld en hij vroeg naar de prijs. ‘ [X] ’ sprak met mij af dat hij een pakket wilde. Hij vroeg aan mij wanneer ik
(het hof begrijpt: hij)dat kon komen betalen. Ik zei dat ik morgen, dus 1 april 2015, om 20.15 uur thuis zou zijn. ‘ [X] ’ gaf aan dat hij dan om 20.15 uur bij mij zou zijn.
Ik vertelde mijn moeder over de telefoongesprekken die ik met ‘ [X] ’ had gehad. Ik vertelde haar dat ik een aantal dingen zo vreemd vond. Omdat deze gesprekken zo vreemd verliepen besloot ik om ook voor vandaag
(het hof begrijpt: 1 april 2015)mijn moeder op bezoek te vragen.
Omstreeks 19.45 uur kwam ik thuis. Mijn moeder zat bij mij op de bank. Mijn dochter van 8 jaar was ook thuis en zij zat boven in bad. Volgens mij is het dan 20.05 uur als de bel van mijn voordeur gaat. Ik deed de voordeur open. Ik zag dat er een man bij de voordeur stond. Ik hoorde dat de man zei: "Ik kom betalen". Ik zei: "Dat klopt kom maar binnen". De man volgde mij en ging in de woonkamer ter hoogte van de eethoek staan.
Ik ging naar boven toe om mijn agenda te pakken. Daarna kwam ik weer beneden. Ik zei tegen de man dat ik uit mijn kantoor nog even een pen ging pakken. Ik draaide mij op dat moment om en zei tegen de man: "Je mag wel gaan zitten". Op het moment dat ik mij omdraaide zag ik dat de man een pistool vast had en keek ik recht in de loop van het pistool. Op datzelfde moment haalde de man ook de trekker van het pistool over. Ik hoorde namelijk een knal en ik voelde een soort luchtdruk op mijn buik. In een reactie dook ik op de bank in elkaar. Ik keek op naar de man om te kijken wat er nog meer zou komen. Ik zag dat de man met twee handen het pistool vast had en dat hij meerdere malen de trekker overhaalde. Ik zag dat het pistool niet af ging.
De man vluchtte mijn woning uit. Ik ging de man achterna. Ik zag dat hij mijn voordeur uit
rende en rechtsaf ging. Ik zag dat de man daarna weer meteen rechts ging de eerste
brandgang in. Daarna ben ik hem uit het oog verloren.
Terwijl ik met 112 aan het bellen was ben ik terug naar huis gelopen. Thuis zag ik dat er in de woonkamer een magazijn van een pistool op de grond lag. Ik zag aan de achterkant ervan een kogel zitten. Ik zag ook rechts voor de kast een kogel liggen. Op dat moment zag ik dat ik was geraakt door het eerste schot. Ik zag op mijn rechter onderarm een wondje zitten en wist toen dat de kogel mij geschampt moest hebben.
Signalement van de dader: Het was een blanke man. Hij was ongeveer 1.70 à 1.75 m lang. Hij was ongeveer 30 à 35 jaar oud. Ik vind dat wel moeilijk om te schatten. Hij droeg een donkerkleurig of zwart petje. Hij had een donkere korte jas, mogelijk een zogenaamd bomberjack. Hij droeg een lichtere broek dan zijn jas.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 2 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 34-37:
Op 1 april 2015 omstreeks 20.13 uur hoorden wij een melding van het Operationeel
Centrum dat een woningoverval had plaatsgevonden op het adres [adres] te Oss. Er zou hierbij zijn geschoten.
Wij kwamen als eerste eenheid ter plaatse en troffen voor de woning op straat de meldster,
welke later bekend werd als [slachtoffer] , samen met haar moeder. We zijn samen met [slachtoffer] en haar moeder de woning binnen gegaan.
Wij zijn doorgelopen naar de woonkamer. Wij zagen dat een patroonhouder met daarin patronen op de grond lag tussen de eettafel en de bank in. Wij zagen dat er in de bank een gat zat. Dit is mogelijk veroorzaakt door het inschot van de patroon. Wij zagen dat er een
huls lag naast de bank.
Wij hoorden dat [slachtoffer] verklaarde dat ze een rijschool bezat. Wij hoorden dat ze gisteravond, 31 maart 2015, telefonisch contact had gehad met een man die zich uitgaf als ‘ [X] ’. [slachtoffer] was benaderd door ‘ [X] ’ met het telefoonnummer [1124]
.
Wij hoorden dat ze vanavond omstreeks 20.15 uur een afspraak had met deze ‘ [X]
’ voor het betalen van een lespakket voor autorijlessen en het maken van een vervolg
afspraak. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat ze over deze afspraak al een vreemd gevoel had en daarom haar moeder had gevraagd om aanwezig te zijn.
Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat ze omstreeks 20.05 uur de deurbel hoorde, dat ze deur had geopend en een voor haar onbekende man zag staan. Deze man stelde zich voor als ‘ [X] ’. Wij hoorden dat ze de man had binnengelaten. Op de bank zat de moeder van [slachtoffer] . Wij hoorden dat [slachtoffer] de agenda vanaf de eerste verdieping moest halen. We hoorden dat de moeder van [slachtoffer] zei dat de man steeds met zijn rug in haar richting bleef staan. Op het moment dat [slachtoffer] weer de woonkamer binnenkwam met haar agenda, vroeg ze of de man even wilde gaan zitten. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat de man een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op haar richtte. Wij hoorden dat [slachtoffer] en de moeder een knal hoorden en dat [slachtoffer] druk voelde in haar buik aan haar linkerzijde. Wij hoorden dat [slachtoffer] op het moment dat ze het wapen zag haar armen voor haar bovenlichaam hield en wegdraaide van de man. Wij hoorden en zagen dat [slachtoffer] een wond had op haar rechteronderarm ten gevolge van het schot. Wij zagen dat de wond de vorm had van een streep. Wij zagen dat de wond ongeveer 2 centimeter groot was. Wij hoorden dat [slachtoffer] meerdere malen geklik hoorde afkomstig van het vuurwapen.
Nadat [slachtoffer] het geklik hoorde, heeft de man via de voordeur de woning verlaten. [slachtoffer] is achter de man aangegaan. De man is kijkende vanuit de voordeur rechtsaf geslagen. De man is voor het speelveldje rechtsaf geslagen. De man is langs het veldje gerend in de richting van de [adres] te Oss. Daar is [slachtoffer] de man uit het oog verloren.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, opgemaakt d.d. 5 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [slachtoffer] , p. 47-56:
Verbalisanten: Wij hebben nog een aantal vragen over de schietpartij die heeft
plaatsgevonden in jouw woning aan de [adres] te Oss op 1 april 2015. Op welk telefoonnummer heeft ‘ [X] ’ jouw gebeld?
Aangeefster: Op mijn eigen telefoonnummer: [nummer] .
Verbalisanten: Wij hebben jouw telefoon, een Apple iPhone, uitgelezen. In de telefoon staat dat jij 6 minuten en 48 seconden belt naar 112. Door de meldkamer van de politie is vastgelegd dat je om 20.13 uur naar 112 belt.
Verbalisanten: Hoe heeft [X] het pistool vast?
Aangeefster: Ik zag dat ‘ [X] ’ het pistool op mij gericht had. Ik zag dat ‘ [X] ’ zijn arm gestrekt met het wapen in zijn hand op mij gericht hield. Ik keek recht in de loop. De afstand tussen mij en ‘ [X] ’ was ongeveer 1,5 meter. Ik zag dat hij met twee gestrekte armen het wapen in zijn handen vasthield en waarschijnlijk probeerde te schieten, maar wat niet lukte.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 2 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [moeder van slachtoffer] ,
Ik ben de moeder van [slachtoffer] . Gisteren vertelde [slachtoffer] dat er een man of jongen gebeld had die autorijles wilde volgen. [slachtoffer] vroeg mij aanwezig te zijn omdat ze het niet vertrouwde. De man had met [slachtoffer] afgesproken dat hij 20.15 uur op woensdagavond zou komen. Vandaag woensdag 1 april 20.05 uur belde er een persoon aan. [slachtoffer] deed open en zei dat de man binnen mocht komen. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat ze even naar boven zou lopen om haar agenda te pakken. Ik zat op de hoekbank. Ik zag dat de man zijn hand in zijn jas stak ter hoogte van zijn schouder en borst, een beetje daar tussen in. Hij hield zijn hand daar. Ik zag [slachtoffer] van de trap komen en de kamer in lopen. Ik hoorde dat [slachtoffer] tegen de man zei dat hij even mocht gaan zitten, dat ze een pen moest pakken. Op dat moment zie ik dat de man een wapen in zijn hand heeft en deze richt op [slachtoffer] . Ik hoorde dat de man met het wapen zeker 1 keer schoot. De man hield het wapen gericht op [slachtoffer] . Ik zag dat de man dit met gestrekte arm deed en bleef richten op [slachtoffer] . Ik zag dat de man de trekker bleef overhalen. Ik heb maar 1 schot gehoord. Ik zag dat de man bleef klikken maar er kwam verder niets meer uit. Ik zag dat [slachtoffer] naar haar buik greep en naar mij toe dook.
5.
Het proces-verbaal buurtonderzoek, opgemaakt d.d. 3 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten, p. 66-70:
Op 2 april 2015 is er in de omgeving van de [adres] te Oss een buurtonderzoek ingesteld, naar aanleiding van een poging liquidatie aan de [adres] te Oss, gepleegd op 1 april 2015 omstreeks 20.05 uur.
[adres] : Bewoonster heeft afgelopen maandag of dinsdag
(het hof begrijpt: 30 of 31 maart 2015)een manspersoon in de straat gezien. Volgens betrokkene hoort hij daar niet thuis. Dit was omstreeks 11.30 uur. Signalement: zwarte bodywarmer, spijkerbroek, petje (donker), vermoedelijk grijze trui, blank, 1.70-1.75 m lang, 40 - 45 jaar. Persoon had een zonnebril op, betrokkene vond dit wel vreemd omdat er geen zon scheen.
6.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 3 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [getuige] , p. 72-75:
Verbalisanten: Vertelt u eens, waar was u in de avond van 1 april 2015.
Getuige: Ik was bij mijn ouders te Oss geweest, ben rond een uur of 20.00 naar buiten gegaan en met mijn scootmobiel mijn route gereden naar huis. Ik reed de [adres] in via de [adres] . Ik pak de tweede afslag, ook de [adres] . Ik ga de bocht om en ik zag een man mij tegemoet lopen. Hij liep hard. Hij keek zo benauwd. De man rende mij voorbij. Ik reed weer verder met mijn scootmobiel en dan rij ik een brandgang in. Deze brandgang komt weer uit op de [adres] . Op de hoek met de [adres] stond de moeder van een vrouw die daar woont. Ik hoorde deze vrouw schreeuwen: mijn dochter is neergeschoten en dat er iemand moest komen.
Verbalisanten: De man die u ziet rennen, hoe zag hij eruit?
Getuige: Hij was korter dan mijn man. Mijn man is 1.83. Deze man was kleiner. Hij had een winterjas aan. De jas was vol. Volgens mij was het gewoon een Hollandse man.
Verbalisanten: Kunt u iets vertellen over de leeftijd?
Getuige: Ja, ik denk dat hij jonger is dan ik, ik ben 48. Hij zal niet veel jonger zijn dan
ik. Het was in ieder geval geen twintiger of dertiger.
7.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 8 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [getuige] , p. 92-94:
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
O: opmerking verbalisant
V: U bent uitgenodigd voor verhoor in verband met het incident wat heeft plaatsgevonden op 1 april 2015 op de [adres] in Oss.
A: Ik zat binnen in de woonkamer en zag buiten een man. Deze man kwam vanuit de richting [adres] en het was iemand die ik niet kende. Een tijdje later zag ik die man vanaf het speeltuintje komen. Even daarna kwam de man weer vanaf de [adres] en even later kwam de man rennend langs het huis.
V: Op welke dag was dit wat u nu vertelt?
A: Dat was op 1 april.
V: Hoe laat was het dat u die man de eerste keer zag?
A: Ik denk iets van 19.30 uur de eerste keer. Het wegrennen van de man dat was ergens tussen 20.00 uur en 20.30 uur.
V: Zijn uiterlijk?
A: Hij is kleiner dan ik en ik ben 1.78 meter. De man had een pet op. Hij droeg blauw grijsachtige bovenkleding; het leek mij geen jas. Hij had een blank uiterlijk.
V: Wat kunt u vertellen over de leeftijd van de man?
A: 35 tot iets over de 40.
8.
Het los opgenomen proces-verbaal van bevindingen, proces-verhaalnummer 419, opgemaakt d.d. 25 mei 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] :
Signalement/lichaamskenmerken verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1971.
Registratiedatum: 8 maart 2017.
Lengte: 1.75
Uiterlijk: blank.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen mastlocaties dader telefoon, opgemaakt d.d. 13 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 125-126:
Uit inlichtingen bij CIOT en OPTA werd bekend dat het telefoonnummer [1124] ,
waarmee de dader naar aangeefster [slachtoffer] belde, een prepaid nummer is zonder tenaamstelling. Het nummer is afgegeven door Vodafoon
(het hof begrijpt: Vodafone). Uit historische verkeersgegevens van genoemd 06-nummer bleek dat het nummer voor het eerst in gebruik is genomen op 31 maart 2015 te 16.30 uur. Op dat moment werd de mast op Nijnoord
(het hof begrijpt: Nijenoord)in Utrecht aangestraald.
Analyse mastrichting
Contact 1: Dit vond plaats op 31 maart 2015 18.48.40 uur voor de duur van 273 seconden.
Contact 2: Dit vond plaats op 31 maart 2015 19.07.39 uur voor de duur van 172 seconden.
Contact 3: Dit vond plaats op 1 april 2015 20.24.08 uur.
Contact 1 en 2 waren reguliere gesprekken tussen [slachtoffer] en de persoon zich noemende [X] . Contact 3 werd per ongeluk door de dienstdoende agent gemaakt.
Contact 1: Het genoemde 06-nummer maakte gebruik van de mast welke is geplaatst op de
[adres] Oss. Uit de analyse is te concluderen dat de gebruiker van het genoemde telefoonnummer zich bevond in een straal van ongeveer één kilometer zichtlijn
(het hof begrijpt: hemelsbreed)van de plaats delict, [adres] te Oss.
Contact 2: Het genoemde 06-nummer maakte gebruik van de mast welke is geplaatst in de nabijheid van het ter plaatse gelegen tankstation De Gagel, Dassenbaan 1 te Schaijk. Gezien de zendrichting was de gebruiker van het 06-nummer op weg om Oss te verlaten.
Contact 3: Het genoemde 06-nummer maakte gebruik van de mast welke is geplaatst op de
Maasdijk 46 Ravenstein. Gezien de zendrichting was de gebruiker van het genoemde 06-nummer zich aan het verplaatsen over de Maas richting knooppunt Bankhoef.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 27 mei 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 130-135:
Bij provider Vodafoon
(het hof begrijpt: Vodafone)werden gegevens gevorderd inzake de in gebruik zijnde SIM-kaart met het telefoonnummer: [1124] . Het onderzoeksteam kreeg van voornoemde provider het antwoord dat de SIM-kaart op 5 maart 2015 door Vodafoon was uitgeleverd aan de onderneming: Belcompany, gevestigd aan de [adres] te Utrecht.
Uit eerder opgevraagde printhistorie van het telefoonnummer [1124] was gebleken
dat de mobiele telefoon voorzien was van het Imei-nummer [nummer] .
