ECLI:NL:GHSHE:2021:1233

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
200.283.134_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling informatieregeling in hoger beroep inzake minderjarige na beëindiging van de relatie tussen ouders

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt om een informatieregeling met betrekking tot haar minderjarige dochter, geboren in 2008, na een langdurige afwezigheid uit het leven van het kind. De vader, die het gezag over de minderjarige heeft, verzet zich tegen deze regeling, onder verwijzing naar zijn ervaringen met de moeder en de impact daarvan op het kind. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2021, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad adviseert om een informatieregeling vast te stellen, waarbij de vader jaarlijks informatie over de minderjarige aan de moeder dient te verstrekken. Het hof overweegt dat het in het belang van de minderjarige is om enige informatievoorziening te waarborgen, maar legt daarbij voorwaarden op, waaronder dat de moeder niet op deze informatie mag reageren. De vader moet de eerste informatieverstrekking voor 1 augustus 2021 uitvoeren. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze de informatieregeling betreft en stelt deze regeling vast, met inachtneming van de belangen van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 april 2021
Zaaknummer: 200.283.134/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/368897 / FA RK 20-753
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. Demir,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. van Meeteren.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 juli 2020, uitgesproken onder voornoemd zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 8 september 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende en zo nodig onder aanvulling of verbetering van de rechtsgronden, een informatieregeling vast te stellen op basis waarvan de moeder gerechtigd is iedere twee maanden door de vader geïnformeerd te worden omtrent gewichtige aangelegenheden aangaande [minderjarige] en tevens recente foto’s te ontvangen, althans een zodanige informatieregeling vast te stellen als het hof passend acht, althans een andere beslissing te nemen die het hof in het belang van [minderjarige] juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 7 december 2020, dat is aangepast bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 29 december 2020, heeft de vader verzocht de door de moeder ingestelde grieven tegen de bestreden beschikking af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. R.G.J. van Kerkhof (kantoorgenoot van mr. Demir);
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Meeteren;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 15 februari 2021. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 12 juni 2020;
  • het procesdossier in eerste aanleg, inkomen op 21 en 24 september 2020;
  • een V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 5 januari 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zij hebben samengewoond. De relatie is in 2009 beëindigd.
3.2.
Tijdens de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] [minderjarige] geboren.
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitgeoefend tot 12 december 2011. Bij beschikking van 12 december 2011 heeft de rechtbank Breda bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de vader alleen toekomt.
3.3.
[minderjarige] heeft onder toezicht gestaan van Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant in de periode van 22 januari 2010 tot 22 januari 2013.
3.4.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vader. Sinds het tweede levensjaar van [minderjarige] heeft nagenoeg geen contact meer tussen de moeder en [minderjarige] plaatsgevonden.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot vaststelling van een informatieregeling afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat het volgende aan.
Na de relatiebreuk tussen partijen kon de moeder vanwege haar drugsgebruik geen stabiele factor zijn in het leven van [minderjarige] en besloot zij, in het belang van [minderjarige], een pas op de plaats te maken. Zij heeft hulp gehad voor haar verslaving en het gaat al langere tijd goed met haar. Zij is bereid inzicht te geven in de controles die zij ondergaat en in de hulpverlening die zij ontvangt.
De moeder acht het in het belang van [minderjarige] dat er een informatieregeling tot stand komt. De door haar verzochte informatieregeling is niet strijdig met de belangen van [minderjarige]. De moeder heeft er vertrouwen in dat [minderjarige] in de toekomst zelf met haar in contact zal willen treden. Tot die tijd is het van groot belang dat de moeder op de hoogte is van het leven [minderjarige], zodat zij, als de tijd daar rijp voor is, aansluiting kan zoeken bij [minderjarige]. Er dient een begin gemaakt te worden met het verstrekken van enige informatie.
De moeder weet dat de vader [minderjarige] een stabiele basis biedt. Zij wil deze basis niet aantasten en zij wil geen onrust geven in het gezin van de vader. Zij is in de afgelopen jaren [minderjarige] tweemaal tegengekomen en heeft haar toen niet ongevraagd benaderd. De enige keer dat zij via Instagram contact heeft gezocht met [minderjarige] was om haar te laten weten dat zij in verwachting is.
De enkele vrees van de vader dat een informatieregeling niet goed zal uitpakken is onvoldoende om niet aan een wettelijke verplichting te voldoen. De moeder kan er mee instemmen als de informatieverstrekking via een derde plaatsvindt. Haar advocaat is bereid om dat via hem te laten verlopen. Indien een informatieregeling wordt vastgesteld, verzoekt de moeder het hof te omschrijven wat deze regeling precies omvat en wanneer deze ingaat.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat het volgende aan.
De vader heeft in het verleden veel heftige gebeurtenissen meegemaakt door het handelen van de moeder. De moeder was verslaafd en maakte het leven van de vader en [minderjarige] onmogelijk. De moeder is al jarenlang uit beeld. De vader gelooft niet dat de moeder haar leven inmiddels op orde heeft. Hij heeft daar geen bewijs van gezien.
Het klopt dat de moeder en [minderjarige] in de afgelopen jaren elkaar twee keer zijn tegengekomen. [minderjarige] was hierna overstuur. Nadat de moeder [minderjarige] via Instagram had benaderd, heeft [minderjarige] haar geblokkeerd. De vader wil aan [minderjarige] uitleg geven over wat in het verleden is gebeurd, maar [minderjarige] wil daar niet over praten.
