ECLI:NL:GHSHE:2021:1103

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
200.281.077_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarigen na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant inzake de zorgregeling voor de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder verzocht om wijziging van de zorgregeling die op 3 juni 2014 was overeengekomen, met als doel de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te passen. De vader, die de kinderen heeft erkend, heeft verweer gevoerd tegen de wijzigingsverzoeken van de moeder. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 maart 2021, waarbij beide ouders hun standpunten hebben toegelicht. De raad voor de Kinderbescherming heeft ook een advies gegeven, waarin het belang van de kinderen centraal staat. Het hof heeft overwogen dat er geen aanleiding is om de huidige regeling te wijzigen, omdat deze al een jaar loopt en een wijziging onrust kan veroorzaken. De kinderen hebben een basis bij beide ouders en het hof acht het van belang dat er niet te veel wisselmomenten zijn. De verzoeken van de moeder om de zorgregeling te wijzigen zijn afgewezen, met uitzondering van de regeling omtrent telefonische contacten, die is aangepast. De beschikking van de rechtbank is in zoverre vernietigd, maar voor het overige is deze bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 april 2021
Zaaknummer: 200.281.077/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/335213 / FA RK 18-2916_2
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.A.M. van Weely,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
hierna te noemen: [minderjarige 1] respectievelijk [minderjarige 2] , dan wel tezamen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 7 december 2018, zoals verbeterd bij beschikking van 18 januari 2019, en van 20 april 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 juli 2020, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking van 20 april 2020 te vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en opnieuw rechtdoende:
- het door partijen op 3 juni 2014 te ’s-Hertogenbosch overeengekomen ouderschapsplan te wijzigen, voor zover het de daarin opgenomen regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft;
- in wijziging dan wel aanvulling op de bestreden beschikking de volgende regeling vast te stellen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
 de kinderen verblijven eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur of tot een in overleg tussen partijen vast te stellen tijdstip op zondag bij de vader, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en de vader de kinderen op zondag naar de moeder terug brengt;
 zomervakantie
vanaf zondag 17.00 uur in de vijfde week van de schoolvakantie tot zondag 17.00 uur in de zesde week van de schoolvakantie en van woensdag 11.00 uur tot donderdag 11.00 uur in de zesde week van de schoolvakantie verblijven de kinderen bij de vader.
Vanaf zondag 17.00 uur tot woensdag 11.00 uur in de zesde week van de schoolvakantie en vanaf donderdag 11.00 uur in de zesde week van de schoolvakantie tot aanvang school verblijven de kinderen bij de moeder;
 voorjaarsvakantie
de kinderen verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag 13.00 uur bij de vader, van zondag 13.00 uur tot donderdag 10.00 uur bij de moeder, van donderdag 10.00 uur tot vrijdag 17.00 uur bij de vader en vanaf vrijdag 17.00 uur tot het einde van de schoolvakantie bij de moeder.
 herfstvakantie
 even jaren: de kinderen verblijven van vrijdag uit school tot woensdag 11.00 uur bij de vader en vanaf woensdag 11.00 uur tot het einde van de schoolvakantie bij de moeder;
 oneven jaren: de kinderen verblijven van woensdag 11.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de vader en vanaf zondag 11.00 uur tot het einde van de schoolvakantie bij de moeder;
 kerstvakantie
 even jaren: de kinderen verblijven vanaf de start van de schoolvakantie tot Eerste Kerstdag 13.00 uur bij de moeder, vanaf Eerste Kerstdag 13.00 uur tot Nieuwjaarsdag 13.00 uur bij de vader en vanaf Nieuwjaarsdag 13.00 uur tot het einde van de schoolvakantie bij de moeder;
 oneven jaren: de kinderen verblijven vanaf de start van de schoolvakantie tot Eerste Kerstdag 13.00 uur bij de moeder, vanaf Eerste Kerstdag 13.00 uur tot Oudejaarsdag 13.00 uur bij de vader en vanaf Oudejaarsdag 13.00 uur tot het einde van de schoolvakantie bij de moeder;
- de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek om te bepalen dat er telefonisch contact zal zijn tussen hem en de kinderen, althans dit verzoek af te wijzen;
- althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht;
- te bepalen dat partijen ieder de eigen kosten van onderhavige procedure zullen dragen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Weely;
  • de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 maart 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 24 augustus 2020;
  • het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 22 februari 2021.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderen zijn geboren uit de inmiddels beëindigde affectieve relatie die partijen met elkaar hebben gehad.
