ECLI:NL:GHSHE:2021:1080

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
20-000687-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor feit 3 en niet-ontvankelijkheid hoger beroep feit 2 in poging tot inbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2001, was betrokken bij een poging tot inbraak op 14 december 2019 in Dongen. Het hof sprak de verdachte vrij voor feit 3, maar verklaarde het hoger beroep ter zake van feit 2 niet-ontvankelijk. Het hof oordeelde dat de verdachte de tweede persoon was die betrokken was bij de poging tot inbraak, ondanks zijn verklaring dat hij door een medeverdachte was afgezet en later werd opgehaald. Het hof verwierp alle verweren van de verdediging en legde de verdachte een jeugddetentie op van 150 dagen, met aftrek van voorarrest. De beslissing om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep voor feit 2 was gebaseerd op artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, dat geen hoger beroep toestaat tegen een vrijspraak. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte voor feit 1 schuldig bevond aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000687-20
Uitspraak : 31 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Breda, van 2 maart 2020, parketnummer 02-298478-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 20-003914-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2001,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het appel voor zover dit betrekking heeft op feit 2, het vonnis van de politierechter voor het overige zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken voor feit 3 primair en subsidiair en bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en hem zal veroordelen tot 150 dagen jeugddetentie. Voorts is gevorderd om de vordering tenuitvoerlegging te gelasten.
Namens verdachte is vrijspraak voor de feiten 1 en 3 bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder 2 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nu nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 14 december 2019 te Dongen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning (aan de [adres 2] ) een goed van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak het slot van de voordeur van voormelde woning heeft geforceerd/vernield/ingetrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 4 november 2019 t/m 18 november 2019 te Teteringen, gemeente Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personen(auto) (merk Citroen C3 met [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel zijnde het onrechtmatige gebruik van de originele autosleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Oosterhout, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een personen(auto) (merk Citroen C3 met [kenteken 1] ), heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 3
Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof – met de advocaat-generaal en de verdediging – niet door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de inhoud van het procesdossier staat genoegzaam vast dat verdachte op 21 november 2019 te Oosterhout als bijrijder in een Citroën C3 heeft gezeten. Het enkele feit dat verdachte als bijrijder in deze auto heeft gezeten, is onvoldoende om de verdachte te veroordelen ter zake van de diefstal of het witwassen van deze auto. Nu er onvoldoende verder bewijs is, zal het hof de verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen hem onder feit 3 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.op 14 december 2019 te Dongen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning aan de [adres 2] een goed van zijn gading dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak het slot van de voordeur van voormelde woning geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het eindproces-verbaal met documentcode PL2000-2019300889 van de eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Baronie, basisteam Dongemond, gesloten 4 februari 2020 (pagina’s 1 - 198).
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2019 (pagina’s 135 – 139), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 1]
Pagina 135
Op 29 november 2019 werd door Officier van Justitie Mr. M. Nieuwenhuis toestemming
gegeven voor de stelselmatige observatie op de navolgende persoon;
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] 2001
Geboorteplaats: [geboorteplaats 1]
Adres: [adres 1]
Woonplaats; [plaats]
Nationaliteit: Nederlandse
Nader te noemen: [verdachte]
Uit het proces-verbaal verdenking blijkt dat de verdachte zich al vanaf 2016 stelselmatig bezighoudt met het plegen van strafbare feiten (merendeels woninginbraken). Dit werd gepleegd door de verdachte in combinatie met andere verdachten. Het is niet uit te sluiten dat [verdachte] al dan niet met andere zich schuldig blijft maken aan het plegen van strafbare feiten. Het is van belang dat de bewegingen van [verdachte] in kaart worden gebracht met als doel de verdachte op heterdaad aan te houden en daarmee de verdachte te doen stoppen met het plegen van seriematige woninginbraken en/of andere strafbare feiten.
Aan de hand van bovengenoemde feiten en omstandigheden zijn er niet registrerende heterdaadmiddelen aangebracht op vervoersmiddelen welke mogelijk in gebruik zijn bij [verdachte] .
Met een niet registrerend heterdaadmiddel wordt bedoeld een heterdaadmiddel voorzien van GPS-systeem waarbij het enkel mogelijk is de huidige positie van het middel uit te lezen middels een daarvoor bestemde website. Er worden dus geen historische gegevens opgeslagen en het middel is enkel live te volgen. Het is dan ook niet mogelijk om een eventueel gereden route nadien uit te lezen. Het middel is voorzien van een alarmfunctie die bij beweging kan worden ingeschakeld. Zodra dat er beweging van het heterdaadmiddel wordt geregistreerd ontvangt de betreffende verbalisant belast met het onderzoek een sms-melding.
Het navolgende voertuig werd voorzien van een heterdaadmiddel;
[kenteken 2]
[chasisnummer]
Land Nederland
Merk Volkswagen
Type Golf; 55 Kw
Kleur Groen
Categorie Voertuigen
Voertuigcategorie Personenauto
Nader te noemen [kenteken 2]
Pagina 136
De [kenteken 2] is eigendom van [medeverdachte] , een neef van [verdachte] .
Gelet op bovenstaande informatie waren wij, verbalisanten, allen opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 onder b van het Wetboek van Strafvordering, werkzaam bij het Flexteam de Baronie van de Regionale Eenheid Zeeland op zaterdag 14 december 2019 tussen 19:00 uur en zaterdag 14 december 2019 21:30 uur belast met de observatie op [verdachte] .