Ik heb van Vodafone Libertel BV verstrekt gekregen:
1. Kassabon (kopie) en uitdraai elektronisch (kassa)-journaal;
2. Camerabeelden BC Utrecht [adres] .
Ad 1:
Op de kassabon zag ik, verbalisant [naam] , dat er op 31 maart 2015 een prepaid-pakket
was verkocht met een mobiel telefoontoestel van het merk Samsung, type E 1200i VE,
voorzien van het Imei-nummer [nummer] ter waarde van 12,49 euro. Door de klant was contant betaald met 50 euro, waarna wisselgeld werd teruggegeven.
Op de uitdraai van het elektronisch (kassa-)journaal zag ik, verbalisant [naam] , dat als
registratietijd bij de verkoop van het hierboven genoemde prepaid-pakket stond vermeld:
31 maart 2015 te 15.39 uur (+44 sec)
Analyseren camerabeelden.
Door de Nationale Politie werden de videobestanden geoptimaliseerd. Van de persoon op de beelden werden fotoprints vervaardigd.
Op 26 mei 2015 werden door mij, verbalisant [naam] , de videobeelden van Belcompany
Utrecht geanalyseerd. Ik, verbalisant, zag dat de beveiligingscamera's in drie opstellingen
waren onderverdeeld, namelijk opstelling Cam1, Cam2 en Cam3.
Waargenomen signalement:
Man, geschatte leeftijd tussen 40-50 jaar, normale lengte, kaal hoofd met daarop een
zonnebril.
Kleding: Zwarte gewatteerde bodywarmer met kraag. Bodywarmer is voorzien van een
ritssluiting, blauw shirt/sweater met lange mouwen, ruimvallende spijkerbroek, zonnebril.
Cam1 / cam2 / cam3
31 maart 2015
Videoplayer:
Afwijking tijd: werkelijke tijd = tijd videoplayer - 3 minuten en 46 sec (+/-2 sec)
15.40u (+20 sec) Persoon komt de winkel binnen en loopt naar de balie/werkstation.
Persoon voldoet aan het hierboven omschreven signalement.
15.40u (+32 sec) persoon wordt aangesproken door baliemedewerkster (getuige [getuige] ). Baliemedewerkster voert handelingen uit op computer en kijkt op monitor.
15.41u (+50 sec) Baliemedewerkster loopt weg van werkstation en verdwijnt achter de
kassabalie uit beeld.
15.42u (+38 sec) Baliemedewerkster verschijnt weer in beeld met in haar rechterhand een
doosje/pakket.
15.42u (+45 sec) Baliemedewerkster opent het doosje in bijzijn van de persoon en geeft
kennelijk uitleg.
15.43u ( +6 sec) Persoon haalt uit de (binnen)-zak van zijn bodywarmer zijn portemonnee. De persoon haalt daaruit een bankbiljet en legt deze op de balie. De baliemedewerkster pakt het biljet aan.
15.43u (+28 sec) Persoon legt “plotseling” met zijn linkerhand de opengeklapte portemonnee op de balie neer en haalt met zijn linkerhand uit de linker buitenzak van zijn bodywarmer een voorwerp tevoorschijn, kennelijke betreft dit een (andere) mobiele telefoon/gsm. Persoon schuift of klapt de gsm open en kijkt daarop kortstondig. De gsm wordt niet aan zijn oor gebracht.
15.43u (+37 sec) Persoon schuift of klapt zijn gsm weer dicht en bergt deze weer op in de zak van zijn bodywarmer.
15.43u (+30 sec) De kassalade wordt geopend.
15.43u (+46 sec) Baliemedewerkster geeft de persoon wisselgeld terug.
15.44u (+10 sec) Persoon pakt opeens weer de gsm uit de zak van zijn bodywarmer, kijkt er kortstondig op en stopt deze meteen weer terug.
15.44u (+l 1 sec) Baliemedewerkster reikt de persoon een plastic zakje aan met daarin
vermoedelijk het prepaid-pakket. Persoon pakt dit aan, draait zich om en loopt richting uitgang winkel.
15.44u (+ 15 sec) Persoon verlaat met de plastic zak in zijn rechter hand de winkel van
Belcompany.
11.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 24 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [getuige] , p. 145-149:
V = vraag aan getuige
A = antwoord van getuige
O = opmerking van verbalisant(en).
V: Hoe lang werk je al bij Belcompany?
A: Ik werk al sinds 2006 bij Belcompany. Vanaf maart 2015 werk ik voor het filiaal
aan de [adres] te Utrecht, [naam] . Ik ben werkzaam als advisor of verkoopster.
O: Wij, verbalisanten, toonden de getuige een kopie van de kassabon en een kopie van het elektronisch journaal van 31 maart 2015 te 15.39 uur.
V: Wat kun je hiervan zeggen ?
A: Ik kan me herinneren dat ik een prepaid verkocht heb en dat ik een bankbiljet van 50 euro heb gekregen en wisselgeld heb terugbetaald. De meeste mensen betalen per pin. Ik zie aan de kassabon dat het een prepaid pakket is van Vodafone met het goedkoopste Samsung mobiele toestel, type E1200. Hierbij zit standaard 5 euro beltegoed. Ik vond het vreemd dat de persoon er geen beltegoed bij kocht. Met dit toestel en simkaart kan hooguit 20 minuten uitgebeld worden. Gebeld worden is gratis. Met dit gekochte toestel en simkaart kun je meteen en direct bellen. Het gekochte toestel is het goedkoopste. Ik verkoop hooguit 1 (stuk) van dit prepaid-pakket per week.
12.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 11 februari 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Uw vraag of ik degene ben die te zien is op de beelden van de Belcompany in Utrecht van 31 maart 2015 beantwoord ik bevestigend.
13.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt d.d. 9 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 273-277:
Op 1 april 2015 werd door ons verbalisanten als forensische onderzoekers onderzoek verricht in een woning bij [slachtoffer] te [adres] , Oss. Tijdens het ingestelde onderzoek werd door ons het navolgende bevonden en waargenomen.
Aangeefster toonde ons in de woonkamer de door haar aangetroffen voorwerpen, waaronder de huls en het magazijn. We zagen dat ze een niet bloedende oppervlakkige verwonding aan de binnenzijde van haar rechter onderarm had.
Het magazijn werd door ons, met de nog daarin aanwezige patronen, veiliggesteld voor
nader onderzoek en gewaarmerkt met SIN:AAHW1487NL. De huls werd door ons veiliggesteld voor nader onderzoek en gewaarmerkt met SIN:AAHW1486NL.
De afgeschoten kogel werd in de bank aangetroffen. Deze kogel werd daar door ons
veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN:AAHW1485NL
(het hof begrijpt: SIN:AAHW1483NL).
14.
Kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 2 april 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende, p. 289-293:
Rapporteurs: [naam] en [naam]
Inbeslagneming
Plaats: [naam] Oss
Datum en tijd: 1 april 2015 te 20:30 uur
Reden: Doodslag/moord
Grondslag: Waarheid aan de dag te brengen
Omstandigheden: Nader onderzoek
Goednummer: PL2100-2015071739-781292
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Munitie (Kogelpunt)
Kleur: Goudkleurig
Spoor identificatienr.: AAHW1483NL
Bijzonderheden: Aangetroffen in de bank
Goednummer: PL2100-2015071739-781290
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Munitie (huls)
Kleur: Goudkleurig
Spoor identificatienr.: AAHW1486NL
Bijzonderheden: 9mm luger huls
Goednummer: PL2100-2015071739-781278
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Vuurwapen (onderdelen)
Aantal/eenheid: 1 houder
Kleur: zwart
Spoor identificatienr.: AAHW1487NL
Bijzonderheden: patroonhouder inhoudende 6 patronen 9mm
15.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 23 januari 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 328-329:
Naar aanleiding van het schietincident in het onderzoek BOSSUIT werd aan mij als materie deskundige bij forensische opsporing, wapens - munitie - explosieven, door collega
[naam] een afbeelding van onderstaand patroonmagazijn getoond (zie foto).
(Het hof
neemt op de foto waar dat als SIN-nummer bij het patroonmagazijn staat vermeld: SIN AAHW1487NL.)
Naar aanleiding van de fotografische afbeelding van het patroonmagazijn is door mij gericht
gezocht in de vuurwapencollectie van de eenheid Oost-Brabant, de beschikbare documentatie en het internet. Hierbij kwam naar voren dat dit patroonmagazijn geschikt is
voor een pistool merk: Zastava model: M88, kaliber 9mm. Bovenstaande informatie werd door mij medegedeeld aan collega [naam] .
16.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 13 maart 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 334-338:
Aanleiding onderzoek
Op 1 april 2015 vond er een poging liquidatie plaats op een vrouw in haar woning aan de [adres] te Oss. De vrouw raakte daarbij door een afgevuurde kogel gewond aan haar arm (schampschot). De dader haalde herhaaldelijk de trekker van zijn pistool over, maar er ging alleen het eerste schot af. De dader vluchtte daarna de woning uit. In de woning werd door aangeefster op de woonkamervloer een patroonhouder aangetroffen met daarin een aantal scherpe patronen van het kaliber 9x19mm. Op de plaats delict werd een forensisch technisch sporenonderzoek verricht, waarbij onder andere werd aangetroffen:
1. De patroonhouder met daarin scherpe patronen.
2. Afgeschoten huls (1e schot).
3. Afgeschoten kogelprojectiel (1e schot).
Genoemde goederen werden in het belang van het onderzoek in beslag genomen en veiliggesteld.
Herkomst patroonhouder
Door het onderzoeksteam werd een onderzoek ingesteld naar de herkomst van de patroonhouder. Op 11 februari 2016 bleek uit onderzoek door collega [naam] dat de patroonhouder afkomstig was en normaliter gebruikt wordt in een:
wapen: Pistool
merk: Zastava
type: M88a
Kaliber : 9 x 19 mm
Onderzoek in politieregisters
Uit onderzoek in de politieregisters bleek voorts dat er na het hierboven omschreven schietincident van 1 april 2015 (onderzoek Bossuit), door de Nederlandse Politie 4 stuks Zastava M88 pistolen werden in beslag genomen. De pistolen werden inbeslaggenomen onder de BVH-processen:
• [nummer] (zonder houder). SIN AAHF7960NL
Met name de registratie BVH-proces [nummer] bleek interessant te zijn omdat in dat proces bij een misdrijf een pistool zonder patroonhouder in beslag werd genomen.
[nummer] (gewapende overval te Holten, d.d. 27 maart 2015)
Uit het BVH-proces [nummer] bleek verder dat er op 27 maart 2015 op de
[adres] te Holten een gewapende overval plaats had gevonden op een kledingzaak, zulks onder bedreiging van een pistool. In dit proces werd een getuige van deze overval gehoord. Deze getuige herkende de overvaller als zijnde de ex vriend van zijn huidige vriendin. Getuige gaf aan dat deze persoon was genaamd [verdachte] . Uit verder onderzoek door de districtsrecherche Twente, kwam vast te staan dat deze overval moest zijn gepleegd door een persoon genaamd: [verdachte] , geboren te
[geboorteplaats] op [geboortedag] 1971. De aanhouding van verdachte [verdachte] werd middels een Europees Aanhoudingsbevel bevolen. Hij werd op 16 april 2015 gesignaleerd in Duitsland en door de Duitse politie aangehouden. Op 29 april 2015 werd [verdachte] als verdachte door de Duitse autoriteiten overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee.
In het bewuste onderzoek werden in Duitsland tijdens een zoeking in de auto van de verdachte [verdachte] , diverse goederen inbeslaggenomen, waaronder een:
Wapen: Pistool (zonder patroonhouder)
Merk: Zastava
Type: M88
Kaliber: 9x19 mm
geschikt voor het verschieten van 8 patronen. Echter de bij het pistool behorende patroonhouder ontbrak.
Tijdens het verhoor van verdachte [verdachte] bij de politie Twente bleek bovendien dat hij medio maart 2015 kort verbleven had in Oss. Hij had daar een door hem uit Nijmegen verduisterde personenauto (Volvo V60) achtergelaten die hij na een proefrit niet terug had gebracht. Van deze verduistering zijn videobeelden voorhanden die vergeleken werden met de videobeelden van de Belcompany te Utrecht. Uit verder onderzoek is inmiddels gebleken dat verdachte [verdachte] zowel qua signalement als qua kleding (bodywarmer en zonnebril) exact aan de beschrijving voldoet van de koper van de gsm bij Belcompany te Utrecht.
De door het onderzoeksteam opgevraagde HKS-foto van [verdachte] gelijkt sterk.
Verdachte [verdachte] werd op 20 november 2015 door de rechtbank van het Arrondissementsparket Oost Nederland (Overijssel) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met TBS-dwangverpleging. Betreft zaaknummer 08/952265-15.
Door het onderzoeksteam Bossuit werd vervolgens contact opgenomen met de districtsrecherche Twente en het verzoek gedaan tot overdracht van het in hun onderzoek inbeslaggenomen Zastava pistool, SIN-nummer AAHF7960NL. Op 23 februari 2016 werd het in depot gehouden Zastava M88 pistool overgedragen aan ondergetekenden, de verbalisanten [naam] en [naam] . Het pistool werd in het belang van het onderzoek Bossuit opnieuw in beslag genomen en veiliggesteld.
17.
Het proces-verbaal resumé Nyala, opgemaakt d.d. 4 juni 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 769-778:
Proces-verbaalnummer: Hfd proces BVH 2015150078
Parketnummer: 08/952265-15
Verdachte: [verdachte]
Zaak 1: Melding 27 maart 2015, omstreeks 11.54 uur, vond een gewapende overval plaats op Jeansshop “ [naam] ” aan [adres] te Holten. Bij de kassa heeft de overvaller met zijn rechterhand uit zijn linkerbinnenzak een vuurwapen gepakt en deze op de caissière gericht.
De volledige personalia en bijzonderheden van [verdachte] :
[verdachte] , geboren [geboortedag] 1971
Ingeschreven: te Heerlen bij een verslavingskliniek.
[verdachte] is spoorloos, hij is sinds 5 maart 2015 voortvluchtig en staat gesignaleerd i.v.m. het onttrekken aan zijn detentie.
Een getuige heeft ten tijde van de overval een manspersoons zien rennen die in een personenauto met een Duits kenteken [kenteken]
(het hof begrijpt: [kenteken] )stapte en wegreed. Nader onderzoek leerde dat dit Duitse kenteken was afgegeven voor een Toyota, type Corolla op naam van [getuige] , wonende te [adres] .
Op 31 maart 2015 is een EAB (Europees Aanhoudings Bevel) voor verdachte [verdachte] opgemaakt waarbij telefonisch contact is gezocht met de Duitse politie in Bergisch Gladbach. Door mij, verbalisant [naam] , is telefonisch overleg geweest met de Kriminalhauptkommissar [naam] , Kreispolizeibehörde Rheinisch-
Bergischer Kreis Direktion Kriminalität / KK1. Door mij, verbalisant, is het vermoeden uitgesproken dat de verdachte [verdachte] mogelijk zou kunnen verblijven bij [getuige] , wonende te [adres] .
Op 16 april 2015, omstreeks 09.00 uur, werd aan mij verbalisant [naam] , door
[naam] doorgegeven dat de verdachte [verdachte] , die dag, omstreeks 08.20 uur, was aangehouden. [naam] verklaarde dat [verdachte] was aangehouden terwijl hij reed in een Audi A4. De Audi A4 is in beslag genomen. In deze auto is door de Duitse politie een onderzoek ingesteld waarbij in de kofferbak een “scherp” pistool (zonder houder) van Joegoslavische makelaardij werd aangetroffen en op de achterbank een zwart petje. Verder werden diverse telefoons aangetroffen.
Duits verdachte verhoor: De verdachte [verdachte] is op 16 april 2015, te 11.50 uur, door de Duitse politie gehoord. Verdachte verklaarde dat hij een niet geladen pistool in zijn auto had. Verder had hij een 4-tal mobiele telefoons en een Blackberry PGP bij zich die gecodeerd zou zijn en niet te kraken.