De vader heeft de kinderen erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
Eerdere zorgregelingen
3.2.
Bij beschikking van 11 juli 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’sHertogenbosch, bepaald dat het door partijen op 3 juni 2014 te ’s-Hertogenbosch ondertekende ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking.
In het ouderschapsplan zijn de ouders een regeling overeengekomen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.3.
Bij latere – niet gedateerde – overeenkomsten hebben de ouders de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangepast.
Procedure eerste aanleg
3.4.
De vader heeft in eerste aanleg, voor zover thans van belang, verzocht de zorgregeling te wijzigen.
De moeder heeft bij zelfstandig verzoek eveneens verzocht de zorgregeling te wijzigen.
3.5.
Bij beschikking van 7 december 2018, verbeterd bij beschikking van 18 januari 2019, heeft de rechtbank Oost-Brabant, de behandeling en beslissing wat betreft de verzoeken tot wijziging van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een hulpverleningstraject bij Topaze te [plaats] .
Bestreden beschikking
3.6.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank het door partijen op 3 juni 2014 te ’s-Hertogenbosch overeengekomen ouderschapsplan gewijzigd ten aanzien van de daarin opgenomen regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De rechtbank heeft inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vastgesteld betreffende het contact tussen de vader en de kinderen:
  • de kinderen verblijven eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij vader, waarbij vader de kinderen op school ophaalt en op zondag naar moeder brengt;
  • de kinderen verblijven iedere week van woensdag uit school tot donderdagochtend aanvang school bij vader, waarbij vader de kinderen ophaalt uit school en op donderdagochtend naar school brengt;
  • tijdens de zomervakantie:
o de kinderen verblijven het eerste weekend vanaf de start van de schoolvakantie tot maandagochtend 10.00 uur bij moeder;
o vanaf de maandag in de eerste week van de schoolvakantie 10.00 uur tot woensdag 11.00 uur in de derde week van de schoolvakantie verblijven de kinderen bij vader;
o vanaf woensdag 11.00 uur in de derde week van de schoolvakantie tot zondag 17.00 uur in de vijfde week van de schoolvakantie verblijven de kinderen bij moeder;
o vanaf zondag 17.00 uur in de vijfde week van de schoolvakantie tot woensdag 17.00 uur in de zesde week van de schoolvakantie verblijven de kinderen bij vader en vervolgens tot aanvang school bij moeder;
- tijdens de voorjaarsvakantie:
o in de oneven jaren verblijven de kinderen het eerste deel van de vakantie van vrijdag uit school tot woensdag 10.00 uur bij vader;
o in de even jaren verblijven de kinderen het tweede deel van de vakantie van woensdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader;
- tijdens de meivakantie:
o in de eerste week van vrijdag uit school tot de zaterdag daarop 10.00 uur verblijven de kinderen bij moeder;
o in de tweede week van zaterdag 10.00 uur tot het weekend daarop zondag 11.00 uur verblijven de kinderen bij vader;
- tijdens de herfstvakantie:
o in de even jaren verblijven de kinderen het eerste deel van de vakantie van vrijdag uit school tot woensdag 10.00 uur bij vader;
o in de oneven jaren verblijven de kinderen van woensdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij vader;
- tijdens kerst en nieuwjaar:
o in de even jaren vanaf de start van de schoolvakantie tot tweede Kerstdag 13.00 uur verblijven de kinderen bij moeder, waarna de kinderen vanaf tweede Kerstdag 13.00 uur tot nieuwjaarsdag 13.00 uur bij vader verblijven. Vanaf nieuwjaarsdag 13.00 uur tot einde schoolvakantie verblijven de kinderen weer bij moeder;
o in de oneven jaren vanaf de start van de schoolvakantie tot tweede Kerstdag 13.00 uur verblijven de kinderen bij vader, waarna de kinderen vanaf tweede Kerstdag 13.00 uur tot nieuwjaarsdag 13.00 uur bij moeder verblijven. Vanaf nieuwjaarsdag 13.00 uur tot einde schoolvakantie verblijven de kinderen weer bij vader;
- tijdens Sinterklaas:
o in de oneven jaren verblijven de kinderen bij vader van 5 december 16.00 uur tot 6 december 12.00 uur dan wel, als de kinderen naar school moeten, tot aanvang schooltijd, waarbij vader de kinderen naar school brengt;
  • op Vaderdag:
  • op Moederdag:
  • tijdens de verjaardag van [naam] :
  • telefonische contacten:
De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft afgewezen het meer of anders verzochte.
