3.1Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende.
Met ingang van 1 februari 1996 verhuurt Woonbedrijf aan [geïntimeerden] de woning aan de [adres 1] te [plaats] . Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden van Woonbedrijf in de versie van 1 januari 1994.
In de Algemene Voorwaarden is onder meer bepaald, samengevat, dat de huurder in het gehuurde zijn hoofdverblijf dient te hebben, dat zonder toestemming van verhuurster verhuur/in gebruik geven/laten inwonen niet is toegestaan en dat voor het aanbrengen van andere dan eenvoudige wijzigingen de toestemming van verhuurster is vereist.
[zoon van geintimeerden] huurde sinds eind 2008 van Woonbedrijf de woning aan de [adres 2] te [plaats] . Op 27 juli 2017 heeft hij met zijn ouders een verzoek tot woningruil bij Woonbedrijf ingediend. Woonbedrijf heeft dit verzoek bij brief van 8 november 2017 afgewezen.
Bij brief van 29 augustus 2017 heeft Woonbedrijf [geïntimeerden] laten weten dat is geconstateerd dat in de woning een zeer ingrijpende verbouwing plaatsvindt waarvoor geen toestemming is gevraagd en hem gesommeerd de werkzaamheden te stoppen. Bij brief van 17 november 2017 heeft het Woonbedrijf [geïntimeerden] laten weten voor welke wijzigingen alsnog toestemming gevraagd kon worden en welke wijzigingen, waarvoor geen toestemming zou worden verleend, ongedaan gemaakt moesten worden. Daaraan is niet voldaan. Bij brief van 24 januari 2018 heeft de advocaat van Woonbedrijf [geïntimeerden] gesommeerd alsnog die wijzigingen ongedaan te maken. [geïntimeerden] heeft daar gevolg aan gegeven.
Op 7 mei 2018 heeft [zoon van geintimeerden] met zijn ouders een nieuw verzoek tot woningruil ingediend. Dit verzoek heeft Woonbedrijf bij brief van 9 juli 2018 afgewezen.
In verband met een vermoeden van woningfraude heeft Woonbedrijf de woningen aan de [adres 1] en de [adres 2] laten observeren door Corp Support. In het rapport over de observaties in de periode van 25 juni 2018 tot en met 9 januari 2019 wordt geconcludeerd dat de woning aan de [adres 1] niet wordt bewoond door de huurders van die woning, maar door de huurders van de woning aan de [adres 2] en dat die woning niet door de huurders daarvan wordt bewoond.
De procedure in eerste aanleg