Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van Aken;
- de man.
3.De feiten
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de vaststelling van kinderalimentatie in hoger beroep. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft een alimentatiebedrag van € 240,- per kind per maand afgesproken met de man, verweerder in hoger beroep, in een ouderschapsplan van 15 mei 2015. De rechtbank Oost-Brabant heeft in een eerdere beschikking van 18 februari 2020 bepaald dat de man dit bedrag moet betalen, maar heeft de indexering van de alimentatie pas vanaf 1 januari 2021 vastgesteld. De vrouw is het hier niet mee eens en verzoekt het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en de alimentatie met terugwerkende kracht te indexeren vanaf 1 januari 2016, zoals oorspronkelijk afgesproken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2021 heeft de vrouw haar standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukt dat de man zijn alimentatieverplichtingen niet altijd is nagekomen. De man heeft geen verweerschrift ingediend en heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de vrouw. Het hof overweegt dat de afspraak in het ouderschapsplan over de indexering van de alimentatie in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en stelt de alimentatie vast zoals door de vrouw verzocht, met de juiste indexering vanaf 1 januari 2016. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.