Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Brinkman;
- de vader, bijgestaan door mr. Teeuwen;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 december 2019;
- ‘verzoek versnelde behandeling machtiging uithuisplaatsing’ van de GI d.d. 20 februari 2020, met bijlagen, gericht aan de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, overgelegd door de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie van het hof op 26 maart 2020;
- de door de advocaat van de moeder overgelegde beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van:
- het V6-formulier met bijlagen (producties 4 tot en met 8) van de advocaat van de vader d.d. 27 november 2020;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 2 december 2020.
3.De beoordeling
voorlopigecontactregeling vastgesteld. Bij vonnis in kort geding van 28 augustus 2019 is de vader veroordeeld tot nakoming van die voorlopige omgangsregeling op straffe van verbeurte van dwangsommen.
- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal zijn;
- de zorgregeling tussen [minderjarige] en de moeder als volgt bepaald:
voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van de Mutsaersstichting (BOR-regeling), waarbij de invulling van de BOR wordt overgelaten aan de Mutsaersstichting. De rechtbank heeft de raad verzocht uiterlijk op 6 januari 2021 de rapportage van de Mutsaersstichting omtrent de voortgang bij de rechtbank in te dienen, waarna de rechtbank partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
Het afgelopen jaar is een achtbaan geweest. [minderjarige] is bij de moeder terecht gekomen en daar heeft zij een stabiele omgeving gekregen. Er is rust ontstaan; ook bij de vader, omdat hij meer tijd en ruimte heeft gekregen om aan zichzelf te werken. De vader heeft een kwetsbare persoonlijkheid. De verwachting van de GI is dat de vader het moeilijk kan krijgen als stress toeneemt.
Er moet gekeken worden naar wat [minderjarige] nodig heeft. Gebeurtenissen zoals die zich december ‘19/januari ‘20 hebben voorgedaan kunnen ingrijpende gevolgen hebben, vooral omdat [minderjarige] al zo knel zat.
Nu is het contact tussen de vader en [minderjarige] mooi en affectief. Hij kan aandacht voor haar hebben en op haar aansluiten. De zorg is echter dat de strijd tussen de ouders er nog is en dat daarmee de emmer met spanning bij de vader gevuld blijft. Er heerst spanning bij de overdracht van [minderjarige] . Het is de vraag hoe de ouders tot een modus kunnen komen.
woont nu een jaar bij de moeder. Daar loopt het goed. [minderjarige] heeft voorspelbaarheid nodig en daarom wil de GI het hoofdverblijf van [minderjarige] niet zomaar wisselen. Deze overweging staat los van de ontwikkeling van de vader die de GI ook ziet en de liefde en betrokkenheid die hij richting [minderjarige] laat zien. De zorg is niet of de vader het kan in een begeleide en afgeschermde setting.
In januari 2021 is de evaluatie van de BOR gepland. De samenwerking met de vader verloopt soms niet goed, als de dingen moeilijk zijn en het niet gaat zoals de vader wil. Dit is ook een zorg.
Het ideaalbeeld is dat de ouders de gezamenlijk zorg voor [minderjarige] zelf kunnen regelen. Zo ver zijn de ouders nog niet. BOR is een stap in die richting. De volgende stap is samen overleggen bijwonen en vervolgens uitbreiden van het contact. Aan de communicatie tussen de ouders wordt gewerkt. De moeder gaat beginnen met de vader informeren over zaken die [minderjarige] aangaan – dit zal verder worden opgebouwd – en iedere drie weken is er een gezamenlijke evaluatie. In het kader van de contactregeling wordt de overdracht nu door de ouders gedaan.
Hoewel beide ouders het moeilijk vinden om de andere ouder een plek te geven in het leven van [minderjarige] , is het verschil nu dat er zicht is op hoe de ouders dat doen. Ook kan nu beter worden ingeschat welke begeleiding daarbij nog nodig is.
Er is rust en veiligheid bij de moeder. Als [minderjarige] bij de vader had gewoond, zou hij ook de inschrijving op een school geregeld hebben. Om dit soort zaken gaat het niet. Waar het om gaat is het werk dat de gezinsvoogden verrichten om de neuzen dezelfde kant op te krijgen; om toe te werken naar onbegeleide omgang. De moeder heeft de taak om te zeggen: ik gun [minderjarige] deze vader. Er zit echter iets tussen de ouders waardoor zij zich steeds gehoord willen voelen bij een rechtbank of hof. Er zit een te groot verschil tussen ieders beleving van het verleden. Hulpverlening zou eigenlijk met de ouders om de tafel moeten gaan zitten om te werken aan een gezamenlijke definitie van de relatie die zij hebben gehad om vervolgens dat boek dicht te slaan: het verleden laten voor wat het is en zich op de toekomst richten.
De raad adviseert het hof om het verzoek van de moeder in hoger beroep toe te wijzen op grond van de ‘aanvaardbare termijn’. In verband met een crisissituatie is [minderjarige] bij de moeder geplaatst. Na een termijn van een jaar kun je die situatie niet zomaar wijzigen. Een kind dient voorspelbaarheid te worden gegeven over waar het kan opgroeien. Dit staat los van de omgang. De ouders dienen tot bezinning te komen.
4.De beslissing
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , bij de vader heeft bepaald;