Standpunten partijen
3.7.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij richt zich tegen verschillende onderdelen van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Ter mondelinge behandeling heeft de moeder haar grieven toegelicht.
De vader heeft daarop mondeling verweer gevoerd.
3.8.
Het hof zal de standpunten van partijen per onderwerp weergeven.
Weekendregeling – begintijdstip
3.9.
De moeder voert aan dat de praktijk heeft uitgewezen dat het onrust brengt als de kinderen op vrijdag direct uit school worden opgehaald door de vader en niet eerst even naar huis kunnen om op adempauze te komen. Met name [minderjarige 2] ervaart, sinds het verplaatsen van het tijdstip van 17.00 uur naar direct uit school, hierdoor enorm veel spanningen en huilt nu niet alleen op woensdag, maar ook op vrijdag op school. Het komt het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen als de weekendregeling om 17.00 uur aanvangt, zoals de ouders oorspronkelijk ook waren overeengekomen. De moeder realiseert zich dat het huilen van [minderjarige 2] niet zal stoppen door het begintijdstip te wijzigen, maar zij verwacht wel verbetering. Dit acht zij ook van belang voor de schoolprestaties van [minderjarige 2] . Zij acht het niet aangewezen om te wachten tot de therapie van [minderjarige 2] effect gaat sorteren. Dit laat te lang op zich wachten.
3.10.
De vader heeft aangevoerd dat het huilen van [minderjarige 2] niet zal stoppen door het begintijdstip te wijzigen. [minderjarige 2] heeft hulp nodig. Toen de weekendregeling om 17.00 aanving, huilde ze ook. De school heeft bovendien laten weten dat als [minderjarige 2] eenmaal op school is, het prima gaat. Haar prestaties op school zijn ook goed. Toen de kinderen tijdens de lockdown niet naar school gingen en de moeder hen naar hem bracht, werd het huilen erger. De vader acht het dan ook meer in het belang van de kinderen als zij direct uit school met hem mee gaan. Bij hem kunnen ze ook afspraken met vriendjes. Er gaan vaak kinderen van school mee naar hem. De vader vindt het geen probleem hen ook weer thuis te brengen.
Weekendregeling – eindtijdstip
3.11.
De moeder voert aan dat nu de vader – in tegenspraak met zijn verklaring in eerste aanleg – niet is gestopt met voetballen op zondagmiddag, het in het belang van de kinderen is als de zorgregeling niet altijd eindigt op zondag om 17.00 uur, maar dat wordt bepaald dat partijen in overleg van dit tijdstip kunnen afwijken, indien de plannen van de vader en/of (één van) de kinderen daartoe aanleiding geven. Dit verzoek is ingegeven vanwege het feit dat de vader zich letterlijk houdt aan de bestreden beschikking en niet lijkt in te zien dat flexibiliteit mogelijk is, waarmee de moeder niet wil zeggen dat er voor allerlei kleinigheden van de regeling moet worden afgeweken. Overigens zijn partijen daar tot nu toe wel uitgekomen. Zij heeft er dan ook geen moeite mee als de regeling wat dit aspect aangaat niet wordt gewijzigd, zo heeft zij ter mondelinge behandeling te kennen gegeven. Zij heeft meer moeite met het begintijdstip.