Zaaksverklaring
Verdachte verklaarde dat hij in de grijze Toyota Corolla voorzien van het Duits kenteken [kenteken]
(het hof begrijpt: [kenteken] )naar Holten was gegaan. Deze auto was van zijn vrouw.
18.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 april 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 625-626:
Op 5 april 2017 bevonden wij, verbalisanten, ons in het bureau van politie te Bergisch Gladbach te Duitsland. Hier spraken wij, verbalisanten, met collega [naam] , die op
16 april 2015 bij de aanhouding van de verdachte [verdachte] betrokken was. [naam] legde ons verbalisanten uit hoe de aanhouding was verlopen. Voordat de auto door [naam] werd doorzocht, werd door de verdachte [verdachte] reeds verklaard dat zich in het voertuig een pistool bevond. Dit pistool werd inderdaad in de kofferbak van het voertuig aangetroffen.
19.
Kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 23 februari 2016, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende, p. 339:
Rapporteurs: [naam] en [naam]
Inbeslagneming
Goednummer: PL2100-2015071739-960996
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Vuurwapen (pistool)
Aantal/eenheid: 1 st
Kleur: zwart
Spoor identificatienr.: AAHF7960NL – AAJB1235NL
20.
Het proces-verbaal onderzoek wapen, opgemaakt d.d. 19 december 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 349-351:
Op 19 december 2016 werden door mij, verbalisant, opgeleid en bevoegd tot het
juridisch omschrijven van (vuur)wapens en munitie, onderstaande voorwerpen nader
omschreven en gecategoriseerd.
Pistool (SIN AAHF7960NL):
Ik zag dat dit voorwerp een single-action, semi-automatisch centraalvuur pistool was van
het merk Zastava, model M88, kaliber 9 millimeter Parabellum.
Ik zag dat dit pistool mechanisch normaal functioneerde en was voorzien van een werkende slede, trekker, hamer en slagpin.
Gezien de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut met zaaknummer
2015.07.03.038 van 20 april 2016, zijn met dit pistool proefschoten gelost waarbij geen
storingen optraden. Gezien bovenstaande is dit pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten.
Patroonmagazijn (SIN AAHW1487NL):
Ik zag dat dit een patroonmagazijn was, passend en geschikt voor gebruik in bovengenoemd
pistool Zastava M88. Ik zag dat dit patroonmagazijn bestemd en geschikt was voor het laden van kogelpatronen van het kaliber 9 millimeter Luger (9 millimeter Parabellum of 9xl9 millimeter).
Kogelpatronen (SIN AAIO7077NL):
Ik zag dat bij bovengenoemd patroonmagazijn 6 volmantel centraalvuur kogelpatronen
aanwezig waren van het kaliber 9 millimeter Luger (9 millimeter Parabellum of 9x19
millimeter), volgens informatie afkomstig uit het patroonmagazijn. Na het ontladen van de
patroon met nummer 1 zag ik dat deze was voorzien van kruitlading. Deze munitie is geschikt om te worden verschoten met boven omschreven pistool Zastava M88.
21.
Het rapport van het NFI “Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Oss op 1 april 2015”, opgemaakt d.d. 20 april 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van [naam] , MSc, gerechtelijk deskundige Forensisch Wapen- en Munitieonderzoek, p. 341-347:
Te onderzoeken materiaal: vuurwapen (pistool), SIN AAHF7960NL
Vraagstelling: 1
Is met het vuurwapen [AAHF7960NL] de huls [AAHW1486NL] en de kogelpunt
[AAHW1483NL] verschoten?
Vooronderzoek
Pistool [AAHF7960NL]
Dit pistool heeft de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een semi-automatisch
werkend pistool van het merk Zastava, model M88, kaliber 9mm Parabellum. Bij het
pistool bevindt zich geen patroonmagazijn.
Ten behoeve van het onderzoek zijn met het pistool (met behulp van een patroonhouder uit de referentiecollectie vuurwapens van het NFI) vier proefschoten gelost. Tijdens het proefschieten traden geen storingen op.
LVKH 8286
Het kaliber en de systeemsporen in zowel de huls [AAHW1468NL] als de kogel [AAHW1483NL] komen overeen met het kaliber en de systeemkenmerken van het
pistool [AAHF7960NL].
Vergelijkend onderzoek huls.
Hypothesestelling huls [AAHW1486NL] en pistool [AAHF7960NL]
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de huls en het
pistool de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het pistool.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een andere vuurwapen van hetzelfde kaliber en met
dezelfde systeemkenmerken als het pistool.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de afvuursporen in de huls en die in de proefhulzen uit het pistool is gebleken dat:
- een deel van de op kraslijnen gelijkende indrukken in de stootbodemsporen aansluiten;
- een gering deel van de oneffenheden in de slagpinindrukken overeenkomen;
- een groot deel van de kraslijnen in de kamerwandsporen aansluiten;
- een groot deel van de kraslijnen in de patroontrekkerhaaksporen aansluiten;
- in de overige sporen geen kenmerkende overeenkomsten of verschillen werden
Interpretatie van de resultaten
De waargenomen mate van overeenkomst tussen de verschillende sporen in de huls en in de
proefhulzen wordt verwacht als de hulzen zijn verschoten met het pistool (hypothese 1).
Alle in de resultaten weergegeven sporen in de hulzen zijn op basis van de structuur van de
onregelmatigheden in de sporenveroorzakende vuurwapenonderdelen als kenmerkend beoordeeld.
Gezien de beoordeelde kenmerkende waarden van de sporen is de verwachting dat de combinatie van de sporen, met de betreffende mate van overeenkomst, conservatief beoordeeld, bij minder dan 1 op de 1.000.000 andere pistolen van hetzelfde kaliber en met
dezelfde systeemkenmerken als het pistool wordt aangetroffen (hypothese 2).
Vergelijkend onderzoek kogel
Hypothesestelling kogel [AAHW1483NL] en pistool [AAHF7960NL]
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de kogel en het
pistool de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het pistool.
Hypothese 4: De kogel is afgevuurd een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde
systeemkenmerken als de loop van het pistool.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de sporen in de kogel en die in de proefkogels uit
het pistool is gebleken dat de kraslijnen in en tussen de groeven voor een groot deel
aansluitingen vormen.
Interpretatie van de resultaten
De waargenomen mate van overeenkomst tussen de krassporen in de kogel en de
proefkogels wordt verwacht als de kogels zijn afgevuurd uit de loop van het pistool
(hypothese 3). Op basis van de structuur van de sporenveroorzakende onregelmatigheden in
de loop van het pistool zijn deze krassporen in en tussen de groeven als kenmerkend voor deze loop beoordeeld.
Gezien de beoordeelde kenmerkende waarde van de sporen is de verwachting dat de mate
van overeenkomst, conservatief beoordeeld, bij minder dan 1 op de 1.000.000 andere lopen
van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als die van pistool [AAHF7960NL] wordt aangetroffen (hypothese 4).
Conclusie
Er zijn aanwijzingen gevonden dat de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit pistool
[AAHF7960NL]. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht.
Huls
Voor de huls [AAHW1486NL], kaliber 9mm Parabellum, en pistool [AAHF7960NL] zijn
de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het pistool.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met
dezelfde systeemkenmerken als het pistool.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Kogel
Voor de kogel [AAHW1483NL], die het best past bij het kaliber 9mm Parabellum, en
pistool [AAHF7960NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het pistool.
Hypothese 4: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met
dezelfde systeemkenmerken als de loop van het pistool.
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
22.
Het proces-verbaal van bevindingen IBN telefoons, opgemaakt d.d. 5 maart 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 365-366:
Op 1 maart 2016 hebben wij, verbalisanten, contact gehad met de coördinator [naam] van
onderzoek Nyala, dossiernummer [nummer] . Dit betrof een onderzoek naar een overval in
een winkel in Holten waarvoor de verdachte [verdachte] in april 2015 werd
aangehouden en later hiervoor werd veroordeeld. De coördinator [naam] vertelde ons dat er meerdere goederen bij de verdachte [verdachte] in beslag waren genomen. Dit betroffen onder
andere meerdere mobiele telefoons. [naam] vertelde ons dat deze goederen al waren teruggeven aan de verdachte [verdachte] .
Op 1 maart 2016 heb ik, verbalisant [naam] , contact gehad met [naam] , medewerker van het
beslaghuis Oost-Nederland. Hij liet mij op 2 maart 2016 weten dat de mobiele telefoons op
10 september 2015 terug waren gegeven aan de eigenaar in de P.I.
Op 2 maart 2016 had ik, verbalisant [naam] , contact met [naam] , teamleider beveiliging P.I.
Zuid-Oost locatie Roermond . Ik vroeg aan hem of de gedetineerde [verdachte] nog
goederen, die aan hem terug waren gegeven waaronder telefoons, in zijn bezit had dan wel
waren opgeslagen in zijn fouillering. [naam] liet mij weten dat er nog enkele mobiele
telefoons bij zijn fouillering lagen. Een mobiele telefoon van het merk Blackberry en alle
overige goederen waren uitgevoerd.
Op 3 maart 2016 werden door ons, verbalisanten, vier mobiele telefoons zijnde één iPhone en drie Nokia’s in beslag genomen.
23.
Kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 3 maart, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende, p. 367-368:
Rapporteurs: [naam] en [naam]
Inbeslagneming
Plaats: Keulsebaan 530, Roermond
Datum: 3 maart 2016
Object: Smartphone
Merk/type: Nokia Lumia 530rm1019
Registratienummer: [nummer]
Serienummer: [nummer]
Eigenaar: [verdachte] .
Object: Smartphone
Merk/type: Apple iPhone 4
Registratienummer: [nummer]
Serienummer: [nummer]
Inhoud: internetverkeer over rijschool [rijschool]
Eigenaar: [verdachte] .
24.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 9 februari 2017, met 5 bijlagen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 378-390:
Op 3 maart 2016 werd onder [verdachte] meerdere mobiele telefoons waaronder een
Apple iPhone in beslaggenomen. De iPhone is op 9 maart 2016 door de afdeling digitale recherche van de Eenheid Oost-Brabant uitgelezen.
Als persoonsgegevens werden gevonden:
Apple ID: [verdachte] @hotmail.nl
Ownername: [verdachte]
Telefoonnummer: + [nummer]
Op 31 maart 2015 werd naar de onderstaande webpagina's gezocht en gekeken. Autorijschool [rijschool] in Oss is de rijschool van aangeefster [slachtoffer] .
Bijlage 3
* Title: rijscholen oss - Yahoo-Zoekresultaten
URL: http://nl.search.yahoo.com/search?p=rijscholen+oss( ... )
Last visited: 31-3-2015 6:22:49 (UTC+0)
* Title: Autorijschool Oss - Vergelijk rijscholen in Oss
URL: http://www.autorijschooltarieven.nl/in/oss
Last visited: 31-3-2015 6:24:00 (UTC+0)
* Title: [rijschool] | Rijschool in Oss | Autorijschooltarieven.nl
URL: http:/ /www.autorijschooltarieven.nl/rijschool/ [rijschool]
Last visited: 31-3-2015 6:24:45 (UTC+0)
* Title: [rijschool] rijschool oss - Yahoo-Zoekresultaten
URL: http://nl.search.yahoo.com/search?p= [rijschool] +rijschool+oss( ... )
Last visited: 31-3-2015 7:29:51 (UTC+0)
* Title: Autorijschool [rijschool] Oss, een begrip in Oss en omgeving
URL: http:// [rijschool] .nl
Last visited: 31-3-2015 7:30:23 (UTC+0)
* Title: Contact - Autorijschool [rijschool] Oss, een begrip in Oss en omgeving
URL: http:// [rijschool] .nl/contact.html
Last visited: 31-3-2015 7:31:16 (UTC+0)
* Title: Rijschool gegevens - Autorijschool [rijschool] Oss, een begrip in Oss en omgeving
URL: http:// [rijschool] .nl/rijschool-gegevens.html
Last visited: 31-3-2015 7:31:31 (UTC+0)
25.
Het proces-verbaal (relaas), opgemaakt d.d. 13 april 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 20-21:
Uit onderzoek naar gegevens in de inbeslaggenomen iPhone4 van verdachte [verdachte] blijkt het volgende. Uit de internetgeschiedenis van de iPhone bleek dat op
31 maart 2015 tussen 06.22 uur en 07.31 uur is gezocht naar onderstaande webpagina’s.
Als eerste werd via de zogenaamde zoekmachine http://nl.search.yahoo.com gezocht op rijscholen in Oss. Vervolgens is er doorgelinkt naar onderstaande webpagina’s.
http://nl.search.yahoo.com rijscholen+oss
http://www.autorijschooltarieven.nl/in/oss
http://www.autorijschooltarieven.nl/rijschool / [rijschool]
http://nl.search.yahoo.com [rijschool] rijschool oss
http:// [rijschool] .nl/
http:// [rijschool] .nl/contact
http:// [rijschool] .nl/rijschoolgegevens
Opmerking verbalisant:
Daar waar in de bijgevoegde bijlagen van het proces-verbaal staat vermeld (UTC+0) dient in de periode waar de wintertijd van kracht is 1 uur en waar de zomertijd van kracht 2 uur te worden opgeteld bij het tijdstip wat staat vermeld.
26.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 2 december 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] ,
Op 3 maart 2016 werd onder [verdachte] onder meer een Nokia Lumia inbeslaggenomen. De Nokia Lumia is uitgelezen. Uit de Nokia Lumia telefoon bleek dat aan dit toestel het Imei-nummer [nummer] was gekoppeld. Dit Imei-nummer werd bevraagd in het politiesysteem DCS. Hieruit bleek dat het Nokia toestel contact maakte met een zendmast op de [adres] in Oss. Dit vond plaats op 1 april 2015 om 19.36.24 uur.
27.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 10 februari 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] ,
Door het onderzoeksteam Bossuit werden de bezoekerslijsten en in- en uitvoer lijsten van goederen van de verdachte [verdachte] vanuit de P.I. Roermond opgevraagd.
Uit deze bezoekerslijsten bleek dat [verdachte] regelmatig werd bezocht door [getuige]
(het hof begrijpt: [getuige] ). Uit de diverse in- en uitvoerlijsten van goederen staat als ontvanger dan wel als invoerder van deze goederen de naam van [getuige] geschreven.
Uit de in- en uitvoerlijsten bleek dat er onder meer de volgende goederen werden in- dan wel uitgevoerd:
Op 22-12-2015 werd een bodywarmer uitgevoerd.
Op 05-01-2016 werd een Blackberry telefoon uitgevoerd.
Op 19-01-2016 werd een ING bankpas uitgevoerd.
Al deze in en uitvoeren werden gedaan door [getuige] .
28.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 20 oktober 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] ,
Eerder werden binnen het onderzoek Bossuit de in- en uitvoer gegevens van goederen van
verdachte [verdachte] opgevraagd om erachter te komen aan wie en door wie, er goederen en welke goederen er werden in of uitgevoerd. Uit deze gegevens bleek onder andere dat er een Blackberry werd uitgevoerd naar een persoon genaamd [getuige]
(het hof begrijpt: [getuige] ). Tevens werden er ten tijde van deze in- en uitvoer momenten de gevoerde historische telefoongesprekken opgevraagd, van het Teliosysteem van de penitentiaire inrichting, welke werden gevoerd tussen verdachte [verdachte] en [getuige] . Uit de opgevraagde telefoongegevens zijn de onderstaande zaken gebleken.
Tapgesprekken
Gesprek 1 januari 2016 om 16.56 uur:
[verdachte] belt uit naar [getuige]
[verdachte] zegt, dan voer ik ook die andere telefoon even uit of een van die telefoons. Hij moet even kijken want hij heeft ook wegwerp telefoons daar kun je niet mee bellen alleen sms-en, daar halen we gelijk het microfoontje uit. Dat is een boefjes telefoon.
