In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 juni 2020. De vader verzoekt om gezamenlijk gezag over zijn dochter, geboren in 2014, en om een uitbreiding van de omgangsregeling. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de vader niet in staat is om de zorg voor het kind op een verantwoorde manier te delen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een advies uitgebracht, waarin wordt gesteld dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is. Het hof heeft de zaak op 11 maart 2021 mondeling behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en de vertegenwoordiger van de Raad zijn gehoord. Het hof overweegt dat de vader, ondanks zijn wens om meer betrokken te zijn, niet voldoende inzicht heeft in de opvoeding van het kind en dat er zorgen zijn over zijn vermogen om samen met de moeder het gezag uit te oefenen. De huidige omgangsregeling, die al enige tijd loopt, wordt als voldoende beschouwd. Het hof besluit uiteindelijk om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag wordt afgewezen en de omgangsregeling ongewijzigd blijft.