3.12.
De vader heeft aangevoerd dat hij wel degelijk is gestopt met voetballen. Maar al zou hij niet zijn gestopt, dan vormt dat geen aanleiding om de regeling te wijzigen. Als partijen het er samen over eens zijn om incidenteel af te wijken van de regeling dan vindt hij dat prima. Anders wil hij graag vasthouden aan de bestreden beschikking. Dit geeft houvast. Hij vindt het daarbij prima om over enkele maanden te evalueren hoe de regeling verloopt.
Zomervakantie – zesde week
3.13.
De moeder acht het in het belang van de kinderen dat in de zesde en laatste week van de zomervakantie zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de reguliere zorgregeling, zodat de kinderen kunnen acclimatiseren voordat zij weer naar school toe gaan. De kinderen worden dan bovendien in staat gesteld om met hun vriendjes deel te nemen aan de activiteiten die in [woonplaats moeder] worden georganiseerd in de laatste week van de zomervakantie.
3.14.
De vader ziet niet in waarom er in het belang van de kinderen in de laatste week van de zomervakantie een andere regeling zou moeten komen. Ze wonen ook bij hem. In [woonplaats vader] worden er in de laatste week van de zomervakantie ook activiteiten georganiseerd. Als de kinderen willen deelnemen aan een activiteit die in [woonplaats moeder] wordt georganiseerd, dan brengt hij ze. De afgelopen zomervakantie heeft hij ze daarvoor drie keer naar [woonplaats moeder] gebracht.
Voorjaarsvakantie
3.15.
De moeder acht het in het belang van de kinderen dat voor de verdeling van de voorjaarsvakantie wordt aangesloten bij de regeling die partijen oorspronkelijk waren overeengekomen. De kinderen worden op die manier in staat gesteld om met beide ouders en hun vriendjes carnaval te vieren en naar de optocht in [woonplaats moeder] te gaan. De moeder erkent dat de kinderen ook een leven hebben bij de vader, maar zij zitten in [woonplaats moeder] op school en het is in hun belang met hun klasgenoten carnaval te kunnen vieren. Ter compensatie verzoekt de moeder om de kinderen in de kerstvakantie meer tijd bij de vader te laten doorbrengen.
3.16.
De vader acht de door de moeder voorgestelde regeling niet in het belang van de kinderen, omdat er dan vaker wordt gewisseld. Bovendien begint het carnaval in [woonplaats vader] pas als de kinderen – volgens de door de moeder voorgestelde regeling – niet meer bij hem verblijven. Als de kinderen met vriendjes in [woonplaats moeder] carnaval willen vieren als ze bij hem zijn, dan brengt hij ze.
Herfstvakantie
3.17.
De moeder voert in haar beroepschrift aan dat het in het belang van de kinderen is als zij de laatste zondag van de vakantie om 11.00 uur terug zijn bij haar en er bij de verdeling verder zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de reguliere zorgregeling.
Ter mondelinge behandeling heeft de moeder opgemerkt er geen probleem mee te hebben als de kinderen niet om 11.00 uur, maar om 17.00 uur worden teruggebracht door de vader. Wel heeft zij verzocht de verdeling van de herfstvakantie af te stemmen op hoe de weekendregeling valt.
3.18.
De vader pleit ervoor de regeling uit de bestreden beschikking in stand te laten.
Kerstvakantie
3.19.
