ECLI:NL:GHSHE:2021:1180

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
20-000101-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens verwaarlozing van een hond met ernstige verwondingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1967 en wonende te Susteren, werd beschuldigd van het overtreden van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren. De zaak betreft de verwaarlozing van een Duitse herdershond, die op 19 juni 2018 aan een paal was vastgebonden op een bospad nabij Born. De hond was ernstig gewond en had geen toegang tot voedsel of water. Bij ontdekking vertoonde de hond diverse ontstekingen en was in een zeer slechte conditie, wat leidde tot euthanasie door een dierenarts. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar in hoger beroep werd de straf verhoogd naar een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte de hond de nodige zorg had onthouden en daarmee het welzijn van het dier ernstig had benadeeld. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof verwierp dit verweer en achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-000101-20
Uitspraak : 14 april 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-241591-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Born in de gemeente Sittard-Geleen, als houder van een of meer dieren, te weten een Duitse herdershond, de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, door er onvoldoende zorg voor te dragen dat voormelde hond medische zorg ontvangt, immers had deze hond diverse ontstekingen met vorming van maden in de wonden over zijn lijf en/of toonde deze hond tekenen van uitdroging en/of heeft hij, verdachte, de hond vastgebonden aan een paal en/of (vervolgens) de hond alleen achtergelaten zonder (voldoende) schoon drinkwater en/of voedsel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Born in de gemeente Sittard-Geleen, als houder van een dier, te weten een Duitse herdershond, de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, door er onvoldoende zorg voor te dragen dat voormelde hond medische zorg ontvangt, immers had deze hond diverse ontstekingen met vorming van maden in de wonden over zijn lijf en toonde deze hond tekenen van uitdroging en heeft hij, verdachte, de hond vastgebonden aan een paal en vervolgens de hond alleen achtergelaten zonder drinkwater en voedsel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , brigadier van politie, proces-verbaalnummer PL2300-2018091632 (handgeschreven gewijzigd in PL2441-2018091632), gesloten d.d. 28 september 2019, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-60.

1.

Relaasproces-verbaal d.d. 28 september 2019, dossierpagina’s 1-5, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Incident verdachte [verdachte]
Pleegdatum: 19 juni 2018
Plaats delict: [plaats delict] , binnen de gemeente Sittard-Geleen (t.h.v. Esso Tankstation)

2.

Proces-verbaal van verhoor getuige [plaats delict] d.d. 14 augustus 2018, dossierpagina’s 25-26, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [plaats delict] voornoemd:

Op dinsdag 19 juni 2018 omstreeks 23.50 uur was ik met mijn vriend in de nabijheid van een tankstation aan de [plaats delict] te Born. Wij zagen een eind van de grote weg vandaan, op een bospaadje, een hond liggen. De hond was niet goed zichtbaar, want deze lag achter een grote steen. Wij zagen dat de hond met een witte internetkabel was vastgemaakt aan een paal. Het was een herdershond. Wij zagen dat die hond daar lag zonder dat er voer en water aanwezig waren. Wij hadden toevallig water bij ons en ook nog wat kattenvoer. Wij gaven de hond te drinken en deze bleek erge dorst te hebben. Hij bleef maar drinken uit het bakje dat wij voor hem hielden. Hij dronk wel drie flessen water achter elkaar. Hij wilde bijna niet stoppen met drinken. Ook had hij honger. Hij at al het kattenvoer dat wij hem gaven. Er is een foto van de hond gemaakt. Op de foto is een geel bekertje met water te zien. Dat was van ons. Ook is een rode riem te zien. Die rode riem had iemand van de dierenambulance hem om gedaan. De dierenambulance en de politie werden door ons gewaarschuwd. De hond is meegenomen door de dierenambulance. Volgens mij heeft de hond daar langere tijd gezeten. Hij was niet goed te zien.

