ECLI:NL:GHSHE:2021:1210

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.264.685_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van een nalatenschap met internationale aspecten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 24 april 2019. De zaak betreft de verdeling van de nalatenschap van de moeder van [appellant], die op 19 april 2017 is overleden. De moeder had zes kinderen, waaronder [appellant] en [geïntimeerde 1]. Na de scheiding van de ouders in 1984 bleef de moeder in de echtelijke woning wonen. De vader overleed in 1996. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vordering van [appellant] om de nalatenschap te verdelen afgewezen. [Appellant] heeft in hoger beroep zes grieven geformuleerd en verzoekt het hof om de verdeling van de nalatenschap vast te stellen en [geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling van bedragen aan de nalatenschap. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [appellant] om te voldoen aan de eisen van een goede procesorde, met betrekking tot de eiswijzigingen die in beroep zijn gedaan. De uitspraak van het hof is gedaan op 20 april 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.264.685/01
arrest van 20 april 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [appellant] ,
appellant,
advocaat: mr. A.A.M. van der Steen te Boxtel,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna: [geïntimeerde 1] ,
advocaat: mr. E.X.M. Ong te Eindhoven,
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [geïntimeerde 2] ,
verstek verleend,
3.
[geïntimeerde 3],
wonende of gevestigd te [woonplaats] ,
hierna: [geïntimeerde 3] ,
verstek verleend,
4.
[geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [geïntimeerde 4] ,
verstek verleend,
5.
[geïntimeerde 5],
wonende te [woonplaats] (België),
hierna: [geïntimeerde 5] ,
verstek verleend,
geïntimeerden,
op het bij dagvaardingsexploten van 22 en 23 juli 2019 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen vonnis van 24 april 2019 tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde 1] als gedaagde en [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] als derden.

1.Het geding in eerste aanleg (nummer C/01/329555/HA ZA 18-32)

Hiervoor verwijst het hof naar voornoemd vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnissen van 28 maart 2018 en 24 oktober 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de voornoemde dagvaardingsexploten van [appellant] ;
  • de rolaantekening dat tegen [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] verstek is verleend;
  • de memorie van grieven tevens akte eiswijziging van [appellant] met producties;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] met producties;
  • het schriftelijk pleidooi waarbij (de advocaten van) [appellant] en [geïntimeerde 1] pleitnota’s met producties hebben ingebracht.
2.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken en die van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Als niet of onvoldoende betwist, gelden in ieder geval de volgende feiten als vaststaand.
[de moeder] (hierna: moeder) is op [geboortedatum] 1929 geboren. Uit haar huwelijk met [de vader] (hierna: vader) zijn zes kinderen geboren: [appellant] , [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 3] .
Nadat vader en moeder in 1984 zijn gescheiden, is moeder in de echtelijke (huur)woning in [plaats] blijven wonen.
Vader is op 4 april 1996 overleden.
Op 19 april 2017 is moeder overleden.
Inzet geding (eerste aanleg en hoger beroep)
3.2.1
In dit door [appellant] met de dagvaarding van 29 december 2017 tegen [geïntimeerde 1] ingeleide geding heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 28 maart 2018 een comparitiezitting bevolen.
3.2.2
Omdat [appellant] alleen [geïntimeerde 1] in het geding had betrokken maar het een processueel ondeelbare rechtsverhouding betreft, heeft de rechtbank [appellant] bij tussenvonnis van 24 oktober 2018 gelast om de overige deelgenoten in de nalatenschap van moeder als derden in het geding op te roepen.
