ECLI:NL:GHSHE:2021:1145

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
20-001097-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk niet voldoen aan een bevel en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 2000 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van 's-Hertogenbosch en voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis. Tevens was de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak heeft bepleit voor de bedreiging en een strafmaatverweer heeft gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 februari 2020 opzettelijk niet heeft voldaan aan een gebiedsverbod en op 28 oktober 2019 verbalisanten heeft bedreigd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen gelast.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, zijn recidive en het feit dat eerdere straffen geen effect hebben gehad. De verdachte is als een gewaarschuwd mens beschouwd, maar heeft desondanks opnieuw strafbare feiten gepleegd. Het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 184 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001097-20
Uitspraak : 31 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 mei 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-047396-20 en 01-258051-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 01-180361-19 en 01-223913-17, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte ter zake van ‘Opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast’ (parketnummer 01-047396-20) en ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (parketnummer 01-258051-19) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken en daarnaast tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 475,00 (parketnummer 01-180361-19), alsmede van de eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis (parketnummer 01-223913-17).
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 01-258051-19 tenlastegelegde en zich gerefereerd aan de bewezenverklaring van de rechtbank van het onder parketnummer 01-047396-20 tenlastegelegde.
Voorts heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om te volstaan met oplegging van een taakstraf.
Tot slot heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis (parketnummer 01-223913-17) en heeft hij met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01-180361-19 verzocht de proeftijd met één jaar te verlengen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Parketnummer 01-047396-20:hij op of omstreeks 23 februari 2020 te 's-Hertogenbosch opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk BZZ/OOV/9103045, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van 's-Hertogenbosch, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van zaterdagavond 22 februari 2020 van 20.00 uur tot zondagnacht 23 februari 2020, 05.00 uur niet mocht bevinden in/op het gebied dat is begrensd door de Zuid-Willemsvaart, Brugplein, Brugstraat, Emmaplein, Koninginnelaan, Boschveldweg, Stationstunnel, Magistratenlaan, Stationspassarelle, Stationsplein, Oranje Nassaulaan, Julianaplein, Koningsweg, Wilhelminaplein, Parklaan, Spinhuiswal, Zuidwal, Hekellaan, Zuid-Willemsvaart, met inbegrip van het Stationsplein en het Centraal Station, door zich op voornoemde datum om 02.45 uur in/op de Torenstraat, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied, te bevinden;
Parketnummer 01-258051-19:hij op of omstreeks 28 oktober 2019 te 's-Hertogenbosch [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "Jullie kennen mij niet, ik schiet jullie alle twee dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-047396-20 en in de zaak met parketnummer 01-258051-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Parketnummer 01-047396-20:hij op 23 februari 2020 te 's-Hertogenbosch opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk BZZ/OOV/9103045, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a Gemeentewet, gedaan door de burgemeester van 's-Hertogenbosch, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van zaterdagavond 22 februari 2020 van 20.00 uur tot zondagnacht 23 februari 2020 te 05.00 uur niet mocht bevinden in/op het gebied dat is begrensd door de Zuid-Willemsvaart, Brugplein, Brugstraat, Emmaplein, Koninginnelaan, Boschveldweg, Stationstunnel, Magistratenlaan, Stationspassarelle, Stationsplein, Oranje Nassaulaan, Julianaplein, Koningsweg, Wilhelminaplein, Parklaan, Spinhuiswal, Zuidwal, Hekellaan, Zuid-Willemsvaart, met inbegrip van het Stationsplein en het Centraal Station, door zich op voornoemde datum om 02.45 uur in de Torenstraat te bevinden;
Parketnummer 01-258051-19:hij op 28 oktober 2019 te 's-Hertogenbosch [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "Jullie kennen mij niet, ik schiet jullie alle twee dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-047396-20 bewezenverklaarde [1]
Met betrekking tot het onder parketnummer 01-047396-20 bewezenverklaarde feit volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 23 februari 2020, dossierpagina’s 2-3, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2019, dossierpagina 6, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ;
Een besluit opleggen gebiedsverbod op grond van artikel 172a van de Gemeentewet, met kenmerk BAZ/QOV/9103045, d.d. 18 november 2019 (dossierpagina’s 7-15);
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 februari 2020, dossierpagina’s 16-18, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-258051-19 bewezenverklaarde [2]
1.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2019, dossierpagina’s 7-9, betreffende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 7] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 7)
Op 28 oktober 2019 omstreeks 13.25 uur waren wij in een trapportaal van het appartementencomplex aan de [straat] , waarin het [adres] was gevestigd. Ik had van de rechtmatige bewoonster van deze woning, [betrokkene 1] , de sleutels ontvangen van de woning.
(…)
Ik, [verbalisant 1] , herkende de persoon die de voordeur opende ambtshalve als [verdachte] . Vervolgens hebben wij de woning betreden en zochten wij in de woning naar veroordeelde [betrokkene 2] . Tijdens dit zoeken bemoeide [verdachte] zich ermee. Hij wilde dat wij de woning verlieten en gaf aan dat hij begon te filmen met zijn mobiele telefoon.