3.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juni 2018, dossierpagina’s 6-11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] , met blijkens het gerelateerde op dossierpagina 7, een fotomap, dossierpagina’s 41 tot en met 51:

Op dinsdag 19 juni 2018, te 00.29 uur, werd bij de meldkamer van de politie Limburg
melding gedaan van een aangebonden hond. De hond was met een internetkabel aan een paal gebonden. De collega's troffen een hond aan van het ras Duitse herder. Het was een reu.
De betreffende hond werd voor opvang en verdere verzorging meegenomen naar het dierenasiel te Born. Dit is in beheer bij de Dierenbescherming.
GEZONDHEIDSTOESTAND VAN DE HOND
De betreffende hond werd door een dierenarts welke verbonden is aan het dierenasiel
onderzocht. Bij dit onderzoek bleek dat het om een Duitse herder ging welke niet voorzien was van een chip. De hond bleek in een zeer slechte conditie te verkeren. De hond had meerdere open wonden welke door vliegen geïnfecteerd waren. In een aantal wonden zaten levende maden. De hond diende geëuthanaseerd te worden.
De genoemde dierenarts is genaamd: [dierenarts 1]
FOTO HOND
Van de hond werd een foto gemaakt in de situatie zoals deze werd aangetroffen.
Deze foto is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
FACEBOOK
Door medewerkers van de dierenbescherming Limburg werd een artikel met foto over de
hond geplaatst op de Facebook-pagina van het asiel/dierenbescherming.
Dit artikel werd onder andere gelezen door de beheerster van een stichting welke zich
bezig houdt met dierenwelzijn.
Bij deze stichting kwamen kort na elkaar twee meldingen binnen van mensen die aangaven de eigenaar van de aangebonden herdershond te kennen. Beide melders gaven aan dat de eigenaar van de hond zou zijn genaamd: [verdachte] . Deze zou wonen op een klein woonwagenkamp te Susteren. De naam van de hond zou Rambo zijn.
Door de genoemde stichtingbeheerster werd op Facebook gezocht naar de naam van de genoemde [verdachte] . Deze bleek foto's van hemzelf, [getuige 2] en van drie herdershonden, op Facebook geplaatst te hebben. Op deze foto's zijn drie honden van het ras Duitse herder te zien. Bij een van deze foto's staat de tekst: [verdachte] . Onze Rambo. Bij een andere foto staat de tekst: 27 mei 2014 [verdachte] heeft zijn omslagfoto bijgewerkt. Op deze foto zijn twee honden te zien van het ras Duitse herder.
Op de foto staan de honden op een grijze klinkerbestrating. Ze staan naast een hekwerk van roestige, wit gekleurde metalen spijlen. Een van deze twee honden is grotendeels zwart gekleurd en de tweede hond heeft meer lichtbruin in de vacht. Het is deze hond met een meer lichtbruine kleur in de vacht die zeer sterke gelijkenis vertoont met de achtergelaten hond.
FOTO’S
Als bijlage bij dit proces-verbaal zijn de navolgende foto’s gevoegd
(hof: dossierpagina’s 41 tot en met 55).
Foto 1: De aangebonden hond op de plek waar deze werd aangetroffen (hof: waarop het gele bekertje en de rode riem zichtbaar zijn als vermeld in bewijsmiddel 2).
Foto 2 t/m 5: Foto’s gemaakt in het asiel.
Foto 7 t/m 11: Foto’s welke door de verdachte Pennings op zijn Facebookpagina zijn geplaatst.
(…).
ONDERZOEK ADRES PENNINGS
Op donderdag 28 juni 2018 begaf ik, verbalisant, mij naar het adres van [verdachte] / [getuige 2]
aan de [adres] te Susteren. Aldaar zag ik dat twee woonwagens naast elkaar geplaatst zijn. Om het erf dat bij deze woonwagens behoort is een hekwerk geplaatst. De woonwagens staan kort naast elkaar en er is geen onderlinge erf afscheiding aanwezig. Er is sprake van een gezamenlijk erf. Het hekwerk is gelijk aan het hekwerk van de op de op facebook geplaatste foto’s. Ik, verbalisant, zag dat op en om het bij de woonwagens behorende terrein veel rommel lag. Er lag onder meer veel oud ijzer waarbij ik zag dat er ook soort gelijke kabels lagen als die waarmee de achtergelaten hond was vastgebonden.

4.

Diergeneeskundige verklaring d.d. 19 juni 2018, opgesteld door dierenarts [dierenarts 1] , dossierpagina’s 12-16, voor zover inhoudende als bevindingen van deze huisarts omtrent het geconstateerde letsel bij de aangetroffen Duitse herdershond:

Onderstaande dier(en) onderzocht:
Soort dier(en): Hond
Ras: Duitse herder
Geslacht: Mannelijk
Kleur: Bruin-zwart
Vraag 1: Welke klinische bevindingen heeft u bij dit dier gedaan?
Vacht ziet er niet verzorgd, vies en nat uit. Voedingstoestand is nog enigszins redelijk 2/5. Hij maakt een heel apathische indruk, hij is erg sloom en reageert traag.
Vraag 2: Heeft u letsel of een aandoening bij het dier waargenomen?
Over een groot gebied in de hals, lopend van het linkeroor tot ongeveer schouder, doorlopend via de hals naar de andere kant van het gezicht, ook aan de bovenkant van het hoofd is de huid aangetast t.g.v. ontsteking met vorming van maden in de wonden. Het rechteroor is beschadigd en ontstoken. Ok op de poten en op de buik zijn vieze ontstekingsplekken met maden gevonden.
Vraag 3: Beschrijf wanneer deze toestand naar uw inschatting is ontstaan.
De maden zullen 1 tot enkele dagen oud zijn, maar de uitgebreidheid van het letsel moet gedurende langere tijd ontwikkeld hebben. Naar schatting zal dit enkele dagen tot enkele weken zijn. Gezien de shocktoestand van de hond moet dit al minimaal een week of langer bezig zijn.
Vraag 4: Beschrijf waardoor deze toestand naar uw inschatting is ontstaan.
Door een verwonding is er een ontsteking ontstaan. Ten gevolge van onvoldoende verzorging van de wonden hebben maden de kans gekregen om uit te groeien.
Vraag 6: Welke veterinaire handelingen heeft u tijdens dit consult uitgevoerd en welke veterinaire zorg heeft het dier na dit consult nodig?
Verzorging van de wond en pijnstilling. Er is gezien de ernst besloten tot euthanasie.
Vraag 8: Is, volgens de vijf vrijheden van de Wet Dieren artikel 1.3 lid 3, het welzijn van het dier benaderd?
1. Dorst, honger en ondervoedingDe hond is in shock en laat op dit moment tekenen zien van uitdroging.
2. Fysiek en fysiologisch (thermaal) ongemakDe vindplaats is geen geschikte huisvestingsplaats. Hij lag vastgebonden aan een boom en kan daarmee geen beschutting vinden voor wat voor weersinvloeden dan ook.
3. Pijn, verwondingen en ziektesEr is duidelijk sprake van ernstige pijn ten gevolge van ernstige verwondingen die zijn gaan ontsteken en waarin zich maden hebben kunnen nestelen.
Vraag 9: Is, gelet op uw bevindingen als veterinair deskundige, bij dit dier het welzijn benadeeld?
Het welzijn is benadeeld vanwege het feit dat er ernstige verwondingen aanwezig zijn, die in het beginstadium mogelijk nog goed behandeld hadden kunnen worden. Dit is niet gebeurd waardoor de hond een shocktoestand heeft ontwikkeld. En hiermee kan hij niet zijn natuurlijke gedrag vertonen.

5.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 21 juli 2019, dossierpagina’s 28-29, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] voornoemd:

U heeft mij vandaag benaderd met de mededeling dat u een vraag heeft over een hond
van mijn vader
(hof: verdachte [verdachte] ). Ik kan u zeggen dat ik denk dat ik weet over welke hond het gaat. Dat is Rambo. Deze hond is van mijn ouders geweest. Het was een Duitse herder, een reu. (…)
Ik weet niet meer precies wanneer het geweest is. In ieder geval vorig jaar zomer. De
honden hadden met elkaar gevochten en Rambo was gewond. Omdat mijn ouders geen geld
wilden uitgeven aan de hond heeft mijn vader deze hond naar het asiel in Born gebracht. Hij heeft de hond daar niet afgegeven maar ergens in de buurt vastgebonden en achtergelaten. U toont mij een foto van de hond. Ik kan u zeggen dat de hond op de foto de hond Rambo is die door mijn vader aangebonden is achtergelaten. Hier is in de familie over gesproken. Een kennis en zijn vriendin hebben kort daarna daarover een anonieme melding gedaan.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de aangetroffen hond de hond is waarvan de verdachte de houder was. De raadsman heeft verder naar voren gebracht dat de foto van de aangetroffen hond, zoals weergegeven op pagina 41 van het dossier, niet dezelfde hond is als de hond die is weergegeven op de foto op pagina 47 van het dossier.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verbalisanten op 19 juni 2018 ter hoogte van een tankstation te Born een aan een paal vastgebonden Duitse herdershond aantroffen. De hond is voor opvang en verdere verzorging meegenomen naar het dierenasiel en door een dierenarts onderzocht. Door dierenarts [dierenarts 2] werd onder meer vastgesteld dat de huid van de hond was aangetast als gevolg van meerdere open wonden welke door maden waren geïnfecteerd, dat het rechteroor was beschadigd, alsmede dat de hond tekenen liet zien van uitdroging. Gezien de toestand van de hond moesten de verwondingen al minst genomen een week voor het aantreffen van de hond zijn ontstaan, aldus de dierenarts.
Naar aanleiding van twee meldingen waarin de verdachte werd aangewezen als eigenaar van de hond, is gezocht naar het Facebook-account van de verdachte. Daarop zijn foto’s aangetroffen van Duitse herdershonden. Onder één van de foto’s stond de tekst: ‘Onze Rambo’, die gezien de vermelding ‘ [verdachte] ’ met diens Facebook-account is geplaatst. Verbalisant [verbalisant] heeft geverbaliseerd dat één van de honden op de foto’s van de Facebookpagina zeer sterke gelijkenis vertoont met de achtergelaten hond.
In het vooronderzoek is tevens de dochter van de verdachte, [getuige 2] , als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat haar vader in de zomer van 2018 zijn Duitse herdershond, die luisterde naar de naam Rambo, in de buurt van een dierenasiel te Born heeft vastgebonden en achtergelaten, nu de hond bij een gevecht gewond was geraakt en hij – samen met haar moeder – geen kosten wilde maken (het hof begrijpt: voor de dierenarts).
Het hof stelt vast dat de verklaring van getuige [getuige 2] gedetailleerd is en steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Meer bepaald komt de tijd en locatie van achterlaten, alsook de naam van de hond, het vastbinden en gewond zijn van die hond, overeen met hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen respectievelijk de diergeneeskundige verklaring. De omstandigheid dat getuige [getuige 2] ten overstaan van de politierechter een andersluidende, voor de verdachte ontlastende, verklaring heeft afgelegd, doet daaraan niet af. Getuige [getuige 2] heeft na het afleggen van de eerstgenoemde verklaring aangifte gedaan tegen de verdachte ter zake van onder meer bedreiging, waardoor het geenszins ondenkbaar is dat zij om die reden haar verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg ten gunste van de verdachte heeft bijgesteld. Bovendien vindt haar eerste getuigenverklaring, zoals reeds hiervoor is overwogen, steun in de overige bewijsmiddelen, zodat het hof geen reden ziet om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
Daarbij komt dat met het Facebook-account van de verdachte foto’s van herdershonden zijn geplaatst (met daarbij dezelfde naam als waarover [getuige 2] heeft verklaard) en dat verbalisant [verbalisant] heeft geconstateerd dat één van de honden op de foto’s van de Facebookpagina zeer sterke gelijkenis vertoonde met de achtergelaten hond. Ook bevonden zich op het terrein alwaar de verdachte woonachtig is, dat één erf vormt met het terrein van zijn ex-vrouw, soortgelijke kabels als de kabel waarmee de achtergelaten hond was vastgebonden.
Het hof hecht tegen deze achtergrond geen geloof aan de door de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie afgelegde verklaring, inhoudende dat hij wel eens oppas-honden had, doch dat de aangetroffen hond niet van hem was.
Aldus treft het verweer van de verdediging geen doel. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren. De verdachte heeft een gewonde hond vastgebonden aan een paal, een eind bij de grote weg vandaan, op een bospad. De hond was voor mensen niet goed zichtbaar en is achtergelaten zonder drinkwater en voedsel. De hond kon doordat hij was vastgebonden niet wegkomen uit die situatie. De hond had bij aantreffen diverse ontstekingen met vorming van maden in de wonden over zijn lijf. De verwondingen bij de hond waren dusdanig ernstig dat de dierenarts de hond uiteindelijk heeft laten inslapen. De verdachte heeft aldus de hond de nodige zorg onthouden en daarmee het welzijn van de hond ernstig benadeeld.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld en ook dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsman heeft ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat de verdachte arbeidsongeschikt is, maar wel een taakstraf kan uitvoeren, dat hij een bijstandsuitkering geniet en tot voor kort uit hoofde van een andere strafzaak gedetineerd is geweest.
Het hof is van oordeel dat in de door de politierechter opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf, de ernst van het bewezenverklaarde feit onvoldoende tot uitdrukking komt, zodat daarmee niet kan worden volstaan. Tegen die achtergrond acht het hof het niet aangewezen uitsluitend een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, waartoe door de verdediging is verzocht.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffiers,
en op 14 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Spoel voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.