De moeder verzoekt ter compensatie voor de door haar verzochte wijziging van de regeling tijdens de voorjaarsvakantie de kinderen tijdens de kerstvakantie meer tijd te laten doorbrengen met de vader. Zij hecht zelf minder waarde aan de kerstdagen. De vader zou niet moeten streven naar gelijkwaardigheid in aantal dagen dat de kinderen bij de moeder en hem verblijven. Het belang van de kinderen zou voorop moeten staan. De moeder denkt dat de door haar voorgestelde regeling prettig is voor de kinderen.
3.20.
De vader voert aan dat in het voorstel van de moeder de kinderen in de kerstvakantie veel meer dagen bij haar doorbrengen. Hij onderschrijft dat het belang van de kinderen voorop dient te staan, maar wijst erop dat de kinderen in [woonplaats vader] ook sociale contacten en activiteiten hebben.
Telefonische contacten
3.21.
De moeder voert in haar beroepschrift aan dat de vader aan [minderjarige 1] een mobiele telefoon heeft gegeven en de vader en de kinderen hiermee zelf contact met elkaar onderhouden WhatsApp). De vader en de kinderen hebben daarmee geen rechtens te respecteren belang bij het vastgelegde belmoment op zondag tussen 18.00 en 18.15 uur. De kinderen ervaren een vast belmoment bovendien als belastend.
Ter mondelinge behandeling heeft de moeder naar voren gebracht dat het niet prettig is als er een vast moment is waarop telefonisch contact plaatsvindt. Het is fijner als het op een natuurlijke en ongedwongen manier gaat. Als er iets de melden valt, is er ook contact. Zij heeft desgevraagd te kennen gegeven dat de vader kan bellen wanneer hij wil. Zij heeft er ook geen problemen mee als dit in de regeling wordt opgenomen, mits het aantal belmomenten binnen het redelijke blijft en de vader niet boos wordt als er niet meteen wordt gereageerd als hij contact zoekt.
3.22.
De vader heeft ter mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het vaste belmoment tussen hem en de kinderen op zondag uit de regeling kan als wordt opgenomen dat hij de kinderen mag bellen wanneer hij wil. Hij belt zelf ook liever niet op een vast tijdstip. De vader begrijpt dat het aantal belmomenten binnen het redelijke moet blijven. Hij vindt het in ieder geval fijn om op zondag te bellen om te horen wat de kinderen in het weekend hebben gedaan en bijvoorbeeld als een van de kinderen ziek is.
Algemeen
3.23.
De moeder heeft in zijn algemeenheid nog het volgende aangevoerd. De regeling wordt nu uitgevoerd zoals in de bestreden beschikking is vastgelegd. Het is goed geweest dat het hulpverleningstraject bij Topaze is ingezet. Het traject had alleen voortgezet moeten worden, alvorens het ouderschapsplan te wijzigen. Er loopt nu een traject bij Amare vanwege het verdriet van [minderjarige 2] . De betrokken therapeute is systeemtherapeute. De moeder verwacht dat deze therapie uiteindelijk positieve effecten gaat sorteren, maar hier kan niet op worden gewacht. Van al haar verzoeken zijn de wijziging van het begintijdstip van de weekendregeling en de wijziging van de verdeling van de voorjaarsvakantie de belangrijkste. Omtrent de suggestie van de raad om de weekendregeling op vrijdag om 17.00 uur te laten aanvangen en door te laten lopen tot maandagochtend voor school merkt de moeder op dat de regeling dan wordt uitgebreid zonder overleg met de hulpverlening.
3.24.
