ECLI:NL:GHSHE:2021:1172

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
20-003120-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verduistering van een gehuurde auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor verduistering van een gehuurde auto. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een schadevergoedingsmaatregel aan de benadeelde partij opgelegd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft het beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het beroepen vonnis vernietigd moest worden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 april 2019 tot en met 15 juni 2019 opzettelijk een personenauto, merk Peugeot, die toebehoorde aan de benadeelde partij, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. De verdachte had de auto gehuurd, maar deze niet teruggebracht na afloop van de huurperiode.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een taakstraf van 120 uren en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 3.107,72, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan verduistering en heeft de eerder opgelegde straf bevestigd. Daarnaast is de schadevergoedingsmaatregel aan de benadeelde partij opgelegd, waarbij het hof de verdachte verplichtte om een bedrag van € 3.830,78 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juni 2019.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003120-19
Uitspraak : 13 april 2021
VERSTEK (dnip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 september 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-143028-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van verduistering veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter beslist op de vordering van de benadeelde partij. Verder heeft de politierechter aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [aangever] ter hoogte van € 3.830,78 afgewezen. De benadeelde partij [aangever] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gemeld ter zake van zijn vordering. De vordering van [aangever] is daarom in hoger beroep niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en ten aanzien van [benadeelde] de maatregel van schadevergoeding ter hoogte van € 3.107,72, subsidiair 41 dagen gijzeling, zal opleggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 april 2019 tot en met 16 juni 2019 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten op grond van een huurovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 april 2019 tot en met 15 juni 2019 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (merk Peugeot), toebehorende aan [benadeelde] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten op grond van een huurovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 18 mei 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [aangever] namens [benadeelde] , p. 4-6:
Ik doe aangifte van verduistering. Ik verklaar dat de verdachte die een goed wat mij
(het hof begrijpt: aan [benadeelde] )in eigendom toebehoort anders dan door misdrijf onder zich had, zich dat goed zonder enig recht of toestemming heeft toegeëigend. Ik verklaar u daarover het volgende:
Ik ben directeur c.q. eigenaar van [benadeelde] te Sittard. Dit bedrijf verhuurt auto's.
Op 26 maart 2019 heeft de heer [verdachte] een huurcontract bij ons afgesloten. Het ging om de huur van een voertuig, merk Peugeot, type 208, voorzien van het kenteken [kenteken] . De huurperiode is gestart op dinsdag 26 maart 2019. Er zijn meerdere verlengingen geweest. De laatste verlenging zou zijn tot 15 april 2019. Op 15 april 2019 heeft de heer [verdachte] voornoemd voertuig niet teruggebracht. Vanaf 5 mei 2019 hebben we de heer [verdachte] gemaand en anders zouden we aangifte doen.
Op 15 mei 2019 zijn we zijn opgegeven adres gaan verifiëren. Ik ben naar het adres
gereden. Het adres bleek niet te kloppen en zowel telefonisch alsmede via de mail,
was [verdachte] niet meer bereikbaar. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 16 juni 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van verdachte, p. 18-20:
V: = Vraag verbalisanten
O: = Opmerking verbalisanten
M: = Mededeling verbalisanten
A: = Antwoord verdachte
M: Door de firma [benadeelde] is aangifte gedaan ter zake verduistering.
O: De aangever verklaart dat jij op 26 maart een huurcontract heb afgesloten bij hen.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat klopt.
O: De huurovereenkomst ging om de huur van een personenauto van het merk Peugeot,
type 208, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat klopt.
V: Hoe lang zou je de auto huren?
A: Ik zou hem huren voor een week. Daarna heb ik hem niet meer terug gebracht en heb ook niet meer betaald.
O: De aangever verklaard dat jij meerdere malen het huurcontract verlengd hebt.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ja dat klopt.
V: Heeft het bedrijf jou gemaand het voertuig terug te geven toen de verhuurtermijn
verstreken was?
A: Ja, maar ik heb dat toen niet gedaan.
V: Heeft het bedrijf aan jou aangegeven dat je het voertuig terug moest geven?
A: Ja, dit hebben ze gedaan.
3.
Het proces-verbaal aanhouding gesignaleerde, opgemaakt d.d. 15 juni 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] , p. 14-15:
Op 15 juni 2019 omstreeks 17:50 uur, hielden wij op de locatie Middelweg, 2992 SP Barendrecht (t.h.v. tankstation), aan als zijnde gesignaleerd ter zake 321 WvSr:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1961
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland.
Wij verbalisanten, [naam] en [naam] , waren belast met algehele surveillance in de Hoeksche Waard van de politieregio Rotterdam. Wij waren in uniform gekleed en reden in opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 16:25 uur zagen wij een hit dat het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] gesignaleerd stond. Wij hebben de bestuurder van genoemd voertuig een stopteken gegeven, waaraan hij voldeed op de Middelweg te Barendrecht. Bij controle politiesystemen bleek dat als de bestuurder genaamd bleek te zijn [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] , hij buiten heterdaad aangehouden mocht worden. Bij staandehouding bleek dat [verdachte] de bestuurder was van genoemd voertuig. Hierop hebben wij [verdachte] aangehouden ter zake verduistering.
4.
Kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 16 juni 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende, p. 25:
Inbeslagneming
Datum en tijd: 15 juni 2019 te 18:00 uur
Reden: Gesignaleerd voor externe instantie/andere eenheid
Omstandigheden: Kregen een hit van de [kenteken] . Bij inlezen van het proces bleek dat [verdachte] van [geboortedag] 1961 mocht aangehouden worden terzake verduistering. Bij staandehouding bleek [verdachte] in het voertuig te zitten en is hiervoor aangehouden.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1961
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Peugeot 208
Kenteken: [kenteken]
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

verduistering.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een door hem gehuurde auto. Een dergelijk feit brengt over het algemeen schade teweeg aan de eigenaar van het verduisterde goed en veroorzaakt overlast en ergernis aan de gedupeerde. Daarnaast wordt door dergelijk handelen het vertrouwen dat verhuurders moeten kunnen hebben in huurders geschaad.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 februari 2021 en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof acht alles afwegende een straf als door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist, te weten een taakstraf van 120 uren, passend en geboden.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 3.830,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hiervoor genoemde schadebedrag van € 3.830,78 betreft materiële schade en is met inbegrip van de omzetbelasting (hierna: BTW), omdat het slachtoffer [benadeelde] dit bedrag inclusief BTW aan de verdachte heeft gefactureerd en zij de door haar verschuldigde BTW ter zake van de aan de verdachte verleende dienst aan de belastingdienst dient te voldoen. Het gaat (dus) niet om BTW die aan deze rechtspersoon is gefactureerd en die als voorbelasting in de aangifte omzetbelasting van [benadeelde] in aftrek zou kunnen worden gebracht.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, omdat het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.830,78 (drieduizend achthonderddertig euro en achtenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 48 (achtenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 juni 2019.
Aldus gewezen door:
mr. D.A.E.M. Hulskes, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 13 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, registratienummer PL2300-2019076250, gesloten op 28 juni 2019 en op ambtseed opgemaakt door verbalisant [naam] , met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, (digitaal doorgenummerde) dossierpagina's 1-36.