Het belang van [minderjarige] vereist op dit moment dat een informatieregeling voor de moeder achterwege blijft. Het uitvoering geven aan een informatieregeling zal bij de vader op dit moment leiden tot zeer veel stress, een zeer onveilig gevoel en een hernieuwd/herleefd trauma, ook als dit met behulp van een derde zou geschieden. Hij heeft er last van als het verleden boven komt. Hij heeft hier geen hulverlening voor gehad. Voor het welzijn van [minderjarige] is het van groot belang dat er rust blijft in het gezin. De vader is de hoofdverzorger van [minderjarige]. Haar veiligheid en stabiliteit begint bij het waarborgen van de veiligheid en stabiliteit van de vader. Er dient rust worden gecreëerd in de thuissituatie en dat gebeurt niet als aan de vader een informatieregeling wordt opgelegd, die weer spanning met zich meebrengt. Indien wel een informatieregeling wordt opgelegd, verwacht de vader dat de moeder met de informatie die zij krijgt geen genoegen zal nemen en dat de moeder daarop richting hem en/of [minderjarige] gaat reageren. Bovendien wil [minderjarige] geen contact met de moeder. Als [minderjarige] in de toekomst wel contact met de moeder wil, zal de vader dit contact niet in de weg staan.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd wel een informatieregeling vast te stellen en hij onderbouwt dit advies als volgt.
Het gaat goed met [minderjarige]. Zij heeft een goede basis bij de vader en zijn partner en zij is goed gehecht. Een bepaalde mate van informatievoorziening richting de moeder is in het belang van [minderjarige]. De raad ziet dat de vader [minderjarige] wil beschermen en een muur om [minderjarige] en hem heeft heen gebouwd. Als [minderjarige] op een leeftijd komt dat zij achter die muur uitkomt en de gang naar de moeder gaat maken, dan is het belangrijk dat die daarop voorbereid is en de vader hiervoor voorwerk heeft verricht. Het vaststellen van een informatieregeling draagt daaraan bij. Het maakt daarbij veel uit hoe de vader over de informatieverstrekking aan de moeder praat met [minderjarige]. Het is een taak van de vader om naar [minderjarige] uit te dragen dat hij achter die informatieverstrekking staat.
Als een keer per jaar door de vader in vogelvlucht informatie over [minderjarige] wordt gedeeld met de moeder, zonder details, bijvoorbeeld over hoe het op school is gegaan, geeft dat voldoende bagage voor eventueel contact tussen de moeder en [minderjarige] in de toekomst. De moeder dient daarnaast op geen enkele manier contact op te nemen met [minderjarige]. Zij zal moeten laten zien dat zij in de wachtstand gaat. In die wachtstand is als initiatief wel toegelaten het sturen van een verjaardagskaartje, kerstkaartje of een geboortekaartje zonder nadere boodschap. Het zoeken van contact via internet, zoals de moeder eerder heeft gedaan, mag niet gebeuren. Indien de moeder toch de behoefte heeft om informatie te delen, dan is de juiste weg om dit via de advocaat van de moeder aan de advocaat van de vader voor te leggen.
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de ouder, die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent
gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de rechter, indien het belang van het kind zulks
vereist zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
3.9.2.
Met de raad acht het hof de vaststelling van een informatieregeling, zoals hierna nader uiteengezet, passend en in het belang van [minderjarige]. Gebleken is dat de vader de hoofdverzorger is van [minderjarige] en dat de moeder langdurig uit beeld is. De vader wil, als gevolg van de gebeurtenissen met de moeder in het verleden, [minderjarige] beschermen en hij stelt zich vermijdend op. Dit bepaalt mede hoe [minderjarige] tegenover de moeder staat. Door nu te starten met enige wijze van informatieverstrekking door de vader aan de moeder, waarbij het belangrijk is dat de vader richting [minderjarige] uitdraagt dat hij daar achter staat, zal dat [minderjarige] helpen om in de toekomst de weg naar de moeder te vinden, als zij dat zou willen. De vast te stellen informatieregeling is ook passend bij de situatie dat de moeder over enige informatie over [minderjarige] wil beschikken, met het oog op eventueel contact tussen haar en [minderjarige] in de toekomst.
Gelijk aan het advies van de raad, acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat de moeder een wachtstand aanneemt. Dit betekent dat de moeder niet zal reageren op de informatie die zij over [minderjarige] ontvangt en evenmin anderszins contact met [minderjarige] zal zoeken. Als uitzondering hierop geldt het sturen van een kaartje in verband met verjaardag, geboorte, verhuizing of kerst. Door deze wachtstand aan te nemen kan de moeder ook de vrees van de vader, dat het geven van informatie over [minderjarige] opnieuw tot problemen en onrust zal leiden, wegnemen.
Het hof zal bepalen dat de informatieregeling via de advocaat van de moeder loopt, nu de moeder daarmee heeft ingestemd en haar advocaat zich daartoe bereid heeft verklaard.
3.9.3.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, voor zover het de informatieregeling betreft, en een informatieregeling vaststellen, inhoudende dat de vader één keer per jaar gehouden is de moeder – via de advocaat van de moeder – schriftelijk op de hoogte te stellen over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige], waaronder de ontwikkelingen op school, waarbij het de moeder niet is toegestaan daarop te reageren.
Het verzoek om daarbij recente foto’s te verstrekken wijst het hof af, gelet op de eigen rechten van [minderjarige] met betrekking tot beeldmateriaal van haar. De informatieverstrekking dient de eerste keer plaats te vinden voor 1 augustus 2021.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 juli 2020, voor zover deze ziet op de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling,
en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt vast dat de vader gehouden is de moeder– via haar advocaat – eenmaal per jaar schriftelijk op de hoogte te stellen over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige], waaronder de ontwikkelingen op school, de eerste keer voor 1 augustus 2021, zulks onder de voorwaarden zoals hierboven benoemd onder 3.9.2. en 3.9.3.;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.M.C. Dumoulin en A.M. van Riemsdijk en is op 22 april 2021 door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.