[verdachte] heeft een Blackberry liggen maar dat is eigenlijk een PGP en dat is, fluistert hij, "een boefjestelefoon".
[verdachte] fluistert: "boefjes telefoon kunnen ze niet traceren, kan ik zaken doen".
Volgende week zal hij die Blackberry uitvoeren. Ze moet die kaart eruit halen bij die Blackberry en die kaart moet ze maar doormidden breken, die simkaart, gooi maar weg.
[getuige] zegt, zeker.
[verdachte] fluistert, wij boefjes gebruiken die maar 6 maandjes snapje.
[getuige] lacht. Dat is eigenlijk best wel lang dan.
[verdachte] zegt, nee met PGP is 6 maanden abonnement dat is versleuteld dat gaat via satellieten daar kunnen ze niks mee dat zijn buitenlandse abonnementen. De Nederlandse Justitie krijgt geen inzage in de gegevens omdat het via Australië en Amerika en Canada gaat kunnen ze ook niks terug halen.
Gesprek 5 januari 2016 om 08.00 uur
[verdachte] belt uit naar [getuige]
Het bezoek van vandaag is geregeld. Hij gaat straks even naar beneden voor de uitvoer van de Blackberry.
Gesprek 5 januari 2016 om 09.05 uur
[verdachte] belt uit naar [getuige]
De Blackberry voor de uitvoer die krijgt ze mee.
29.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 8 maart 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] ,
Op 6 maart 2017 bevond ik mij in de woning aan de [adres] te Tilburg. Ik, [naam] , kreeg het verzoek van collega [naam] om twee aangetroffen Blackberry telefoons in beslag te nemen. Ik, [naam] , zag en hoorde dat de Blackberry telefoons op de slaapkamer van [getuige]
(het hof begrijpt: [getuige] )aangetroffen waren.
Ik, [naam] , zag dat een Blackberry telefoon op het bed van [getuige] lag. Dit betreft het bed dat na binnenkomst links om de hoek staat. Ik, [naam] , zag dat er om de Blackberry telefoon een hoesje van het merk Ed Hardy zat.
Ik, [naam] , heb de Blackberry veiliggesteld. Deze Blackberry heeft in Summ-it
nummer AH0 1.01.6 gekregen. Ik, [naam] , zag dat het nummer op de DNA kit SIN
nummer AABY0937NL
(het hof begrijpt: AABY0938NL)was.
Ik, [naam] , hoorde van collega [naam] dat er nog een Blackberry telefoon in
het groene tasje zat welke ook op het bed van [getuige] lag.
Ik, [naam] , heb met een nieuwe DNA kit, deze Blackberry telefoon veiliggesteld. Ik,
[naam] , zag dat de Blackberry telefoon in een kleine handtas van Eastpak zat. Ik, [naam] , heb de Blackberry in de DNA kit gestopt. Ik, [naam] , zag dat de DNA kit SIN nummer AABY0938NL
(het hof begrijpt: AABY0937NL)had.
30.
Bewijs van ontvangst, opgemaakt d.d. 7 maart 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 505-507:
Ondergetekende, [naam] , verklaart op 6 maart 2017 uit handen van [getuige] in
beslag te hebben genomen:
A.H01.01.5 Rugzak met legerprint met inhoud, gevonden in kledingkast in slaapkamer [getuige]
A.H01.01.6 Blackberry telefoon, gevonden in kledingkast in slaapkamer [getuige] . Blackberry zat in de rugzak met legerprint A.H01.01.5 in een apart tasje. Forensisch veiliggesteld. SIN-nummer AABY0937NL.
A.H01.01.20 Blackberry telefoon, gevonden in kledingkast in slaapkamer [getuige] . Forensisch veiliggesteld. SIN-nummer AABY0938NL.
31.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 9 maart 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige] (adres: [adres] , Tilburg), p. 509-515:
Wij willen je nu horen over de goederen die wij op 6 maart 2017 in jouw woning in beslag hebben genomen. Ook willen wij jou horen over [verdachte] .
V = vraag van verbalisant(en) aan getuige [getuige] .
A = antwoord van getuige [getuige] .
O = opmerking verbalisanten.
Uitvoer goederen uit P.I.
V: Wij hebben onderzoek gedaan in de gevangenis en daar bleek dat [verdachte] goederen had uitgevoerd en dat jij die in ontvangst hebt genomen. Welke goederen heb jij vanuit de P.I. (gevangenis) van [verdachte] meegenomen / "uitgevoerd"?
A: Een tas met spullen er in. Mobiele telefoons. Zijn pinpas. (...) Jullie hebben twee Blackberry's meegenomen. Die met de Ed Hardy kaft is van mij. Die in de groene tas van Eastpak zat is van [verdachte] . Die komt uit Roermond . Dat Eastpak tasje zat in die rugzak met leger print.
V: Van wie is die rugzak?
A: Van [verdachte] . Die heb ik van [verdachte] gekregen uit de P.I. in Roermond
32.
Het proces-verbaal bevindingen mastgegevens, opgemaakt d.d. 22 maart 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 605:
Op 6 maart 2017 werd een doorzoeking verricht in de woning [adres] te Tilburg. Hierbij werd in de woning onder ander een mobiele telefoon van het merk Blackberry met beslagnummer 1153931 in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat deze mobiele telefoon was voorzien van Imei-nummer [nummer] .
Uit onderzoek in de mastgegevens blijkt dat het Imei-nummer van de Blackberry drie keer op de mastgegevens voorkomt.
Op 31 maart 2015 om 08.22 uur straalt het toestel een mast aan op de [adres] te Oss.
Op 31 maart 2015 om 16.19 uur straalt het toestel een mast aan op de Nijenoord te Utrecht.
Op 31 maart 2015 om 16.22 uur straalt het toestel een mast aan op de Leidseveer te Utrecht.
33.
Het los in het dossier opgenomen e-mailbericht d.d. 1 februari 2019 van verbalisant [naam] van de politie eenheid Oost Brabant, District 's-Hertogenbosch, aan mr. [naam] , officier van justitie, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
> Op pag 505 staat dat BB
(het hof begrijpt: Blackberry)met SIN0937 (AH01016) in de rugzak met legerprint zat (uit kledingkast). [getuige] zegt dat die van [verdachte] is (pag. 514).
Helemaal juist. De rugzak met BB is in eerste instantie door 'zoeker' in de kledingkast aangetroffen en op bed gelegd. Verbalisant [naam] heeft ze vanaf bed veiliggesteld voor
DNA. SIN-nummer is correct, betreft SIN0937.
> Op pag 506 staat dat BB met SIN0938 (AH010120) in kledingkast lag. [getuige] zegt met
Ed Hardy kaft is mijn BB en de andere zat in rugzak met legerprint (pag. 514)
Helemaal juist. SIN-nummer is correct, betreft SIN0938.
> Verbalisant [naam] schrijft dat de BB met Ed Hardy kaft SINnr SIN0937 heeft (pag. 604). Volgens [getuige] is dat echter de BB met het andere SINnr.
Vergissing in PV. Verbalisant [naam] heeft in haar PV abusievelijk de SIN-nummers omgedraaid.
> Ook zegt verbalisant [naam] dat BB in handtas SIN 0938 heeft (pag. 604). Dit lijkt
gezien de omschrijving bij de SIN0937 echter op die van [verdachte] te zien. Dus dit zou een
verkeerd SINnr zijn.
Vergissing in PV. Verbalisant [naam] heeft in haar PV abusievelijk de SIN-nummers
omgedraaid.
> vervolgens wordt in het pv van [naam] geschreven dat de BB met beslagnummer 1153931
3x over een mast komt in Oss of Utrecht. Maar dat beslagnummer 1153931 is nergens terug
te vinden in het dossier. Dat is blijkbaar een eigen nummer dat FO ergens heeft staan.
Helemaal juist. Dit nummer betreft een 'eigen' IBC-nummer (inbeslagname-nummer) van
de Digitale Forensische Opsporing van DRR. Dit betreft de BB met het SIN0937 (uit de
rugzak).
34.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 8 juli 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 448-449:
Uit onderzoek Nyala, het onderzoek naar een door [verdachte] gepleegde gewapende overval te
Holten op 27 maart 2015, werd vastgesteld dat [verdachte] destijds gebruik maakte van de zwarte Toyota Corolla voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , ten name van zijn toenmalige vriendin [getuige] geboren op [adres] , wonende [adres] (Duitsland).
Door het onderzoeksteam Bossuit werden gegevens van het verkeerscontrolesysteem ARS
opgevraagd. Hierbij werd ook het kenteken [kenteken] bekeken. Het bleek dat dit kenteken op 31 maart 2015 te op de Rijksweg A59 verscheen, komende vanuit de rijrichting ’s-Hertogenbosch richting Oss. Dit werd waargenomen door een tweetal kentekenregistratiepalen te weten op de tijdstippen 18.25.04 en 18.26.13 uur. Op 1 april bleek dit kenteken wederom over de Rijksweg A59 te rijden komende uit de richting ’s-Hertogenbosch en rijdend richting Oss. Hierbij werd het kenteken door een viertal kentekenregistratiepalen waargenomen te weten op de tijdstippen 19.11.40, 19.13.01, 19.13.52 en 19.15.38 uur.
Door collega [naam] , van de recherche Bergisch Gladbach Duitsland werd aan het onderzoeksteam Bossuit de melding gedaan van het feit dat [getuige] aldaar was verschenen aan het bureau met het feit dat er een boete was binnengekomen die met haar auto gepleegd was in Utrecht op de Croeselaan op 30 maart 2015 te 17.30 uur. Het betrof hierbij een boete voor het laten verlopen van de parkeertijd. Het betaalde parkeerbedrag betrof 3,47 euro en het boetebedrag betrof 59,- euro. Volgens [getuige] was zij daar niet geweest. Collega [naam] heeft een afschrift van deze boete aan het onderzoeksteam Bossuit doen toekomen.
Door het onderzoektsteam Bossuit werden de historische betaalgegevens van de ING bankrekening van [verdachte] bevraagd ten tijde van het plegen van het delict in Oss. Het betreft hierbij ING rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] . Op 31 maart 2015 is te zien dat er op 30 maart 2015 te 16.05 uur een betaling is gedaan via een betaalautomaat aan de Croeselaan 91 te Utrecht, transactienummer A1S4A7, een bedrag van 3,47 euro. Tevens is op 2 april 2015 te zien dat er een betaling is gedaan middels een betaalautomaat op 1 april 2015 te 17.23 uur, ten name van SO-PGU-Westraven te Utrecht, transactienummer 489010 ter hoogte van 4,50 euro. Door het onderzoeksteam is bekeken waarvoor PGU staat, en dit staat voor Park + Ride parkeergarage aan de Westraven te Utrecht. Dit betreft een kort parkeren parkeerplaats.
35.
Het proces-verbaal bevindingen ARS, opgemaakt d.d. 4 maart 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 456-458:
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] in de periode maart 2015 en april 2015 beschikte over en gebruik maakte van een personenauto Toyota Corolla met een Duits kenteken [kenteken] . Om te achterhalen of dit voertuig in de omgeving van Oss is geweest werden de ARS gegevens opgevraagd over de periode 5 maart 2015 tot en met 16 april 2015. Uit de ARS gegevens bleek met betrekking tot het voertuig met kenteken [kenteken] het volgende:
Op 30 maart 2015 tussen 13.09.33 uur en 13.12.53 uur reed het voertuig van Nuland naar Rosmalen over de A59.
Op 31 maart 2015 tussen 10.17.01 uur en 10.18.11 uur reed het voertuig van Rosmalen in de
richting van Den Bosch over de A59.
Op 31 maart 2015 tussen 18.25.04 uur en 18.26.13 uur reed het voertuig van Rosmalen in de
richting van Nuland over de A59.
Op l april 2015 tussen 19.11.40 uur en 19.15.38 uur reed het voertuig van Rosmalen naar
Vinkel over de A59.
36.
De beëdigde vertaling vanuit het Duits van het proces-verbaal van getuigenverhoor door de Kreispolizeibehörde Rhein.-Berg.Kreis, Bergisch Gladbach, opgemaakt d.d. 6 maart 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige] (adres: [adres] ), p. 564-571:
Ik en [verdachte] hebben elkaar in februari 2015 leren kennen, via een datingsite. Toen hebben we gechat en geskypet. En begin maart of eind februari is hij toen naar mij thuis gekomen en is hij daar eerst gebleven. Hij had een kleine Toyota bij zich, die had hij in Nederland gehuurd.
Hij was toen drie weken bij mij. Hij is in deze drie weken telkens weer naar Nederland gegaan. Hij reed dan 's ochtends weg en kwam 's avonds zo tussen 16 uur en ook wel eens 23 uur terug. Hij reed iedere dag op en neer.
U vraagt mij of hij steeds in die kleine Toyota reed. Nee, dat was alleen in het begin. Ik zei hem dat hij mijn auto kon nemen. Dat is een Toyota Corolla met kenteken [kenteken] . Toen reed hij iedere dag daarmee. U vraagt mij of hij dus met mijn auto rond reed in Nederland. Ja, precies. Ik heb ook snelheids- en parkeerbekeuringen gekregen, die ik nu allemaal moet betalen. Ik heb mijn auto nooit aan andere mensen uitgeleend. Alleen aan [verdachte] .
Van 30 maart tot 1 april 2015 woonde [verdachte] nog bij mij. Maar hij ging toen iedere dag
weg. Hij had toen veel geld bij zich, allemaal cash in biljetten van 50 euro.
37.
Het proces-verbaal (relaas), opgemaakt d.d. 13 april 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 28:
Op 1 april 2015 om 12.10 uur appt [verdachte] met [getuige] . [getuige] appt aan [verdachte] hoe laat hij thuis is want zij wil nog even naar de stad. [verdachte] appt dat hij probeert op tijd thuis te zijn.
Op 1 april 2015 van 17.48 tot en met 18.40 uur appt [verdachte] met [getuige] . [verdachte] appt sorry, dat hij de auto heeft meegenomen. Hij komt hij pas om 23.00
uur thuis en wil dan meteen naar bed.
Op 1 april 2015 om 21.44 uur belt [verdachte] meerdere keren met [getuige] .
38.
Het los in het dossier opgenomen e-mailbericht d.d. 13 april 2021 van verbalisant [naam] van de politie eenheid Oost Brabant, District ’s-Hertogenbosch, aan het ressortsparket, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
Hierbij de pagina’s van het UFED rapport (inzage van de berichten). [naam] appte mij net nog onderstaande tekst: “De berichten staan niet afzonderlijk in een PV. Wel in een tijdslijn in het einddossier.”
Bijlage
OPMERKING : BIJ ALLE TIJDSTIPPEN 2 UUR BIJTELLEN i.v.m. UTC+0
Uit de IPHONE van [verdachte]
Instant Messages
1-4-2015
10:10:02(UTC+0)
From: + [nummer]
[getuige]
Hi baby, how is ur day going so far?.. Please what time are u coming home tonight? Co's I want go to stadt and fax some documents to my boss. If you can't make it earlier pls let me no.
Instant Messages
1-4-2015
10:10:09(UTC+0)
From: + [nummer]
[getuige]
Much love from ya boo
Instant Messages
1-4-2015
10:11:44(UTC+0)
From: + [nummer]
[verdachte]
Okay, have fun in stadt. I try to come urly . Love you.
Instant Messages
1-4-2015
10:12:26(UTC+0)
From: + [nummer]
[verdachte]
Becarfull my dear. Look out in THE street. Much love
Uit de NOKIA LUMIA van [verdachte]
Noot verbalisant: Bij onderstaande berekeningen is gebruik gemaakt van de routeplanner
van de ANWB.
Ik ontving uit handen van verbalisant [naam] een map met hierin gekopieerde kassabonnen afkomstig uit de inbeslagname H.01.11, zijnde een portemonnee met daarin diverse goederen en pasjes op naam van [verdachte] . Ik verrichtte onderzoek naar de kassabonnen in deze portemonnee.
