ECLI:NL:GHSHE:2021:1189

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.199.927_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadebegroting na schending van voorkeursrecht voor bedrijfsruimte

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de begroting van schade als gevolg van de schending van het voorkeursrecht van een huurder voor een bedrijfsruimte. De zaak is een vervolg op eerdere arresten en tussenvonnissen, waarbij de hoogte van de schade centraal staat. De appellante, vertegenwoordigd door mr. W.G.M. [geïntimeerde], heeft de zaak aangespannen tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J.A. Vermeeren. De procedure is gestart naar aanleiding van een tussenvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 29 juni 2016 is gewezen.

Tijdens de procedure hebben beide partijen hun standpunten over de schadebegroting naar voren gebracht. De geïntimeerde heeft een schadebegroting overgelegd, opgesteld door zijn accountant, die de hogere exploitatiekosten bij huur in plaats van eigendom voor het winkelpand heeft begroot op € 656.537. De appellante heeft deze begroting bestreden en kritiek geuit op het deskundigenbericht van de accountant van de geïntimeerde. Het hof heeft in eerdere arresten al beslissingen genomen over andere kwesties, maar de hoogte van de schade is nog niet definitief vastgesteld.

Het hof heeft besloten dat een volgend deskundigenbericht noodzakelijk is om de schade te begroten, rekening houdend met de eerdere rapportages en de standpunten van beide partijen. De deskundige zal gevraagd worden om de schade te begroten die de geïntimeerde heeft geleden doordat de appellante hem niet in de gelegenheid heeft gesteld de bedrijfsruimte te kopen. De zaak is verwezen naar de rol om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voorgenomen deskundigenbericht, waarbij de kosten van de deskundige gelijkelijk ten laste van partijen zullen komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.199.927/01
arrest van 20 april 2021
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
verder: [appellante] ,
advocaat: mr. W.G.M. [geïntimeerde] te Breda,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
verder: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.A. Vermeeren te Etten-Leur,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 19 september 2017, 20 maart 2018, 14 mei 2019 en 6 augustus 2019, het incidenteel arrest van 28 januari 2020 en het tussenarrest van 13 oktober 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer/rolnummer 4386533 CV EXPL 15-5040 tussen partijen gewezen tussenvonnis van 29 juni 2016.

17.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 13 oktober 2020 (r.o. 5.13 moet zijn 15.13 en 5.14 moet zijn 15.14);
  • de akte van [geïntimeerde] van 8 december 2020 met producties;
  • de antwoordakte van [appellante] van 19 januari 2021 met een productie.
Partijen hebben arrest gevraagd.

