In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwijzing van een verzoek tot beëindiging van bewind. De rechthebbende, die in eerste aanleg door de rechtbank Limburg in Roermond onder bewind was gesteld, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het bewind op te heffen. De rechthebbende stelde dat haar psychische klachten waren verbeterd en dat zij nu in staat was om haar eigen financiën te beheren. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 december 2020 heeft de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat mr. K.E.J. Dohmen, haar standpunt toegelicht. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat de psychische klachten van de rechthebbende nog steeds aanwezig zijn en dat zij niet in staat is om haar financiën zelfstandig te beheren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende onvoldoende heeft aangetoond dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. Ondanks dat haar geestelijke gezondheidstoestand stabiel lijkt, heeft zij nog steeds last van traumatische ervaringen uit het verleden. Bovendien heeft zij recentelijk nieuwe schulden gemaakt door zonder overleg met de bewindvoerder nieuwe abonnementen af te sluiten en een aankoop te doen. Het hof concludeert dat het bewind nog steeds noodzakelijk is om te voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, voor zover het betreft het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen, en het meer of anders verzochte afgewezen.