Er is een tweetal kassabonnen afkomstig van een tankstation gelegen aan de A57, Kalbecker Forst West 1 te Weeze in Duitsland. Op een van deze bonnen staat de datum
31 maart 2015 te 19.50 uur. Afgerekend wordt Super benzine. De tweede kassabon van dit tankstation heeft de datum van 1 april 2015 te 21.17 uur. Afgerekend wordt Super benzine.
De reistijd tussen de locatie " [adres] te Oss" en "A57, Kalbecker Forst West 1 te Weeze
in Duitsland" bedraagt 55 minuten waarbij een afstand van [nummer] kilometer wordt afgelegd.
- Op 31 maart 2015 te 18.07 uur: Tankbon 20 liter te Bruchem in Nederland.
- Op 1 april 2015 te 10.38 uur: Tankbon 28,27 liter te Wetteren in België.
40.
Het proces-verbaal bevindingen, opgemaakt d.d. 5 februari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 655-656:
Op 5 februari 2018 hebben wij een gesprek gevoerd met aangeefster [slachtoffer] . Wij hoorden dat aangeefster [slachtoffer] ons het navolgende mededeelde:
Dat ze in maart 2017 zelf gedetineerd zat en dat er een vrouw tegenover haar ingesloten zat, waarmee ze goed contact had. Dat die vrouw haar toen een foto liet zien van haar vriend. Toen zij die foto zag leek het net alsof haar keel werd dichtgeknepen. Zij voelde toen rillingen van angst. Zij herkende man op de foto voor 95 % terug als zijnde de man die bij haar binnen was geweest en op haar geschoten had. Zij wist toen nog niet dat deze man voor haar zaak was aangehouden. Dat wist zij pas later.
41.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 6 februari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , p. 657-663:
V = vraag van verbalisant(en) aan getuige [slachtoffer] .
A = antwoord van getuige [slachtoffer] .
V: [slachtoffer] , je hebt ons gisteren verteld, dat je tijdens jouw detentie in P.I. Ter Peel van een medegedetineerde een foto hebt gezien van de persoon die op 1 april 2015 op jou heeft geschoten. Kun je ons vertellen wat er toen precies is gebeurd?
A: Ik zag een herkenning in die foto.
In de P.I. ter Peel heb ik [getuige]
(het hof begrijpt: [getuige] )leren kennen. Met haar had ik goed, normaal contact. Zij zat recht tegen over mij in de cel. Op een gegeven moment ben ik aan het bellen. Toen kwam zij met een foto aan van haar vriend, (getuige [slachtoffer] begint te huilen). Ze liet de foto van haar vriend zien. Bij het zien van foto schrok ik.
Ik heb de advocaat gebeld over die foto. Ik heb gevraagd wat ik moest doen. Mijn advocaat zei dat ik mijn ogen en oren open moest houden. Hij zei ook dat als het nodig was ik overplaatsing kon aanvragen.
[getuige] wist niet dat haar vriend voor mij vast zat op dat moment. [getuige] heeft hem in de parket bus leren kennen.
V: Wat deed het tonen van de foto met jou?
A: Ik klapte dicht. Net alsof ze je keel dicht knijpen. Je schrikt. Het is net alsof ik geen lucht meer kreeg. Ik heb direct opgehangen met mijn moeder waarmee ik aan het bellen was. Ik schoot vol. Ik heb gejankt en ik ben haar, [getuige] , direct voorbij gelopen. Ik ben meteen naar de cel gelopen.
V: Wie herkende jij op deze foto?
A: Ik zag gelijkenis met de persoon die bij mij binnen is geweest. Dat is de persoon die op 1 april 2015 binnen is geweest en op mij heeft schoten.
V: Kun je beschrijven waaraan je de persoon herkent?
A: Het was de hele situatie. Ik kan dit niet goed beschrijven. Het was gewoon meteen toen ik de foto zag dat ik de persoon erop herkende. Ik weet niet waaraan, maar de hele blik alles. Hierdoor werd mij meteen duidelijk dat dit de persoon was die bij mij binnen was geweest. Op de foto had de persoon geen pet op en de man die bij mij binnen is geweest wel. De eerste blik was meteen van hé, een blik van herkenning.
Toen [getuige] mij de foto van haar vriend toonde, wist ik niet waarvoor deze man vast zat. Ik wist toen ik de foto zag ook niet dat hij voor mijn zaak vast zat. Het was gewoon echt dat ik die foto zag en ik meteen een blik van herkenning had.
A: Jij zei net dat je het ook tegen een bewaarster had verteld.
V: Ja dat klopt.
A: Hoe heet de bewaarster?
V: [getuige] .
42.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 8 februari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige] (voornaam: [getuige] ), p. 670-672:
Ik ben als PI-werkster werkzaam in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, locatie ter Peel, te
Evertsoord. Begin april 2017 had ik een gesprek met [slachtoffer] . Ze vertelde
mij toen dat er een aanslag op haar leven was gepleegd in haar eigen huis. [slachtoffer] vertelde mij dat tegenover haar op cel mevrouw [getuige] zat die verteld had dat ze op transport een
man had leren kennen. [getuige] had met die man geschreven en ook van hem een foto
gekregen. [slachtoffer] had de foto gezien van die man. [slachtoffer] vertelde mij dat ze heel erg
geschrokken was van de foto van die man. Ik zag dat ze angstig was en dat haar stem trilde
toen ze mij dat vertelde. [slachtoffer] vertelde mij toen dat op het moment dat zij die foto van de man zag, ze besefte dat dat de man was die haar geprobeerd had te vermoorden. [slachtoffer]
reageerde wanhopig en zei: "Ik weet niet wat ik hiermee moet doen". Ik heb tegen [slachtoffer]
gezegd dat ze het echt tegen niemand moest vertellen omdat ze dan een gigantisch probleem
zou hebben. Ik heb van dit gesprek een notitie gemaakt in de vorm van een mail die ik naar
het afdelingshoofd en naar de teamleiding Beveiliging heb gestuurd. De mail stel ik u voor het onderzoek ter beschikking.
43.
Het e-mailbericht d.d. 17 april 2017 van [getuige] aan PI Zuid-Oost Ter Peel Afdelingshoofden en PI Zuid-Oost Ter Peel Teamleiders, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende, p. 673-674:
Ik heb iets gehoord van [slachtoffer] wat ik toch belangrijk vind om aan jullie te laten weten. Ze vertelde mij ongeveer 2 weken geleden het volgende: Vorig jaar april
(het hof begrijpt: april 2015)is er een moordaanslag gepleegd op haar in haar eigen huis er is daar een man voor opgepakt. Deze man blijkt de "vriend" van [getuige] te zijn. Deze heeft [getuige] ontmoet in een busje van DV&O en is daar vervolgens mee gaan schrijven, dus is niet "echt" haar vriend, ze heeft hier wel een foto van en die heeft [slachtoffer] dus gezien. Ik heb haar verteld dit aan niemand op de afdeling te vertellen.
Groetjes [getuige] .
44.
Het los opgenomen aanvullend proces-verbaal van bevindingen, procesverhaalnummer 21DRA15037-532-B, opgemaakt d.d. 11 juni 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 7 maart 2017 hebben wij, verbalisanten [naam] en [naam] een bezoek gebracht aan
[slachtoffer] . Wij deelden haar mede dat er "een verdachte" in haar zaak was aangehouden. Op haar vraag wie de aangehouden verdachte was hebben wij haar
geantwoord dat wij daar in het belang van het onderzoek geen antwoord op konden geven.
Wij, verbalisanten [naam] en [naam] , hebben (haar) niet de naam " [verdachte] "
genoemd, als zijnde de persoon die was aangehouden.
45.
Het los opgenomen proces-verbaal van bevindingen, procesverhaalnummer 424, opgemaakt d.d. 7 september 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] :
Uitwerking AVR- verhoor
Op 4 september 2018 verhoorden wij in de P.I. Utrecht de getuige [getuige] .
Vraag: Wij zijn van de politie Den Bosch en wij doen onderzoek naar een poging moord, die heeft plaatsgevonden op 1 april 2015 in Oss. Wij willen jou vragen stellen over jouw detentieperiode in de penitentiaire inrichting Ter Peel. Dat is geweest medio april 2017.
Antwoord: Klopt.
Vraag: [getuige] , ken jij de persoon [slachtoffer] ?
Antwoord: Ja, ik heb met haar gedetineerd gezeten, op de afdeling in Ter Peel. Het klopt dat ik en [slachtoffer] samen gedetineerd hebben gezeten in april 2017. Zij heeft mij verteld dat iemand haar probeerde dood te schieten maar dat het pistool haperde.
U vraagt mij of ik in die tijd in de P.I. Ter Peel een relatie met iemand had en zo ja, met wie. Ik had iemand ontmoet. [verdachte] . In een parketbusje waarna wij briefcontact hadden. Hij heeft mij verteld dat hij in detentie zat en dat hij zou worden overgeplaatst naar een TBS-kliniek. En toen hij daar uiteindelijk was, bleef ik gewoon met hem schrijven. Na de opname in de TBS kliniek is hij gearresteerd voor de poging tot moord op [slachtoffer] . En dat heeft hij me zelf ook geschreven.
Ik had foto’s gekregen van [verdachte] , die had ik geplastificeerd en in mijn cel gehangen. Ik had het altijd maar over die [verdachte] en op een gegeven moment zei [slachtoffer] : "Wie is dat
eigenlijk?" En toen ik opnieuw foto’s van hem kreeg, toen liet ik het haar zien. En bij de eerste keer toen ik het haar liet zien, toen zei ze: ''Nee die ken ik niet", draaide ze zich om en is ze naar haar cel gegaan. Vervolgens de volgende dag toen de cellen weer open gingen, toen riep ze mij. Toen zei ze dat ze de hele nacht niet geslapen had. Toen zei ze: "Ik ken hem wel" en "Dat is degene waarover ik je heb verteld. Dat was hij."
U vraagt mij hoe en wanneer het mij voor het eerst duidelijk werd dat [slachtoffer] bij het tonen van de foto hem herkende als de schutter. Omdat zij mij de volgende dag ‘s morgens bij het openen van de cellen, bijna huilend zei van: Ik heb gelogen, ik ken hem wel, hij is degene
die op mij probeerde te schieten of vermoorden. En daarmee doelde ze op [verdachte] .
En [slachtoffer] is een vrouw die huilt nooit, dus daar aan kon ik wel zien dat het ernstig was.
Ze zei: Ik heb ontkend dat ik hem ken, omdat ik weet dat jij zo verliefd bent op hem en het niet wou verpesten voor jou. Dat zei ze bijna huilend. Dus toen ze dat zo zei, schrok ik en daarna kreeg ik dus die brief van [verdachte] binnen, waarin hij had uitgelegd waarvan hij verdacht werd.
U houdt mij voor dat [slachtoffer] heeft verklaard: "Op een gegeven moment ben
ik aan het bellen. Toen kwam zij met een foto aan van haar vriend. Ze liet de foto van haar
vriend zien."
Klopt. In mijn enthousiasme was ik naar haar toe gerend en op die andere afdeling was zij
aan het bellen.
46.
Proces-verbaal van verhoor getuige op 27 augustus 2020 bij de raadsheer-commissaris inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige [slachtoffer] :
U vraagt mij naar hoeveel zittingen ik ben geweest. Ik denk bij benadering drie of vier zittingen. Ik heb [verdachte] bij één zitting gezien. Dit betrof een inhoudelijke zitting waar ik mijn woord mocht doen. U vraagt mij of [verdachte] ook de persoon is geweest die op 1 april 2015 op mij heeft geschoten in mijn woning. Ja. U vraagt mij of ik dit 100% zeker weet. Ik zeg u dat ik dat 1000% zeker weet.
Ik keek de schutter aan, en ik kreeg een blik. Op dat moment trok de schutter zijn pistool. Juist die blik, die onthoud je. Dat beeld staat op mijn netvlies.
Toen ik de foto van [verdachte] zag toen wist ik wie de schutter was geweest.
Die foto heb ik gezien in Ter Peel.
47.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt d.d.
6 maart 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 577-578:
Op 6 maart 2017 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een TBS Kliniek de Rooijse Wissel, op de kamer van [verdachte] aan de Wanssumseweg 12 A, 5807 EA Oostrum, gemeente Venray. Tijdens de doorzoeking werden goederen in beslag genomen.
48.
Het proces-verbaal IBN USB stick, opgemaakt d.d. 12 april 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [naam] , p. 590-592:
Verdachte [verdachte] werd aangehouden in de TBS kliniek “de Rooijse Wissel” aan de Wanssumseweg 12A in Oostrum, Limburg. Na de aanhouding vond onder leiding van een rechter-commissaris een doorzoeking plaats in de kamer/cel van de verdachte waarbij meerdere goederen in beslag werden genomen.
Inmiddels was de kamer/cel van de verdachte [verdachte] leegehaald en waren zijn spullen opgeslagen in verhuisdozen op twee containers. Op 27 maart 2017 werden de goederen opnieuw doorzocht. In een van de dozen, in een grote envelop zag ik, verbalisant [naam] , meerdere kleine enveloppen met brieven met als afzender [getuige] en [getuige] .
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet de schutter is en dat ook geen sprake is van medeplegen. De verdachte heeft in hoger beroep bij de raadsheer-commissaris een verklaring afgelegd waaruit blijkt dat hij weliswaar bepaalde handelingen heeft verricht, maar hij had destijds geen enkele wetenschap van het plan om aangeefster [slachtoffer] om het leven te brengen. Zijn bijdrage kan hooguit worden geduid als medeplichtigheid, maar dat is niet tenlastegelegd.
De raadsvrouw heeft in haar pleitnota uiteengezet dat de verklaring van de verdachte op het volgende neerkomt. De verdachte is degene die op 31 maart 2015 een prepaid-pakket met simkaart en telefoonnummer [1124] heeft gekocht in de vestiging van Belcompany aan de [adres] te Utrecht. Hij heeft die prepaid telefoon vervolgens aan een derde overhandigd. De verdachte is niet degene geweest die in de avond van 31 maart 2015 heeft gebeld naar aangeefster [slachtoffer] voor het maken van een afspraak op 1 april 2015. In dat kader heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de stem van de beller zoals de aangeefster die beschrijft niet past bij de stem van de verdachte. De verdachte is ook niet degene geweest die met zijn iPhone de gegevens van de rijschool van de aangeefster heeft opgezocht. Hij heeft zijn iPhone in de ochtend van 1 april 2015 laten gebruiken door iemand die als passagier met hem in de auto meereed, maar hij kan de naam van die persoon niet noemen vanwege de veiligheid van hemzelf en zijn naasten.
De verdachte heeft erkend dat hij in maart 2015 korte tijd gebruik heeft gemaakt van de Toyota Corolla van de getuige [getuige] , maar al snel heeft hij van die auto een kloon gemaakt. Er reden dus twee gelijke auto’s met hetzelfde kenteken rond.
Op 1 april 2005 heeft de verdachte een persoon opgehaald en afgezet bij de kloon van de Toyota Corolla. De verdachte was op 1 april 2015 niet de bestuurder van de Toyota Corolla. Het Whatsapp bericht van 1 april 2015 aan de getuige [getuige] gaat over een andere auto, namelijk een Nissan Juke die hij voor [getuige] had gekocht. De verdachte heeft destijds wel auto’s klaargezet in Oss. Daaruit kan mogelijk worden verklaard dat een getuige kort voor
1 april 2015 in Oss een persoon heeft zien lopen die op de verdachte lijkt.