De veroordeelde [betrokkene 2] werd door mij, [verbalisant 1] , aangetroffen onder het bed in de slaapkamer.
Ik hield hem aan als veroordeelde.
Wij zagen dat [verdachte] zijn mobiele telefoon in onze richting
(dossierpagina 8)
hield en opmerkingen maakte dat hij alles filmde.
De veroordeelde [betrokkene 2] werd door ons richting het voertuig begeleid, waarbij zich lichtelijk verzette. Op het moment dat hij de centrale entree van het complex uitliepen hoorden wij dat de [verdachte] riep: “Jullie weten niet wie ik ben, laat mijn broer los."
Daar [betrokkene 2] erg recalcitrant was en zich passief verzette is er door
enkele politiemedewerkers geweld toegepast teneinde veroordeelde [betrokkene 2] in ons
dienstvoertuig te kunnen plaatsen. Hierbij heb ik, [verbalisant 1] , ondersteuning gekregen van politiemedewerkers [verbalisant 2] en [verbalisant 8] . De veroordeelde werd door mij en benoemde politiemedewerkers in het ons dienstvoertuig geplaatst, waarbij ik zag dat de [verdachte] om ons heen bleef lopen en ons bleef filmen en zich erg
irritant dan wel recalcitrant gedroeg. Nadat de veroordeelde [betrokkene 2] in het
dienstvoertuig werd geplaatst, stond ik, [verbalisant 1] , alsmede politiemedewerker [verbalisant 2] aan de rechterzijde van het dienstvoertuig. Ik, [verbalisant 7] , zat in het dienstvoertuig.
Ik, [verbalisant 1] , zag dat de [verdachte] op een afstand van ongeveer vijftien meter van mij vandaan stond. Ik zag dat de verdachte aan mijn rechterzijde stond, aan de overkant van de weg, zijnde de [straat] met de [straat 2] . Ik zag dat schuin achter mij collega [verbalisant 2] stond. Ik zag dat de [verdachte] zijn bovenlichaam richting ons draaide en met zijn gelaat in mijn richting alsmede die van collega [verbalisant 2] keek. Ik hoorde dat [verdachte] met luide stem riep: "Jullie kennen mij niet, maar ik schiet jullie kapot." of woorden van gelijke strekking.
Daar de [verdachte] gekend is geweldsincidenten en zelfs betrokken is
geweest bij een schietpartij korte tijd geleden, had ik de overtuiging, tevens gezien
zijn agressieve gemoedstoestand, dat hij zijn geuite bedreigingen ten uitvoering zou
gaan brengen.
2.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2019, dossierpagina’s 3-4, betreffende de verklaring van [verbalisant 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 3)
Op maandag 28 oktober 2019 omstreeks 13.30 uur bevond ik mij op de openbare weg de [straat] te 's-Hertogenbosch. Ik was aldaar samen met collega [verbalisant 1] doende een aangehouden arrestant te plaatsen in een transportbus. Deze aangehouden arrestant was aangehouden in een woning aan de [adres] te 's - Hertogenbosch alwaar ook de later aangehouden [verdachte] aanwezig was. Tijdens deze aanhouding van de arrestant bemoeide [verdachte] zich continu met deze aanhouding en zag ik dat hij de hele aanhouding filmde met zijn mobiele telefoon. Nadat wij de woning, een flat op de eerste verdieping van een flatgebouw, hadden verlaten en bij de transportbus waren aangekomen met de arrestant, zag ik dat ook [verdachte] met ons meegelopen was naar buiten. Ik zag dat deze nog steeds aan het filmen was. Op
enig moment hoorde ik dat de [verdachte] tegen zowel collega [verbalisant 1] als mij riep: "Jullie kennen mij niet, ik schiet jullie alle twee dood". Hierop zag ik dat collega [verbalisant 1] in de richting van de [verdachte] liep, welke hierop hard wegrende.
[verdachte] is mij ambtshalve bekend en het is mij bekend dat hij enkele maanden geleden in het centrum van 's-Hertogenbosch betrokken is geweest bij een schietpartij. Ik voelde mij door deze bedreiging ernstig bedreigd en was bang dat de verdachte deze bedreiging daadwerkelijk zou gaan uitvoeren.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van de in de zaak met parketnummer 01-258051-19 tenlastegelegde bedreiging wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat het dossier geen eenduidige verklaringen bevat met betrekking tot de vermeende bedreiging. Voorts kan niet worden vastgesteld dat bij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] redelijke vrees is ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof constateert met de raadsman dat verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] bij gelegenheid van hun aangifte hebben verklaard dat verdachte “Ik schiet jullie dood” heeft gezegd, terwijl in het proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] is gerelateerd dat verdachte de woorden “Ik schiet jullie kapot” heeft gebezigd. Het hof is van oordeel dat de woorden “Ik schiet jullie dood” respectievelijk “Ik schiet jullie kapot” moeten worden geacht een soortgelijke strekking/betekenis te hebben. Daarmee acht het hof bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde bewoordingen, te weten “Ik schiet jullie dood”, althans woorden van gelijke aard of strekking, heeft gebezigd.
