In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1993, was op 16 september 2017 in Breda betrapt op het rijden onder invloed van alcohol, met een alcoholgehalte van 1085 microgram per liter uitgeademde lucht, en zonder geldig rijbewijs. De politierechter had eerder op 11 januari 2018 een vonnis gewezen, dat door de verdachte werd aangevochten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de motiveringsvereisten van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijftien maanden. Daarnaast is er een geldboete van €300,- opgelegd, die kan worden vervangen door zes dagen hechtenis. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gegrond verklaard, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak in de straftoemeting verdisconteerd, wat heeft geleid tot een matiging van de gevangenisstraf voor feit 1.