De verdachte erkent dat hij achteraf bezien betrokken is geraakt bij een poging tot liquidatie, maar daar had hij destijds geen weet van. Hij heeft bij de raadsheer-commissaris en ook terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 1 april 2015 ’s avonds in een Audi A4 heeft gewacht bij het [naam] hotel in Cuijk en dat er toen een vuurwapen in die auto is gelegd. De verdachte moest de auto en dat vuurwapen vervolgens naar een shredder brengen, om die goederen te vernietigen. De verdachte heeft het vuurwapen zelf niet in handen gehad.
Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte voldoet aan het signalement dat getuigen van de schutter hebben gegeven. Veel mannen voldoen aan dat signalement. Bovendien komt het signalement dat de aangeefster, haar moeder en buurtbewoners direct na het schietincident hebben gegeven niet overeen met het signalement van de verdachte. Zo is de schutter beschreven als een ongeschoren type, terwijl de verdachte er verzorgd en gladgeschoren uit ziet. Daarbij komt dat aangeefster en haar moeder de verdachte niet hebben herkend op de camerabeelden die op 31 maart 2015 zijn gemaakt bij Belcompany. Ook dat is ontlastend voor de verdachte.
De herkenning van de verdachte als de schutter door de aangeefster op basis van een foto die de getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) haar in maart 2017 van de verdachte heeft laten zien, is niet betrouwbaar. Niet duidelijk is welke foto aangeefster heeft gezien en zij heeft deze herkenning pas 11 maanden later aan de politie bekend gemaakt, hetgeen te denken geeft.
Voorts is aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de aanwijzingen dat een andere persoon, zoals [Y] , de schutter is en ten onrechte heeft de rechtbank de mogelijkheid van andere scenario’s terzijde geschoven. Er is door de politie onvoldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat [Y] de schutter is. Hij is gehoord als getuige, niet als verdachte, en het politieverhoor was uitzonderlijk kort. Er is niet eens aan [Y] gevraagd waar hij was op 1 april 2015. Verder heeft de raadsvrouw erop gewezen dat er op de in de woning van aangeefster achtergebleven patroonhouder een DNA-spoor is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van [Z] en niet met het DNA-profiel van de verdachte. Bij het sporenonderzoek in de woning van aangeefster is er geen spoor gevonden dat wijst in de richting van de verdachte.
Gelet op het bovenstaande kan niet geconcludeerd worden dat de verdachte opzet heeft gehad op het (mede)plegen van een (poging tot een) levensdelict en dient vrijspraak te volgen.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de persoon is geweest die op 1 april 2015 met een vuurwapen op aangeefster [slachtoffer] heeft geschoten en geprobeerd heeft haar te vermoorden. Het hof zal de bewijsmiddelen hierna bespreken en tevens ingaan op het door de verdachte geschetste alternatieve scenario en verweren van de verdediging.
1. Prepaid telefoon met nummer eindigend op 1124
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 31 maart 2015 omstreeks 18.00 uur of 19.00 uur op haar mobiele nummer is gebeld door een persoon die zich [X] noemde en die zou wonen aan de [adres] in Oss. Hij zei dat hij een afspraak met haar wilde maken voor autorijles. Aangeefster sprak met deze persoon af dat hij op
1 april 2015 om 20.15 uur naar haar woning aan de [adres] in Oss zou komen om het lespakket te betalen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de persoon [naam] die woont aan de [adres] te Oss. Daaruit blijkt dat die [naam] niet betrokken is bij het tenlastegelegde en dat door de beller valselijk gebruik is gemaakt van personalia gelijkend op die van [naam] .
Er is vervolgens nader onderzoek verricht naar het telefoonnummer [1124] waarmee de man naar aangeefster belde. Dit onderzoek wees uit dat de SIM-kaart behorende bij dat telefoonnummer op 31 maart 2015 omstreeks 15.40 uur bij de vestiging Belcompany aan de [adres] in Utrecht is gekocht, gelijktijdig met een telefoon in een zogenaamd prepaid-pakket. De aankoop van dit prepaid-pakket is door de beveiligingscamera's van de Belcompany vastgelegd. In eerste aanleg heeft de verdachte stellig ontkend dat hij de persoon op de beelden is. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij de persoon is die te zien is op de camerabeelden van 31 maart 2015 bij Belcompany te Utrecht. Daarmee staat vast dat de verdachte degene is geweest die op
31 maart 2015 de prepaid telefoon plus SIM-kaart met nummer [1124] heeft gekocht.
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij deze prepaid telefoon met nummer [1124] vervolgens aan een ander heeft gegeven. Hij verklaart daarover het volgende. Hij had die dag een probleem met zijn PGP-telefoon, een Blackberry, en had die daarom in de ochtend ter reparatie aan [A] gegeven.
Hij kreeg van [A] in Oss een prepaid telefoon om contact te houden. Die prepaid telefoon was echter uitgevallen en daarom heeft hij in Utrecht een andere prepaid telefoon gekocht. Vervolgens heeft hij echter via de PGP-telefoon van [naam] , die woont in Odijk, contact gelegd met [A] . [A] is naar Utrecht gekomen en heeft daar omstreeks 16.45 uur de gerepareerde PGP-telefoon aan de verdachte teruggegeven. [A] was op dat moment in gezelschap van [B] en een derde persoon. De verdachte heeft beide prepaid telefoons toen aan deze derde persoon gegeven, maar hij wil om veiligheidsredenen niet vertellen wie dat is.
Deze lezing van de verdachte acht het hof niet geloofwaardig. De verdachte heeft deze verklaring eerst in hoger beroep afgelegd en zijn verklaring is niet verifieerbaar. [A] en [B] zijn allebei overleden, terwijl de verdachte over de beweerdelijke derde persoon geen verklaring wil afleggen. De verklaring over de aanschaf en het vervolgens direct weggeven van de prepaid telefoon met nummer [1124] acht het hof onlogisch. Waarom zou de verdachte de moeite gedaan hebben om een prepaid telefoon aan te schaffen enkel en alleen om [A] te bellen over zijn PGP-telefoon, als hij ook de mogelijkheid had via [naam] contact te krijgen met [A] ? Volgens zijn verklaring had de verdachte al in de ochtend een prepaid telefoon ontvangen die op enig moment was uitgevallen. Pas omstreeks 15.39 uur ging hij naar de Belcompany in Utrecht om een andere prepaid telefoon te kopen, omstreeks 15.44 uur liep hij die winkel uit en al omstreeks 16.45 uur zou hij die telefoon hebben gegeven aan een ander die met [A] uit Oss gekomen was naar aanleiding van een bericht dat de verdachte in de tussenliggende tijd had verstuurd met de PGP-telefoon van [naam] , die woont in Odijk.
Uit de beschrijving van de camerabeelden van Belcompany volgt voorts dat de verdachte op dat moment een werkende mobiele telefoon - mogelijk zijn iPhone of zijn Blackberry - bij zich had. Beschreven wordt dat de verdachte meerdere malen een telefoon uit zijn bodywarmer haalt en erop kijkt.
Bij zijn oordeel omtrent het alternatieve scenario betrekt het hof ook de zendmastgegevens van 31 maart 2015. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ten laste van de verdachte meerdere mobiele telefoons in beslag zijn genomen, waaronder een Blackberry. Deze Blackberry is op 5 januari [2016] door de toenmalige vriendin van de verdachte, [getuige] , uitgevoerd uit de Penitentiaire Inrichting (hierna: P.I.) in Roermond , waar de verdachte toen gedetineerd was. Tijdens zijn detentie voerde hij meerdere telefoongesprekken met die [getuige] , die zijn getapt. De verdachte en [getuige] spraken meerdere keren over een Blackberry van de verdachte, een PGP die de verdachte de “boefjestelefoon” noemde en die hij door [getuige] wilde laten uitvoeren. Op 6 maart 2017 is de woning van [getuige] doorzocht en zijn twee Blackberry’s aangetroffen, waaronder de Blackberry die door haar voor de verdachte uit de P.I. is meegenomen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de zendmastgegevens van deze Blackberry. Deze straalde op 31 maart 2015 om 16.19 uur aan op een zendmast op Nijenoord in Utrecht. Uit het politieonderzoek blijkt dat de koper van het prepaid pakket - de verdachte - de Belcompany aan de [adres] in Utrecht omstreeks 15.44 uur verliet en dat de aangekochte SIM-kaart met het telefoonnummer [1124] om 16.30 uur voor het eerst in gebruik werd genomen. Dat telefoonnummer straalde toen ook de mast op Nijenoord in Utrecht aan. Dat duidt erop dat de Blackberry c.q. PGP telefoon van de verdachte en de prepaid telefoon met het telefoonnummer [1124] zich in elkaars nabijheid bevonden toen die prepaid telefoon om 16.30 uur voor het eerst werd gebruikt, nog voor de overdacht van de telefoons die volgens de verdachte omstreeks 16.45 uur heeft plaatsgevonden.
Het hof trekt uit bovenstaande omstandigheden de conclusie dat de verdachte zijn PGP-telefoon in Utrecht zelf bij zich had en dat de verdachte zijn alternatieve lezing over de prepaid telefoon met het telefoonnummer [1124] en de overdracht van de mobiele telefoons in Oss en Utrecht heeft afgestemd op de gegevens uit het dossier om zodoende de waarheid te verhullen, te weten dat hij op 31 maart 2015 een prepaid telefoon heeft gekocht met het doel om aangeefster [slachtoffer] op een niet eenvoudig te traceren wijze telefonisch te kunnen benaderen en met haar een afspraak voor de dag erna te maken.
2. Vuurwapen
Het vuurwapen waarmee het tenlastegelegde is begaan, is op 16 april 2015 bij de verdachte aangetroffen en in beslag genomen. Het hof stelt dat vast op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, zoals die zijn vermeld in de bovenvermelde bewijsmiddelen.
Nadat aangeefster de schutter op 1 april 2015 korte tijd had achtervolgd, kwam zij terug in haar woning en zag in de woonkamer een patroonmagazijn van het wapen op de grond liggen. Daarin bleken nog 6 kogels te zitten. De politie heeft dit patroonmagazijn in beslag genomen. Uit onderzoek blijkt dat het patroonmagazijn geschikt is voor een pistool van het merk Zastava M88, kaliber 9mm. In de politieregisters is vervolgens nagegaan of een dergelijk pistool in beslag is genomen. Er bleken vier van dergelijke vuurwapens in beslag te zijn genomen, waaronder één zonder patroonmagazijn. Het pistool waarvan het patroonmagazijn ontbrak, is volgens dossierpagina’s 335 en 336 van het politiedossier op
16 april 2015 in Duitsland onder de verdachte in beslag genomen inzake een gewapende overval op 27 maart 2015 te Holten. In die zaak is de verdachte vervolgd en inmiddels onherroepelijk veroordeeld. Het NFI heeft vervolgens schietproeven met dat wapen verricht en heeft proefkogels en hulzen vergeleken met de kogel en de huls die in de woning van aangeefster zijn aangetroffen. Zowel ten aanzien van de kogel als ten aanzien van de huls concludeert het NFI in het rapport d.d. 20 april 2016 dat het extreem veel waarschijnlijker is dat die in de woning van aangeefster aangetroffen kogel en huls zijn verschoten met het pistool dat onder de verdachte is aangetroffen dan het scenario dat deze zijn verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als bij de verdachte aangetroffen pistool. Het hof stelt op basis van de conclusies van het NFI vast dat de kogel die op 1 april 2015 op aangeefster [slachtoffer] is afgevuurd, is verschoten met het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen.
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij dit wapen weliswaar onder zich had, maar dat dit door een ander bij hem in de auto is gelegd, dat hij het wapen nooit heeft aangeraakt en dat hij ook niet wist waarvoor het was gebruikt.
Ook dit eerst in hoger beroep naar voren gebrachte onderdeel van de alternatieve lezing van de verdachte is niet objectief verifieerbaar. De verdachte wil de naam van de persoon die het vuurwapen in zijn achterbak zou hebben gelegd niet noemen. Uit het politieonderzoek blijkt dat de verdachte tegenover de Duitse politie heeft verklaard dat zich in het voertuig een pistool bevond, dat ongeladen was. Deze verklaring duidt erop dat de verdachte meer wist van het vuurwapen dan hij thans doet voorkomen en in ieder geval bekend was met het feit dat het wapen ongeladen was. De verdachte heeft verklaard dat hij de auto en het wapen moest wegmaken en naar de shredder moest brengen, echter meer dan twee weken later maakte hij nog gebruik van die auto met daarin het wapen. Het hof hecht derhalve geen geloof aan deze alternatieve lezing van de verdachte.
3. Zoeken naar autorijschool op iPhone
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 31 maart 2015 omstreeks 8.22 uur en omstreeks 9.21 uur met de iPhone van de verdachte op internet is gezocht naar de gegevens van de autorijschool van aangeefster, Autorijschool [rijschool] te Oss. De aangeefster heeft hierover verklaard dat de man die haar later op die dag belde om een afspraak te maken, het telefoonnummer op internet moet hebben opgezocht, omdat dat nummer alleen daar was vermeld.
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat niet hij, maar een ander - te weten degene die in de avond van 1 april 2015 het vuurwapen in de Audi A4 zou hebben gelegd - de gegevens van de rijschool van de aangeefster op zijn, verdachtes, iPhone heeft opgezocht. Ook hiervoor geldt dat de verdachte deze verklaring in een zeer laat stadium heeft gegeven en dat zijn alternatieve lezing van de feiten op geen enkele wijze objectief verifieerbaar is. De naam van de persoon die de gegevens zou hebben opgezocht wil de verdachte niet noemen. Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte.
4. ARS-gegevens Toyota Corolla, kassabonnen, zendmastgegevens
De getuige [getuige] heeft tegenover de Duitse politie verklaard dat de verdachte sinds eind februari 2015 of begin maart 2015 bij haar in [adres] in Duitsland verbleef en dat hij ook in de periode van 30 maart 2015 tot 1 april 2015 nog bij haar woonde. Zij heeft verder verklaard dat de verdachte in deze periode iedere dag op en neer reed naar
Nederland. In het begin deed hij dat met een gehuurde auto, later met haar Toyota Corolla met Duits kenteken [kenteken] . [getuige] heeft over die periode meerdere bekeuringen vanuit Nederland gekregen voor overtredingen die niet door haar zijn begaan. Zij heeft de politie in Duitsland ook een bekeuring getoond die zij heeft ontvangen omdat haar auto op 30 maart 2015 op de Croeselaan in Utrecht geparkeerd stond terwijl de parkeertijd was verstreken. Op de bekeuring stond dat voor € 3,47 een parkeerkaart was afgerekend.
Dat de verdachte op die datum de gebruiker van dat voertuig was, wordt ondersteund door een rekeningafschrift van de bankrekening van de verdachte, waaruit blijkt dat vanaf zijn bankrekening op 30 maart 2015 om 16.05 uur een betaling van € 3,47 is verricht bij een betaalautomaat aan de Croeselaan 91 in Utrecht. Dit ondersteunt de verklaring van [getuige] dat de verdachte haar auto gebruikte en daarmee op en neer naar Nederland reed. Dat de verdachte in de dagen rondom 1 april 2015 de gebruiker van de auto met kenteken [kenteken] was en bij [getuige] verbleef, wordt ook ondersteund door de GSM-gegevens die zijn verkregen door middel van het uitlezen van de iPhone en Nokia Lumia die onder de verdachte in beslag zijn genomen. Daaruit blijkt dat de verdachte op 1 april 2015 op zijn iPhone van de getuige [getuige] omstreeks 12.10 uur (10.10 uur + 2 uur i.v.m. UTC+0) een berichtje kreeg waarin zij vraagt hoe laat hij die avond thuis zou komen. Met de Nokia Lumia zijn op 1 april 2015 meerdere SMS-berichten verstuurd naar [getuige] . Omstreeks 17.49 uur (15.49 uur + 2 uur i.v.m. UTC+0) is naar haar ge-sms’t: “sorry for taking your car. Give it back tonight”, omstreeks 17.52 uur “I go tomorrow with train”, omstreeks 18.35 uur “I am home at 23.00. I don’t eat at home. Let the kids eat because when I am coming home I like tot go to bed” en omstreeks 18.38 uur “sorry for I am late today”.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze berichtjes heeft verstuurd.