De verdachte heeft deze bewoordingen geuit op het moment dat hij zich bemoeide met de aanhouding van zijn broer. Hij liep om verbalisanten heen en gedroeg zich volgens hen recalcitrant en agressief. De verdachte was bovendien ambtshalve bekend bij zowel [verbalisant 1] als [verbalisant 2] vanwege eerdere (gewelds)incidenten.
Het hof is, gelet op het voorgaande en de aard en inhoud van de gebezigde bewoordingen, van oordeel dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-047396-20 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in de zaak met parketnummer 01-258051-19 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich op 28 oktober 2019 schuldig gemaakt aan het bedreigen van twee verbalisanten die op dat moment bezig waren met de arrestatie van zijn broer. Daarmee heeft de verdachte de agenten vrees aangejaagd. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard, temeer nu personen met een publieke taak in het belang van de openbare orde en veiligheid moeten kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk strafbaar gedrag.
Enkele maanden later heeft de verdachte geen gehoor gegeven aan een bevel van de burgemeester van de gemeente ‘s-Hertogenbosch om gedurende een bepaalde periode zich niet te bevinden in een deel van de stad ’s-Hertogenbosch. Door opzettelijk in strijd met deze gebiedsverboden te handelen, heeft de verdachte wederom het ambtelijk gezag aangetast.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk ter zake van strafbare feiten is veroordeeld tot taakstraffen. Die veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast stelt het hof op grond van het reclasseringsadvies d.d. 6 mei 2020 vast dat drie taakstraffen negatief zijn geretourneerd, omdat er geen contact mogelijk bleek met betrokkene.
Vanuit de jeugdreclassering zijn veelvuldig interventies en trajecten ingezet, waarbij de toezichthouder heeft aangegeven een “lange adem te hebben gehad”. De verdachte heeft verschillende kansen gekregen maar bleef en blijft in contact komen met politie en justitie en haakte niet aan bij de hulp en begeleiding die hem werd geboden. Dat maakte dat de jeugdreclassering in voormeld advies geen mogelijkheden meer zag om tot gedragsverandering dan wel recidivevermindering te komen. Een en ander is ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 mei 2020 toegelicht door [jeugdzorgwerker] . Zij gaf aan dat de jeugdreclassering “helemaal klaar met verdachte” is omdat hij iedere keer weer terugvalt in delictgedrag.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld maar is vervolgens - zonder opgaaf van redenen - niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen.
Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat het opleggen van een taakstraf of een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, al dan niet met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, thans een gepasseerd station is. Eerder opgelegde (deels) voorwaardelijke straffen hebben immers geen effect gehad, terwijl de verdachte tijdens begeleiding door de jeugdreclassering meermalen is gerecidiveerd en thans onvindbaar is.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het vorenstaande, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend en geboden.
Nu het hof tot dit oordeel komt, ziet het hof geen noodzaak om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de reclassering de opdracht te geven een reclasseringsadvies op te stellen. Het hof wijst dit voorwaardelijke verzoek van de zijde van de verdediging derhalve af.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie te ’s-Hertogenbosch heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de volgende voorwaardelijk opgelegde straffen:
  • een voorwaardelijke geldboete van € 475,00, subsidiair 9 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch van 29 oktober 2019 onder parketnummer 01-180361-19 vanwege het plegen van het strafbare feit onder parketnummer 01-047396-20 voor het einde van de proeftijd;
  • een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch van 23 januari 2018 onder parketnummer 01-223913-17 vanwege het plegen van het strafbare feit onder parketnummer 01-258051-19 voor het einde van de proeftijd.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Door deze voorwaardelijke veroordelingen was de verdachte een gewaarschuwd mens. Hij is na deze veroordelingen echter wederom de fout in gegaan door zich voor het einde van de respectievelijke proeftijden schuldig te maken aan een van de onderhavige strafbare feiten. Het hof is mitsdien van oordeel dat de tenuitvoerlegging van beide voorwaardelijk opgelegde straffen dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 184 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-047396-20 en in de zaak met parketnummer 01-258051-19 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-047396-20 en in de zaak met parketnummer 01-258051-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2019, parketnummer 01-180361-19, te weten van een
geldboetevan
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 23 januari 2018 met parketnummer 01-223913-17, te weten een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) urensubsidiair
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 31 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J. Henzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, proces-verbaalnummer PL2100-2020040487, dossierpagina’s 1-24, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, proces-verbaalnummer PL2100-2019226427 Z, dossierpagina’s 1-20, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.