3.2.3
Bij het beroepen vonnis heeft de rechtbank uiteindelijk afgewezen de vordering van [appellant] om de nalatenschap van moeder op grond van de artikelen 3:184 en 3:185 BW te verdelen en vast te stellen en daarbij, beknopt samengevat:
- primair:
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] € 11.550,-- met wettelijke rente aan de nalatenschap verschuldigd is wegens geleende bedragen;
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] € 69.774,64 met wettelijke rente aan de nalatenschap verschuldigd is op grond van onrechtmatige daad;
[geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling van € 81.324,64 met wettelijke rente aan de nalatenschap;
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] haar aandeel in de nalatenschap, nu deze bestaat uit vorderingen tot € 81.324,64, heeft verbeurd;
voor recht te verklaren dat de vordering van de nalatenschap op [geïntimeerde 1] wegens verzwijging € 81.324,64 bedraagt;
te bepalen dat het in totaal tussen de erfgenamen te verdelen bedrag daarmee
€ 81.324,64 zal bedragen, waartoe iedere deelgenoot behalve [geïntimeerde 1] tot een gelijk deel van
€ 27.108,21 gerechtigd is, te vermeerderen met ieder 1/3 deel van de door [geïntimeerde 1] verschuldigde wettelijke rente;
- subsidiair:
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] € 11.550,-- met wettelijke rente aan de nalatenschap verschuldigd is wegens geleende bedragen;
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] € 69.774,64 met wettelijke rente aan de nalatenschap verschuldigd is op grond van onrechtmatige daad;
[geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling van € 81.324,64 met wettelijke rente aan de nalatenschap;
te bepalen dat het in totaal tussen de erfgenamen te verdelen bedrag daarmee
€ 81.324,64 zal bedragen, waartoe iedere deelgenoot tot een gelijk deel van € 20.331,16 gerechtigd is, te vermeerderen met ieder 1/4 deel van de door [geïntimeerde 1] verschuldigde wettelijke rente;
- meer subsidiair:
voor het geval de door [geïntimeerde 1] tot zich genomen bedragen als schenking of een gift worden beschouwd: de verdeling van de nalatenschap vast te stellen met een beroep op de vernietiging van de schenkingen ex artikel 7:176 BW en daarbij het door [geïntimeerde 1] opgenomen totaalbedrag van € 81.324,64 in de verdeling te betrekken;
[geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling van de bedragen die uit hoofde van de te bepalen verdeling van de nalatenschap verschuldigd zijn aan [appellant] en de andere deelgenoten;
- meer meer subsidiair:
voor het geval de door [geïntimeerde 1] tot zich genomen bedragen als schenking of een gift worden beschouwd: de verdeling van de nalatenschap vast te stellen en daarbij de legitieme van [appellant] vast te stellen op basis het door [geïntimeerde 1] opgenomen totaalbedrag van € 81.324,64;
[geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling van de bedragen die verschuldigd zijn aan [appellant] en de andere deelgenoten en -nu blijkt dat de legitieme porties niet (volledig) kunnen worden voldaan uit de in de boedel aanwezige contanten en tegoeden- [geïntimeerde 1] te veroordelen om op basis van inkorting de legitieme portie aan [appellant] te voldoen;
- in alle gevallen:
[geïntimeerde 1] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.1
In dit hoger beroep formuleert [appellant] zes grieven. [appellant] concludeert na eiswijziging dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, beknopt samengevat:
I. de verdeling van de nalatenschap van moeder op grond van artikel 3:185 BW zal vaststellen door aan iedere deelgenoot:
- primair:
a. 1/6 van het RABO-rekening-saldo ten bedrage van € 2.068,49 toe te delen;
b. behalve [geïntimeerde 1] die haar aandeel hierin heeft verbeurd: 1/5 van het door
[geïntimeerde 1] ten onrechte ontvangen bedrag van € 4.380,-- aan weduwenpensioen
toe te delen;
c. behalve [geïntimeerde 1] die haar aandeel hierin heeft verbeurd: 1/5 van het door
[geïntimeerde 1] zonder toestemming van moeder geleende bedrag van € 11.200,--
toe te delen;
d. behalve [geïntimeerde 1] die haar aandeel hierin heeft verbeurd: 1/5 van het door
[geïntimeerde 1] zonder toestemming en medeweten van moeder van de
RABO-rekening gepinde en opgenomen bedrag van € 44.147,77
toe te delen;
- subsidiair:
e. 1/6 van het RABO-rekening-saldo ten bedrage van € 2.068,49 toe te delen;
f. 1/6 deel van het door [geïntimeerde 1] ten onrechte ontvangen bedrag van € 4.380,-- aan weduwenpensioen toe te delen;
g. 1/6 deel van het door [geïntimeerde 1] zonder toestemming van moeder geleende bedrag van € 11.200,-- toe te delen;
h. 1/6 deel van het door [geïntimeerde 1] zonder toestemming en medeweten van
moeder van de RABO-rekening gepinde en opgenomen bedrag van
€ 44.147,77 toe te delen;
- meer subsidiair, voor het geval de door [geïntimeerde 1] geïnde bedragen als schenking of
een gift worden beschouwd:
i. de door [geïntimeerde 1] gestelde schenkingen te vernietigen, en aan iedere deelgenoot:
j. 1/6 van het RABO-rekening-saldo ten bedrage van € 2.068,49 toe te delen;
k. 1/6 deel van het door [geïntimeerde 1] ontvangen bedrag van € 4.380,-- aan weduwenpensioen toe te delen;
l. 1/6 deel van het door [geïntimeerde 1] van moeder geleende bedrag van € 11.200,-- toe te delen;
m. 1/6 deel van het door [geïntimeerde 1] van de RABO-rekening gepinde en opgenomen bedrag van € 44.147,77 toe te delen;
II. [geïntimeerde 1] zal veroordelen om uitvoering te geven aan de vast te stellen verdeling van de nalatenschap van moeder door de bedragen van € 4.380,--, € 11.200,-- en € 44.147,77 te voldoen aan de nalatenschap, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding;
III. [geïntimeerde 1] zal veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg en het beroep.
3.3.2
Onder weerspreking van het beroep concludeert [geïntimeerde 1] dat het hof de vorderingen van [appellant] zal afwijzen en [appellant] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
Bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijk Nederlands recht
3.4
Dit geschil heeft internationale aspecten omdat [geïntimeerde 5] in België woont. Op de op 19 april 2017 opengevallen nalatenschap van moeder is de Europese erfrechtverordening van toepassing. Nu moeder op het tijdstip van overlijden haar gewone verblijfplaats in Nederland had, is op grond van die verordening de Nederlandse rechter bevoegd om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel (artikel 4) en beheerst Nederlands recht de vererving van haar gehele nalatenschap, in het bijzonder de bevoegdheden van de erfgenamen, het voldoen van schuldeisers en de verdeling van de nalatenschap (artikel 23 lid 2 onder f en j).
Rechtsstrijd in hoger beroep
3.5.1
Het beroepen vonnis had betrekking op uiteindelijk de hiervoor genoemde vorderingen i. tot en met xv. Onder wijziging van eis legt [appellant] in beroep nu de voornoemde vorderingen I (I.a tot en met I.m), II en II ter beslissing aan het hof voor.
3.5.2
Uitgangspunt van de artikelen 130 lid 1 en 353 lid 1 Rv is dat [appellant] de (grondslag van de) eis in beroep (schriftelijk) mag wijzigen.
Tegenover [geïntimeerde 1] is de eiswijziging in beroep bij gebreke van bijkomende omstandigheden die dit in strijd doen komen met de eisen van een goede procesorde, in beginsel toelaatbaar.
Tegen de in rechte niet verschenen [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] is de eiswijziging in beroep volgens de artikelen 130 lid 3 en 353 lid 1 Rv echter uitgesloten, tenzij [appellant] de eiswijziging (tijdig) bij exploot aan [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] kenbaar heeft gemaakt.
3.5.3
Nu niet duidelijk wordt dat de bij de memorie van grieven gewijzigde (grondslag van de) eis (al) bij exploot aan [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] kenbaar is gemaakt, zal het hof [appellant] de gelegenheid bieden om (alsnog) dergelijke betekeningsexploten te overleggen. Voor het geval de betekening ervan nog niet heeft plaatsgevonden, stelt het hof [appellant] in de gelegenheid om dit alsnog te doen. Ook in dat geval dient [appellant] de betekeningsexploten in het geding te brengen. Het hof zal de zaak hiervoor naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van [appellant] en houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 1 juni 2021 voor akte aan de zijde van [appellant] voor het in rov. 3.5.3 vermelde doel, waarna [geïntimeerde 1] antwoordakte zal kunnen nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en J. van der Steenhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 april 2021.
griffier rolraadsheer