De vader heeft nog aangevoerd dat het enerzijds goed zou zijn geweest als het hulpverleningstraject bij Topaze was voortgezet, anderzijds kostte het veel negatieve energie. De ouders waren heel erg in detail bezig met de zorgregeling, maar in de vakantie zelf was nog niet duidelijk wanneer de kinderen bij welke ouder zouden verblijven. Nu is die duidelijkheid er wel. Daarbij wordt wel naar de kinderen gekeken. Als zij bijvoorbeeld een kinderfeestje hebben in [woonplaats moeder] , dan brengt de vader hen. De vader is er een voorstander van de regeling flexibel toe te passen. Als partijen er niet uitkomen, kan worden teruggevallen op de regeling uit de bestreden beschikking. Dat er ondertussen een behandeltraject loopt, vindt de vader prima. De vader vindt het kwalijk dat het behandelplan van [minderjarige 2] is ingebracht in de procedure. Temeer, nu hij niet in twijfel trekt dat zij het moeilijk heeft en veel huilt. Desgevraagd heeft de vader opgemerkt dat hij er geen problemen mee heeft dat het hof kennis neemt van deze stukken. De vader vindt het een goede suggestie van de raad om de weekendregeling op vrijdag om 17.00 uur te laten aanvangen en door te laten lopen tot maandagochtend voor school. Hij merkt tot slot op dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder naar hen uitdraagt dat ze achter de vastgelegde zorgregeling staat.
Advies raad
3.25.
De raad heeft ter mondelinge behandeling van het hof het volgende naar voren gebracht. Het is jammer dat in het hulpverleningstraject bij Topaze een groot deel van de tijd is opgegaan aan het praten over de invulling van de zorgregeling. Uiteindelijk gaat het er niet om of de weekendcontacten om 13.00 uur of om 17.00 uur aanvangen. Het gaat erom dat de ouders, die allebei reageren vanuit het belang van de kinderen, samen tot overeenstemming kunnen komen over zaken aangaande de kinderen. Daarvoor moet dieper worden gekeken. Het is de raad ter mondelinge behandeling opgevallen dat de vader aandringt op gelijkwaardigheid tussen hem en de moeder, en de moeder handelt vanuit het idee dat de kinderen hun basis hebben in [woonplaats moeder] . Het belang van de kinderen dient voorop te staan. Wat zij willen is al bijna niet meer te achterhalen, omdat ze klem zitten tussen de ouders. Hier zullen de ouders aan moeten werken. De kinderen ontwikkelen zich bovendien. De ouders zullen moeten kunnen inspelen op een steeds veranderende situatie, bijvoorbeeld als de kinderen naar de middelbare school gaan. Hier zullen de ouders een weg in moeten zien te vinden. Systeembegeleiding kan daarbij helpen. Gekeken zal moeten worden waar dit mogelijk is. De raad vindt het positief dat de vader de kinderen naar [woonplaats moeder] brengt voor bijvoorbeeld een feestje.
Voor nu adviseert de raad niet te veel wisselmomenten in te bouwen. Verder is het van belang dat de kinderen ook een sociaal leven ervaren in [woonplaats vader] bij de vader. Zij moeten niet het idee krijgen dat ze in [woonplaats moeder] bij de moeder wonen en af en toe naar de vader gaan. Zij hebben twee basissen, bij de moeder en de vader. Als de moeder in het belang van de kinderen graag zou zien dat de kinderen op vrijdag, voordat zij naar de vader gaan, eerst naar haar toe komen vanuit school, zou het ook een idee kunnen zijn om het weekend bij de vader om 17.00 uur te laten ingaan en door te laten lopen tot maandag aanvang school (de vader brengt de kinderen naar school). De raad adviseert niet dit nu vast te leggen, maar geeft de ouders mee hierover na te denken.
Wettelijk kader
3.26.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Oordeel hof
3.27.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuwe beoordeling van de zorgregeling rechtvaardigen.
3.28.
In geschil is op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de kinderen dient te worden vastgesteld.
3.29.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
3.30.
Het hof ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het in het belang van beide kinderen aangewezen is de begintijd van de weekendregeling te wijzigen zoals door de moeder is verzocht. Hiervoor acht het hof de volgende omstandigheden van belang.