18.De verdere beoordeling

Stand van zaken
18.1
In deze zaak resteert alleen nog de beslissing op de hoogte van de schade, zoals het hof in het tussenarrest van 13 oktober 2020 heeft vastgesteld (r.o. 15.14). In dat tussenarrest heeft het hof de uitgangspunten voor de bepaling van de hoogte van de schade vermeld (r.o. 15.11-15.13) en [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld bij akte een begroting van de door hem geleden en te lijden schade over te leggen die voldoet aan genoemde uitgangspunten. [appellante] zou daarop kunnen reageren en beide partijen zouden tevens kunnen vermelden of zij een volgend deskundigenbericht wenselijk achten.
De aktes van partijen
18.2
Naar aanleiding hiervan heeft [geïntimeerde] bij akte een schadebegroting overgelegd die is opgesteld door zijn accountant [accountant 1] van [accountants belastingadviseurs] In diens rapportage van 7 december 2020 zijn de hogere exploitatiekosten bij huur in plaats van eigendom voor het winkelpand aan de [adres] te [plaats] voor een periode van 15 jaar in totaal begroot op een bedrag van € 656.537,=. Volgens [geïntimeerde] blijkt hieruit voldoende de hoogte van zijn schade zodat een deskundigenbericht niet nodig is, maar bezwaar daartegen heeft hij ook niet. Over de huurprijsvermindering van 50% vanwege de coronacrisis die [appellante] eerder heeft aangevoerd, vermeldt [geïntimeerde] dat met de verhuurder [verhuurder] alleen een opschorting is overeengekomen, geen vermindering. Ter onderbouwing heeft hij correspondentie met de verhuurder overgelegd.
18.3
In haar antwoordakte heeft [appellante] deze begroting bestreden. Zij heeft daartoe overgelegd een brief van accountant [accountant 2] van [de vennootschap] van 15 januari 2021 waarin kritiek wordt geleverd op onder meer het deskundigenbericht van 15 mei 2020 en op de begroting die [geïntimeerde] heeft overgelegd. Over een nader deskundigenbericht heeft [appellante] zich niet uitgelaten.
18.4
Het hof overweegt over deze aktes het volgende.
[geïntimeerde] begroot zijn schade op een bedrag dat hoger is dan het bedrag waartoe hij zijn vordering heeft verminderd (tussenarrest 13 oktober 2020, r.o. 15.5). Hij verbindt daar echter geen consequenties aan.
[appellante] gaat - met name via de door haar ingeschakelde accountant - nader in op het eerder door het hof ingewonnen deskundigenbericht en stelt, kort gezegd, dat [geïntimeerde] de benodigde financiering voor de aankoop van het pand niet had kunnen verwerven. Deze kwestie is evenwel in het tussenarrest van 13 oktober 2020 al afgehandeld en daarmee in dit stadium een gepasseerd station. In het tussenarrest is met zoveel woorden duidelijk gemaakt dat over alle kwesties met uitzondering van de hoogte van de schade eindbeslissingen zijn genomen. Voor zover [appellante] beoogt te bewerkstelligen dat het hof daarvan terugkomt, slaagt zij daar bij gebreke van een toereikende grondslag niet in. De begroting van accountant [accountant 1] wordt door [appellante] intussen voldoende gemotiveerd bestreden.
Op het commentaar van accountant [accountant 2] op die begroting heeft [geïntimeerde] nog niet kunnen reageren. Voor zover nodig bestaat daarvoor na het deskundigenbericht nog gelegenheid.
Het vervolg
18.5
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het voorgaande dat het inwinnen van een volgend deskundigenbericht over de hoogte van de schade onvermijdelijk is geworden. Bij de bepaling van die schade dient in aanmerking genomen te worden dat [geïntimeerde] bij koop van de bedrijfsruimte uiteindelijk de onbezwaarde eigendom daarvan zou verkrijgen. Het hof is voornemens een onderzoek te doen uitvoeren door één deskundige over de volgende vragen:
1. Kunt u, aan de hand van de uitgangspunten die in de rechtsoverwegingen 15.11-15.13 van het tussenarrest van 13 oktober 2020 zijn opgenomen en rekening houdend met de uitkomsten van het eerder uitgebrachte deskundigenbericht van 15 mei 2020, de schade begroten die [geïntimeerde] heeft geleden en zal lijden doordat [appellante] hem in juli 2014 niet in de gelegenheid heeft gesteld de bedrijfsruimte te kopen voor € 520.000,=?
2. In hoeverre kunt u zich vinden in de standpunten van de door ieder van beide partijen ingeschakelde accountants over de hoogte van de schade?
3. Wat acht u verder van belang om op te merken?
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige. Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Het hof is gelet op de omstandigheden van dit geding voornemens de kosten van de deskundige voorshands gelijkelijk ten laste van partijen te brengen.
Conclusie
18.6
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte
gelijktijdiguit te laten over het voorgenomen deskundigenbericht.
Voor enig ander doel zijn deze aktes niet bestemd. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

19.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 18 mei 2021 voor akte aan de zijde van beide partijen
gelijktijdigmet uitsluitend het hiervoor onder 18.5 vermelde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F.M. Pols, M.E. Smorenburg en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 april 2021.
griffier rolraadsheer