31 maart 2015:
Uit een kassabon die in de portemonnee van de verdachte is aangetroffen leidt het hof af dat hij op 31 maart 2015 omstreeks 18.07 uur bij een tankstation in Bruchem aan de A2 in de richting van ’s-Hertogenboschwas en daar benzine heeft afgerekend. Uit de ARS-gegevens van de auto met kenteken [kenteken] blijkt dat die auto op 31 maart 2015 tussen 18.25 uur en 18.26 uur over de A59 van Rosmalen richting Nuland reed en dus in de richting van Oss. Met de door de verdachte gekochte SIM-kaart met telefoonnummer [1124] vond op 31 maart 2015 omstreeks 18.48 uur het eerste telefonisch contact met de aangeefster plaats, waarbij die SIM-kaart de zendmast aan de [adres] in Oss aanstraalde. Uit de analyse van de politie volgt dat de beller zich daarmee op dat moment binnen een straal van ongeveer één kilometer van de woning van aangeefster aan de [adres] te Oss bevond.
Op 31 maart 2015 omstreeks 19.07 uur vond een tweede telefonische contact plaats tussen het telefoonnummer [1124] en de aangeefster, waarbij de zendmast aan de Dassenbaan nabij Schaijk werd aangestraald. Uit een kassabon volgt dat verdachte op
31 maart 2015 omstreeks 19.50 uur benzine heeft afgerekend bij een tankstation te Weeze in Duitsland. De gemiddelde reistijd van de locatie [adres] te Oss naar het tankstation in Weeze bedraagt 55 minuten. Dit past in het scenario dat de verdachte zich omstreeks 18.48 uur in Oss bevond en omstreeks 19.50 uur in Weeze.
1 april 2015:
Uit de bankrekeningafschriften van de verdachte leidt het hof af dat met zijn bankpas op
1 april 2015 omstreeks 17.23 uur is afgerekend bij een parkeerplaats voor kort parkeren in Utrecht. Blijkens de ARS-gegevens reed de auto met kenteken [kenteken] tussen 19.11 uur en 19.15 uur over de A59 van Rosmalen naar Vinkel, in de richting van Oss. De Nokia Lumia die in gebruik bij de verdachte was, straalde omstreeks 19.36 uur de zendmast aan de op de [adres] in Oss. Omstreeks 20.05 uur heeft het schietincident in de woning van de aangeefster plaatsgevonden. Omstreeks 20.24 uur straalde de SIM-kaart met telefoonnummer [1124] de zendmast aan de Maasdijk bij Ravenstein aan de A50 aan.Uit een kassabon volgt dat de verdachte op 1 april 2015 omstreeks 21.17 uur benzine heeft afgerekend bij een tankstation te Weeze in Duitsland. De gemiddelde reistijd van de locatie [adres] te Oss naar het tankstation in Weeze bedraagt, zoals reeds overwogen, 55 minuten. Dit past in het scenario dat de verdachte omstreeks 20.15 uur wegging uit Oss en omstreeks 21.17 uur te Weeze in Duitsland was.
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij in de dagen rondom 1 april 2015 niet de gebruiker was van de Toyota Corolla met kenteken [kenteken] , dat hij die auto heeft gekloond en dat de kloon in gebruik was bij een derde persoon van wie hij de naam niet kan noemen. In deze kloon lagen de GSM Nokia Lumia en zijn ING-bankpas, die door de derde persoon zullen zijn gebruikt. Verder heeft de verdachte verklaard dat de relatie met de getuige [getuige] op 1 april 2015 reeds voorbij was en dat berichten van hem van die datum gaan over een auto Nissan Juke en niet over de Toyota Corolla.
Deze verklaring strookt niet met de verklaring van de getuige [getuige] en SMS-berichten die op 1 april 2015 met de Nokia Lumia naar haar zijn verzonden.
Uit de inhoud van de SMS-berichten aan [getuige] , die met de Nokia Lumia omstreeks 17.49 uur, 17.52 uur, 18.35 en 18.38 uur zijn verzonden en ook de inhoud van de op die dag met zijn iPhone naar haar verzonden berichten, leidt het hof af dat de relatie tussen beiden nog niet voorbij was en dat hij op dat moment bij haar verbleef. Zo appte de verdachte met zijn iPhone aan [getuige] “love you” en “much love”. Bovendien leidt het hof uit de inhoud van de berichten op de Nokia Lumia af dat die telefoon ook in de avond van 1 april 2015 in gebruik was bij de verdachte en niet bij de beweerdelijke derde persoon.
Wat betreft de Nissan Juke heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij die in de ochtend van 1 april 2015 niet lang na 5.00 uur in de ochtend heeft ingeleverd bij een autogarage in Duitsland en dat hij dit in de avond aan [getuige] wilde uitleggen. Daarover zouden de tekstberichten gaan. Deze lezing van de verdachte strookt niet met de SMS-berichten die op 1 april 2015 zijn verzonden met de Nokia Lumia, die over het teruggeven van de Toyota Corolla van [getuige] gaan.
Dat er een kloon van de Toyota Corolla is gemaakt is voor het hof op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in maart 2015 soms wel 4 auto’s per dag verduisterde. Gelet daarop is het ongeloofwaardig dat hij een kloon zou maken van een auto die door het kenteken eenvoudig naar hem te herleiden is via zijn toenmalige vriendin en dat hij die kloon ook nog in gebruik zou geven aan een derde met criminele intenties.
De verklaring van de verdachte met betrekking tot de kloon van de Toyota Corolla met kenteken [kenteken] en het gebruik ervan wordt door het hof als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. Het hof trekt hieruit de conclusie dat de Toyota Corolla op 31 maart 2015 en
1 april 2015 bij de verdachte in gebruik was.
5. Signalement
De door getuigen gegeven signalementen van de vermoedelijke dader zijn wisselend en niet op alle onderdelen met elkaar te verenigen. De aangeefster [slachtoffer] geeft als signalement van de dader: een blanke man, ongeveer 1.70 à 1.75 m lang, ongeveer 30 à 35 jaar oud - maar zij vindt de leeftijd moeilijk te schatten -, droeg een donkerkleurig/zwart petje, een donkere korte jas en een broek die lichter was dan zijn jas.
De getuige [getuige] , die in de nabijheid van de woning van de aangeefster aan de [adres] in Oss woont, heeft verklaard dat zij op 1 april 2015 vanuit haar woonkamer omstreeks 19.30 uur een man die zij niet kende voorbij zag lopen en dat hij ergens tussen 20.00 uur en 20.30 uur rennend langs haar huis kwam. Zij beschrijft de persoon als volgt: kleiner dan 1.78 meter, droeg een pet, blauw grijsachtige bovenkleding, leek geen jas, had een blank uiterlijk, leeftijd 35 tot iets over de 40.
Verbalisant [naam] heeft in het los opgenomen proces-verbaal van bevindingen d.d.
25 mei 2018 met procesverhaalnummer 419 gerelateerd dat de verdachte, die is geboren op
[geboortedag] 1971 en op 1 april 2015 dus 45 jaar oud was, 1,75 meter lang is en een blank uiterlijk heeft.
Alhoewel op basis van de door de aangeefster en de getuige van [getuige] gegeven signalementen geenszins kan worden vastgesteld dat het om de verdachte gaat, sluiten hun beschrijvingen van de dader de verdachte in elk geval niet uit. Dat de aangeefster heeft verklaard dat de dader een onverzorgd uiterlijk had met een snorretje en ongeschoren (d.w.z. ongeschoren baard en snor, stoppeltjes van een paar dagen), terwijl hij er volgens de verdediging altijd gladgeschoren en verzorgd uitziet, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af. In het onderzoek Nyala is inzake de gewapende overval te Holten, waarvan vaststaat dat die door de verdachte op 27 maart 2015 is begaan en die kort voor 1 april 2015 is gepleegd, door de aangeefster in die zaak als signalement van de dader onder meer gegeven: blanke man, 1.80 lang, ongeveer 40 jaar, ring baardje, droeg zwart petje. Daaruit blijkt wel dat de verdachte ook ten tijde van de pleegdatum gezichtsbeharing kon hebben.
Dat de beschrijving van de stem van de schutter zoals die door aangeefster [slachtoffer] is beschreven niet past bij de stem van de verdachte - zoals door de raadsvrouw bij pleidooi is aangevoerd - is het hof niet gebleken.
6. Herkenning door aangeefster
De aangeefster [slachtoffer] heeft op 5 februari 2018 tegenover de verbalisanten [naam] en [naam] verklaard dat zij in maart 2017 zelf gedetineerd zat en dat er in de P.I. een vrouw tegenover haar zat, de getuige [getuige] , die haar toen een foto heeft laten zien van haar vriend. Gebleken is dat het gaat om een foto van de verdachte. Toen aangeefster die foto zag, leek het alsof haar keel werd dichtgeknepen, zo verklaart zij. Zij herkende de man op de foto voor 95 % als degene die haar op 1 april 2015 heeft beschoten. Zij wist toen nog niet dat deze man in haar zaak was aangehouden. De aangeefster heeft verklaard dat zij niet direct met deze informatie naar de politie gegaan, omdat zij niet wist wat zij ermee moest. Ze heeft het wel verteld aan een medewerkster van de P.I., [getuige] , aan haar advocaat en op enig moment ook aan de getuige [getuige] .
Deze verklaring van de aangeefster staat niet op zichzelf, maar wordt ondersteund door ander bewijs. De P.I.-werkster [getuige] heeft op 8 februari 2018 tegenover de politie verklaard dat zij in april 2017 een gesprek had met aangeefster [slachtoffer] , waarin [slachtoffer] vertelde dat de medegedetineerde [getuige] haar een foto had laten zien van een man waarin de aangeefster de man heeft herkend die geprobeerd heeft haar te vermoorden.
De getuige [getuige] beschrijft dat aangeefster angstig was en dat haar stem trilde toen zij dit vertelde. Aangeefster zei wanhopig “Ik weet niet wat ik hiermee moet doen”, waarop [getuige] heeft gezegd dat aangeefster het echt tegen niemand moest vertellen omdat ze dan een gigantisch probleem zou hebben. [getuige] heeft op 17 april 2017 een e-mailbericht gestuurd aan haar leidinggevenden waarin zij dit voorval meldt.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] wordt voorts bevestigd door de verklaring van de getuige [getuige] d.d. 4 september 2018.
Het hof acht de verklaring van aangeefster over de herkenning van de verdachte betrouwbaar en bezigt deze voor het bewijs. De emotie van de aangeefster die in verband met deze herkenning door zowel [getuige] als [getuige] wordt beschreven, maakt de herkenning authentiek. Anders dan de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep heeft opgemerkt, blijkt uit de verklaringen van aangeefster en de getuige [getuige] dat het niet zozeer ging om een foto die [getuige] op haar celdeur had hangen, maar om een foto die zij met de post had gekregen en waarmee zij naar de aangeefster is toegerend. Dat niet vaststaat om welke foto van de verdachte het gaat, doet naar het oordeel van het hof niet aan af de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en de getuige [getuige] . Niet ter discussie staat dat de verdachte en de getuige [getuige] elkaar hebben ontmoet tijdens het vervoer door DV&O en dat [getuige] foto’s van de verdachte had. Dat aangeefster [slachtoffer] met dit verhaal niet direct naar de politie is gegaan, heeft er volgens haar mee te maken dat zowel de P.I. medewerkster [getuige] als de toenmalige advocaat van aangeefster haar hebben geadviseerd om deze informatie niet met anderen te delen.
Ook de omstandigheid dat de aangeefster de verdachte tijdens het verhoor door de politie op 28 mei 2015 niet als de dader heeft herkend op de camerabeelden die op 31 maart 2015 bij Belcompany zijn gemaakt, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de latere herkenning aan de hand van een foto in 2017.
Dat aangeefster in 2015 niet kon zeggen of de persoon op de camerabeelden van Belcompany degene was die op haar heeft geschoten, kan niet van doorslaggevende betekenis worden geacht. De kwaliteit van de camerabeelden van Belcompany was slecht, hetgeen een herkenning bemoeilijkt. Het betrouwbaarheidsverweer wordt verworpen.
Andere potentiële daders
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep nog aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de aanwijzingen dat een andere persoon, meer in het bijzonder [Y] , de schutter is en dat daarnaar door de politie onvoldoende onderzoek is gedaan. Het hof overweegt daarover als volgt.
Uit het politiedossier blijkt dat door de politie naar allerlei andere personen als potentiële dader onderzoek is gedaan. Zo is [Z] , met wiens DNA een match met het DNA-spoor op de patronen in de achtergebleven patroonhouder is aangetroffen, in deze strafzaak als verdachte aangehouden en verhoord. Tevens is onderzoek gedaan naar de mogelijke betrokkenheid van [Y] . Met behulp van een wijkagent is de verblijfplaats van [Y] achterhaalden vervolgens is hij op 29 juli 2015 gehoord als getuige. De aangeefster en haar moeder [moeder van slachtoffer] zijn over de mogelijke betrokkenheid van [Y] gehoord. Ook de zus van de overleden partner van aangeefster, [naam] , is in dat kader door de politie ondervraagd.Verder zijn ten aanzien van [Y] BOB-middelen ingezet. Van hem zijn meerdere telefoonnummers getapten er zijn in verband met het onderzoek inzake [Y] ook bevelen tot het opnemen van telecommunicatie ex artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering afgegeven ten aanzien van aangeefster [slachtoffer], haar zus, haar moederen familieleden van de overleden partner van aangeefster, [naam] .Echter heeft het onderzoek inzake [Y] niets opgeleverd.
Wat betreft [Y] merkt het hof nog op dat uit het dossier blijkt dat aangeefster deze persoon goed kent. Hij was goed bevriend met haar in 2008 overleden partner [naam] , en de aangeefster heeft hem in die tijd veel gezien. Reeds bij het doen van aangifte op
1 april 2015 heeft aangeefster tegenover de politie verklaard dat [Y] in het verleden heeft gezegd dat hij haar dood zou schieten.Indien [Y] de schutter was, zou aangeefster hem herkend moeten hebben, maar uit haar verklaringen blijkt dat de persoon die op 1 april 2015 omstreeks 20.05 uur bij haar aanbelde voor haar een onbekende was.
Uit pagina 14 tot en met 16 van het eindproces-verbaal d.d. 13 april 2018 en dossierpagina’s 204 tot en met 271 van het politiedossier blijkt dat ook is gekeken naar andere potentiële verdachten, zoals [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Ook naar deze personen is nader onderzoek verricht, onder andere door de inzet van BOB-middelen, echter zonder resultaat.