Partijen zien beiden dat door een wijziging van het tijdstip het huilen van [minderjarige 2] niet zal stoppen. Verder is niet in discussie dat het prima met [minderjarige 2] gaat als zij eenmaal op school is en dat haar schoolprestaties goed zijn. De moeder betwist niet dat toen de kinderen tijdens de lockdown vanwege corona niet naar school gingen en de moeder de kinderen naar de vader bracht, het huilen erger werd.
Een wijziging van de zorgregeling zal bovendien, zo verwacht het hof, een zekere onrust met zich brengen. De huidige regeling loopt inmiddels een jaar; bij wijziging zullen de kinderen zich weer moeten aanpassen aan een veranderde situatie met een extra wisselmoment. Dit terwijl [minderjarige 2] net is gestart met haar therapie. Voor zover bij de moeder nog een rol speelt dat de kinderen in haar voorstel op vrijdagmiddag met vriendjes kunnen afspreken, overweegt het hof dat de vader ter mondelinge behandeling stellig heeft gezegd dat dit bij hem ook mogelijk is. Deze vriendjes kunnen met hem mee rijden en hij is bereid hen ook weer thuis te brengen. Het hof acht het van belang dat de moeder er naar de kinderen toe blijk van geeft dat zij achter het begintijdstip staat.
3.31.
Wat het eindtijdstip van de weekendregeling betreft heeft de moeder ter mondelinge behandeling te kennen gegeven dat zij er geen moeite mee heeft als de regeling wat dit aspect aangaat niet wordt gewijzigd. Het hof ziet hier ook geen aanleiding toe, wat er ook van zij of de vader met voetbal gestopt is. Met de rechtbank in de bestreden beschikking overweegt het hof dat het in beginsel aan de vader is om te bepalen hoe hij de tijd met de kinderen doorbrengt en niet is gebleken dat het niet in het belang van de kinderen is als zij met de vader meegaan naar voetbal of bij de partner van de vader en hun halfbroertje blijven. Daarbij kunnen partijen altijd – ook als dit niet is vastgelegd – in onderling overleg afwijken van de zorgregeling, hetgeen zij blijkens het verhandelde ter mondelinge behandeling ook af en toe doen.
3.32.
Wat de vakanties aangaat ziet het hof evenmin aanleiding voor het oordeel dat het in het belang van de kinderen aangewezen is de zorgregeling te wijzigen zoals de moeder in haar beroepschrift heeft verzocht dan wel ter mondelinge behandeling heeft voorgesteld. Ook hiervoor geldt dat de huidige regeling nu een jaar loopt en een wijziging mogelijk gepaard zal gaan met onrust, terwijl het juist in ieders belang is dat er rust ontstaat. Het verzoek van de moeder brengt voor bepaalde vakanties ook extra wisselmomenten met zich, terwijl het hof het, met de raad, in het belang van de kinderen aangewezen acht als er niet te veel wisselmomenten zijn. Daarbij dient de moeder zich te realiseren dat de kinderen niet alleen een basis hebben bij haar en bij haar tot rust dienen te komen, maar dat zij ook een basis hebben bij de vader thuis.
3.33.
Wat de telefonische contacten betreft hebben partijen ter mondelinge behandeling overeenstemming bereikt. Het hof zal de zorgregeling hieraan aanpassen.
Conclusie
3.34.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, behoudens voor zover het de regeling ten aanzien van de telefonische contacten betreft. Het hof zal hieromtrent een regeling opnemen conform hetgeen partijen zijn overeengekomen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 april 2020, doch uitsluitend voor zover het de regeling ten aanzien van de telefonische contacten betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt het door partijen op 3 juni 2014 te ’s-Hertogenbosch overeengekomen ouderschapsplan, voor zover het de regeling ten aanzien van de telefonische contacten betreft;
stelt ten aanzien van de telefonische contacten de volgende regeling vast:
de ouder bij wie [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dat moment niet verblijven kan desgewenst telefonisch contact opnemen met de kinderen, mits het aantal belmomenten binnen het redelijke blijft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, H. van Winkel en J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en is op 15 april 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.