Uit het bovenstaande blijkt dat de politie voldoende onderzoek heeft verricht en de aanwijzingen naar andere potentiële daders voldoende heeft onderzocht. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Gelet op de omstandigheden dat:
- op de iPhone van de verdachte op 31 maart 2015 is gezocht naar de contactgegevens van de aangeefster c.q. haar autorijschool;
- de verdachte op 31 maart 2015 een prepaid telefoon plus Sim-kaart met telefoonnummer [1124] heeft gekocht waarmee later die dag naar de aangeefster is gebeld onder gebruikmaking van de persoonsgegevens van een in de buurt woonachtige persoon en voor 1 april 2015 een ontmoeting met haar is geregeld;
- het vuurwapen waarmee de aangeefster op 1 april 2015 is beschoten op 16 april 2015 onder de verdachte in beslag is genomen;
- de verdachte op 31 maart 2015 en 1 april 2015 de gebruiker was van de personenauto met kenteken [kenteken] ;
- uit de ARS-gegevens van de personenauto met kenteken [kenteken] en de zendmastgegevens van diverse mobiele telefoons die bij de verdachte in gebruik waren blijkt dat die auto en telefoons op 31 maart 2015 en op 1 april 2015 in de buurt van de plaats delict waren,
- de aangeefster de verdachte als de schutter heeft herkend,
acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Poging tot moord en medeplegen
Op grond van de bovenvermelde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Immers heeft hij tevoren contact gegevens opgezocht alsmede persoonsgegevens van een in de buurt wonende persoon, een prepaid telefoon met Sim-kaart gekocht om aangeefster [slachtoffer] te benaderen onder gebruikmaking van de valse persoonsgegevens, een afspraak gemaakt om haar een dag later te treffen en is hij in de avond van die volgende dag met een vuurwapen naar haar woning gegaan. Daar heeft hij, toen er nog nauwelijks een woord was gewisseld en zonder enige aanleiding, op korte afstand een kogel op aangeefster afgevuurd. Toen de kogel haar arm schampte, bleef de verdachte het vuurwapen op haar richten en heeft hij nog meerdere keren de trekker overgehaald, waarbij er echter geen kogels meer werden afgevuurd omdat de patroonhouder uit het wapen was gevallen. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven beroven van aangeefster, dat het hof de tenlastegelegde poging tot moord bewezen acht. Evenals de rechtbank, acht het hof het bewijs ervoor tekort schieten dat de verdachte het feit in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De advocaat-generaal heeft zich op een standpunt gesteld dat impliceert dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Immers is gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van TBS met bevel tot verpleging zal worden opgelegd. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat over de verdachte verschillende keren is gerapporteerd dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling c.q. ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In de rapportages van psychiater [psychiater] d.d. 16 juni 2020 en psycholoog [psycholoog] d.d.
13 juli 2020, die zijn opgemaakt in het kader van dit hoger beroep, is vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van meerdere psychische stoornissen, te weten een obsessieve-compulsieve stoornis, een posttraumatische-stressstoornis (PTSS) en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken. Voor wat betreft de mate van toerekenbaarheid sluit de advocaat-generaal aan bij conclusies van de gedragsdeskundigen [psychiater] en [psycholoog] . Hoewel de rapportages van psychiater [psychiater] d.d. 8 oktober 2015 en forensisch psycholoog [psycholoog] d.d. 1 september 2015 zijn opgemaakt in het kader van een andere strafzaak, hebben hun conclusies betrekking op feiten die de verdachte heeft gepleegd in dezelfde periode als waarin het onderhavige tenlastegelegde feit zich heeft afgespeeld. Psychiater [psychiater] heeft zich onthouden van een advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid, maar wel de oplegging van TBS met dwangverpleging geadviseerd. Forensisch psycholoog [psycholoog] heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, geconcludeerd dat sprake is van een hoog recidiverisico en eveneens TBS met dwangverpleging geadviseerd.
Het hof overweegt als volgt.
De pro Justitia rapportage van psychiater [psychiater] d.d. 16 juni 2020, die is opgemaakt in deze strafzaak houdt onder meer het navolgende in: Er is bij de verdachte sprake van meerdere psychische stoornissen. Er worden een obsessieve-compulsieve stoornis, posttraumatische-stressstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken vastgesteld. Hiernaast is hij bekend met een stoornis in alcohol- en cocaïnegebruik, in langdurige remissie, hoewel voornamelijk in een gereguleerde omgeving. Hoewel de obsessieve-compulsieve stoornis chronisch van aard is en het waarschijnlijk is dat de verdachte destijds ook al last had van de PTSS, wordt er geen verband tussen deze diagnoses en het tenlastegelegde, indien bewezen, gezien. Beide hebben naar mening van de rapporteur geenszins invloed gehad op zijn gedrag of keuzes. De tenlastegelegde feiten, indien bewezen, getuigen van een goed voorbereid, berekenend, financieel gemotiveerd delict. De rapporteur adviseert de verdachte de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, volledig toe te rekenen. Er is geen grond voor een behandeladvies in een strafrechtelijk kader.
De pro Justitia rapportage van psycholoog [psycholoog] d.d. 13 juli 2020 houdt omtrent de persoon van de verdachte onder meer het navolgende in: De verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en obsessieve-compulsieve trekken. Dat was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde, maar het beïnvloedde zijn gedragskeuzen en gedragingen niet. Er zijn geen gronden om tot enige vermindering van de toerekeningsvatbaarheid te komen. Met de conclusie dat het tenlastegelegde - indien bewezen - aan de verdachte volledig toegerekend kan worden, is gegeven dat er geen gronden zijn voor de conclusie dat er op basis van verdachtes pathologie sprake is van een verhoogde kans op recidive. Er zijn geen gronden om een advies voor begeleiding en/of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
Psychiater [psychiater] en psycholoog [psycholoog] zijn ter terechtzitting van het hof d.d. 13 april 2021 gehoord en hebben bij die gelegenheid hun conclusies en adviezen in bovenvermelde rapportages onderschreven. Zij hebben ter terechtzitting verklaard dat de verdachte aan hun onderzoek, anders dan ten tijde van het onderzoek door de gedragsdeskundigen [psychiater] en [psycholoog] , volledig heeft meegewerkt. Daardoor hebben [psychiater] en [psycholoog] een beter klinisch beeld van de verdachte kunnen verkrijgen. Voorts speelt een rol dat de verdachte in de tussentijd een behandeling door FPC de Rooyse Wissel heeft ondergaan, waardoor de te behandelen problematiek van de verdachte hem niet meer belemmert in zijn keuzes.
Gelet op de inhoud van de rapportages van psychiater [psychiater] en psycholoog [psycholoog] ziet het hof geen ruimte om de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het feit wordt hem volledig toegerekend.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De advocaat-generaal heeft naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegging van de TBS-maatregel gevorderd. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de wet ook een TBS-maatregel kan worden opgelegd bij een volledig toerekeningsvatbare verdachte.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat geen TBS-maatregel kan worden opgelegd, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden daarvoor. Er is geen sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid en er is niet voldaan aan het gevaarscriterium.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde overweegt het hof dat het opzettelijk en met voorbedachte raad een ander mens van het leven (proberen te) beroven behoort tot de zwaarste categorie van strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Door dergelijke misdrijven wordt de rechtsorde zeer ernstig geschokt en het brengt in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg.
Daarnaast leidt een dergelijk feit tot vaak hevige en langdurige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en getuigen, waarvan ook in de onderhavige strafzaak is gebleken.
De verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer [slachtoffer] weloverwogen en doelbewust van het leven te beroven door met een vuurwapen op haar te schieten. Dit deed hij bij haar thuis, in haar woning, voor de ogen van haar moeder, terwijl ook de 8 jaar oude dochter van het slachtoffer in de woning aanwezig was. Toen de kogel de arm van het slachtoffer schampte, heeft de verdachte nog meerdere keren de trekker overgehaald. Echter werden geen kogels meer afgevuurd, omdat het patroonmagazijn uit het wapen was gevallen. Was dit niet gebeurd, dan was zij zeer waarschijnlijk voor de ogen van haar moeder neergeschoten. [slachtoffer] heeft maar zeer gering fysiek letsel opgelopen. Wel heeft feit een zeer grote impact op haar leven, met blijvende psychische gevolgen, zo blijkt uit haar slachtofferverklaring. Zij heeft te kampen met een post traumatische stress stoornis (PTSS) en ook haar moeder ondervindt nog vrijwel dagelijks de psychische gevolgen van het bewezenverklaarde. Daarnaast heeft het bewezenverklaarde negatieve gevolgen gehad voor de onderneming van het slachtoffer, die zij uiteindelijk heeft moeten staken.
Doordat het slachtoffer niet weet waarom de verdachte haar heeft beschoten en wie de opdrachtgever was, leeft zij nog steeds in grote angst en onzekerheid en heeft zij veel moeite om anderen te vertrouwen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 februari 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van ernstige geweldsdelicten, zij het lang geleden. In 2002 is hij door de rechtbank te Maastricht veroordeeld ter zake van een poging tot doodslag en in datzelfde jaar door de rechtbank te Almelo vanwege verkrachting.
Voorts heeft het hof bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van de diverse rapportages die omtrent de persoon van de verdachte zijn opgemaakt, in het bijzonder de hierboven beschreven rapportages van psychiater [psychiater] d.d. 16 juni 2020 en psycholoog [psycholoog] d.d. 13 juli 2020. Beide gedragsdeskundigen zijn van oordeel dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat er geen gronden zijn voor een behandeling in een strafrechtelijk kader, zoals TBS. Verder heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op de conclusies van psychiater [psychiater] en psycholoog [psycholoog] , die het hof overneemt, zal het hof niet overgaan tot de oplegging van een TBS-maatregel. De eerdere rapportages waarnaar de advocaat-generaal heeft verwezen zijn verouderd en in het kader van een andere strafzaak tegen de verdachte opgemaakt. In die strafzaak is reeds een TBS-maatregel aan de verdachte opgelegd en de verdachte heeft in dat kader een (gedeeltelijke) behandeling ondergaan. Het hof kan thans, gelet op de adviezen, niet vaststellen dat de oplegging van de TBS-maatregel vereist is.
Gezien de aard en de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde alsmede de hierboven beschreven omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan kan, met het oog op een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet worden volstaan met een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor een lange duur met zich brengt.
Alles afwegend, acht het hof (in beginsel) de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal op deze straf in mindering te worden gebracht.
De inhoud van het procesdossier geeft het hof aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden.
Namens de verdachte is op 28 februari 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Het onderhavige arrest wordt gewezen op 26 april 2021. De verdachte bevindt zich in de onderhavige strafzaak in voorlopige hechtenis. Er is sprake van een tijdsverloop van meer dan 16 maanden sinds de datum dat het hoger beroep werd ingesteld; er zijn ongeveer 26 maanden verstreken. Weliswaar is in hoger beroep op verzoek van de verdediging nader onderzoek verricht, maar het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Bij dat oordeel heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat hoewel een deel van het tijdsverloop zijn oorzaak vindt in de onderzoekswensen van de verdediging, niet het gehele tijdsverloop daaruit kan worden verklaard. De regiezitting van het hof omtrent de onderzoekswensen van de verdediging heeft plaatsgevonden op 11 februari 2020, terwijl de onderzoekswensen al op 14 maart 2019 door het hof zijn ontvangen.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Zonder schending van de redelijke termijn zou - zoals reeds overwogen - een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof een korting van 10 procent toepassen en zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf van 12 jaren en 8 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van schade ter hoogte van € 71.729,68, bestaande uit
€ 68.729,68 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 28.000,00, bestaande uit € 25.000,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2015 en de kosten van tenuitvoerlegging. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Het hof overweegt hierna per kostenpost het volgende.
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vergoeding van € 68.729,68 inzake materiële schade gevorderd, bestaande uit de navolgende schadeposten.
Verlies verdienvermogen
De benadeelde partij stelt dat sprake is van een verlies aan verdienvermogen over de jaren 2015 tot en met 2018 ter hoogte van € 35.279,68 en voor (de toen nog) toekomstige schade over het jaar 2019 ter hoogte van € 11.110,02. De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering thuishoort bij de civiele rechter en een onevenredige belasting van het strafgeding betreft. Subsidiair is aan de orde gesteld dat de benadeelde partij in 2018 is ondergedoken en toen geen inkomsten had en dat uit haar verklaring blijkt dat ze een uitkering heeft ontvangen, waarmee ten onrechte geen rekening is gehouden in de berekening. De benadeelde partij heeft daarop geantwoord dat het gaat om een nabestaandenuitkering verband houdend met het overlijden van haar partner en geen arbeidsongeschiktheidsuitkering of andere uitkering ten gevolge van het bewezenverklaarde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden in de zin van verlies aan verdienvermogen. Evenals de rechtbank, acht het hof deze schadepost thans tot een bedrag van € 25.000,00 toewijsbaar. Ten aanzien van het overige gedeelte is het hof onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven over de gestelde schade die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte zou zijn veroorzaakt. Niet uitgesloten kan worden dat andere factoren een bijdrage hebben geleverd aan het verminderde inkomen van de benadeelde en het niet kunnen voortzetten van haar onderneming, zoals het onderduiken naar aanleiding van een ander incident. Daarnaast is de gestelde omvang van de schade volledig gebaseerd op de winst uit onderneming in het jaar 2014, terwijl het gebruikelijk is om bij de begroting van de schade een gemiddelde winst over meerdere jaren tot uitgangspunt te nemen. Het inwinnen van de benodigde informatie zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en dat gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verhoogde economische kwetsbaarheid
Inzake de verhoogde economische kwetsbaarheid is een vergoeding gevorderd van een bedrag van € 10.000,00. Het hof acht zich wat betreft deze schadepost onvoldoende voorgelicht om deze post inhoudelijk te kunnen beoordelen. Het inwinnen van de benodigde nadere informatie ter zake zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten inhuur beveiliging
Voor de kosten van beveiliging die direct na het begaan van het bewezenverklaarde zijn gemaakt is een vergoeding van € 10.890,00 gevorderd. De verdediging heeft betoogd dat het er, gelet op de nieuw overgelegde nota van [naam] , alle schijn van heeft dat sprake is van valsheid in geschrifte en dat dit de betrouwbaarheid van de gehele vordering raakt. Ook het hof plaatst kanttekeningen bij de nieuw overgelegde nota. Het enige verschil met de vorige nota lijkt een aanpassing van het factuurnummer (2015 in plaats van 2016) te zijn. Op de factuur is geen geadresseerde en geen datum van opmaak vermeld. Er is geen creditfactuur voor de eerste nota overgelegd en ook andere stukken ter onderbouwing van de schade ontbreken, zoals een overeenkomst inzake de dienstverlening door [naam] of een ander stuk waarin de afspraken over de persoonsbeveiliging zijn vermeld. Ook de beoordeling van deze schadepost levert naar het oordeel van het hof een onevenredig belasting voor het strafgeding op.
Kosten aanschaf beveiligingsapparatuur
Voor de aanschaf van beveiligingsapparatuur in 2018 is een vergoeding van € 1.450,00 gevorderd. De benadeelde partij heeft op de terechtzitting van de rechtbank d.d. 1 februari 2019 verklaard dat deze schadepost te maken heeft met de aanslag op [naam] . De verdediging heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde. Het causale verband tussen deze schadepost en het bewezenverklaarde is voor het hof thans onvoldoende inzichtelijk, terwijl het strafgeding zich niet leent om een en ander nader uit te diepen. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van haar vordering niet worden ontvangen.
Immateriële schade
De benadeelde partij stelt de immateriële schade die zij door toedoen van de verdachte heeft geleden op een bedrag van € 3.000,00. De verdediging heeft zich omtrent deze schadepost gerefereerd aan het oordeel van het hof. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden van het geval acht het hof een dergelijke vergoeding van smartengeld alleszins billijk. Het gevorderde bedrag van € 3.000,00 zal worden toegewezen.
Resumé
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 28.000,00, bestaande uit € 25.000,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de dag van het ontstaan van de schade. Wat betreft de materiële schade zal het hof bij gebrek aan voldoende duidelijkheid over het moment van ontstaan van de schade uitgaan van de dag van indiening van de vordering (28 januari 2019), wat betreft de immateriële schade van de pleegdatum (1 april 2015).
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, om de redenen zoals hierboven vermeld. De benadeelde partij kan daarom thans voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen en dat gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 28.000,00, bestaande uit
€ 25.000,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente voor de materiële schade vanaf 28 januari 2019 en voor de immateriële schade vanaf 1 april 2015, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het hof acht het wenselijk dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren en
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 28.000,00 (achtentwintigduizend euro) bestaande uit € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 28.000,00 (achtentwintigduizend euro) bestaande uit € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 175 (honderdvijfenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
28 januari 2019 en voor de immateriële schade op 1 april 2015.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 26 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.