20:00 uur aanvang observatie
20:07 uur [verbalisant 1]
Zag ik via de website dat de [kenteken 2] zich bevond op de parkeerplaats van de Macdonalds op de [straat 1] te Oosterhout.
20:10 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat er geen personen in de [kenteken 2] zaten.
20:15 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat er 2 personen vanuit de Macdonalds gelopen kwamen. Zag ik dat ze naar de [kenteken 2] liepen. Herkende ik beide personen als [medeverdachte] en [verdachte] . Zag ik dat [medeverdachte] als bestuurder instapte.
Pagina 137
20:17 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat [verdachte] weer vanuit de Macdonalds kwam gelopen. Ik zag dat hij in de [kenteken 2] stapte als bijrijder.
20:26 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] achteruit het parkeervak uitreed.
20:27 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] wegreed in de richting van de [straat 1] te Oosterhout.
Pagina 138
21:06 uur [verbalisant 1]
Zag ik de [kenteken 2] de [adres 2] te Dongen inrijden. Ik zag dat de [kenteken 2] linksaf de [straat 14] te Dongen inreed. Zag ik dat de [kenteken 2] via de [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] wederom de [adres 2] opreed. Zag ik dat dit alles ging met een erg lage snelheid.
21:08 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] tot stilstand kwam op de [adres 2] te Dongen nabij de kruising met de [straat 5] .
21:12 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] weer in beweging kwam op de [adres 2] te Dongen.
21:13 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] linksaf vanuit de [adres 2] de [straat 6] opreed. Zag ik dat de [kenteken 2] vervolgens via de [straat 6] , [straat 7] , [straat 8] , [straat 3] en [straat 4] weer terugreed naar de [adres 2] ,
21:15 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] met een erg lage snelheid over de [adres 2] reed en linksaf de [straat 5] . inreed. Ik zag dat de [kenteken 2] via de [straat 5] , [straat 9] , [straat 4] weer de [adres 2] inreed.
21:18 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] tot stilstand komen op de [straat 6] te Dongen.
21:26 uur [verbalisant 1]
Zag ik dat de [kenteken 2] weer in beweging kwam op de [straat 6] te Dongen. Zag ik dat de [kenteken 2] met verhoogde snelheid wegreed vanaf de [straat 6] . Ik zag dat de snelheid binnen de bebouwde kom opliep tot ruim boven de 50 km/uur.
21:27 uur [verbalisant 1]
Hoorde ik van de collega’s op de plaats delict op de [adres 2] te Dongen dat er gepoogd was in de te breken bij [huisnummer] . Hierop heb ik de locatie van de [kenteken 2] constant doorgegeven aan de opvallende eenheden welke reeds in Dongen aanwezig waren. Ik heb hierbij aangegeven dat de inzittenden van de [kenteken 2] aangehouden konden worden in verband niet de poging inbraak op de [adres 2] te Dongen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2019 (pagina’s 140 – 141), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 2] :
Pagina 140
Op zaterdag 14 december 2019, 21:07 uur, was ik [verbalisant 2] in burger gekleed, reed in een onopvallend dienstvoertuig en was doende met een actie gericht op een inbrekersgroepering.
Op deze dag, datum en tijd hoorde ik dat [verbalisant 1] portofonisch doorgaf dat de personenauto, Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken: [kenteken 2] stapvoets, over de [adres 2] te Dongen reed. Deze Volkswagen Golf is nader te noemen:
[kenteken 2] (
het hof begrijpt: [kenteken 2]). Er was kort hiervoor vastgesteld dat in dit voertuig, de tenaamgestelde, [medeverdachte] als bestuurder en als bijrijder [verdachte] zaten.
Op het moment dat [verbalisant 1] dit had doorgegeven, zag ik aan het einde van de [adres 2] de achterlichten van een voertuig. Ik ben vervolgens deze richting op gegaan. Op dat moment hoorde ik een harde doffe knal. Omdat het mij ambtshalve bekend was dat deze inbrekersgroep zich kenmerkt door het intrappen voor voordeuren was ik extra gefocust. Ik ben dichterbij gelopen en na enkele seconden zag ik een persoon uit de voortuin komen van het hoekhuis, net voor de [straat 5] , dit bleek later de [adres 2] te Dongen. Ik zag dat deze persoon ter hoogte van het trottoir stilhield en om zich heen keek.
Ik zag toen dat de [kenteken 2] net voorbij deze woning, aan de linkerzijde van de weg, de zijde van [huisnummer] stond.
Ik zag vervolgens dat er twee personen uit de richting van dit hoekhuis, richting de [kenteken 2] liepen en beiden instapten. Ik zag dat dit voertuig verder de [adres 2] in reed en vervolgens linksaf reed. Ik ben hierop direct naar de woning gerend alwaar ik de personen vandaan had zien lopen. Ik zag dat dit [adres 2] te Dongen betrof. Ik zag dat bij deze woning geen enkele verlichting brandde, ik zag dat het een donkere hoek was, gelegen naast een brandgang en dat er bosschages in de voortuin stonden, Ik ben direct naar de voordeur gelopen. Ik zag dat hierop een schoenafdruk, danwel schoenveeg zichtbaar was, verder zag ik op dat moment nog geen bijzonderheden aan deze voordeur. Op het moment dat ik hier bezig was, voegde [verbalisant 3] zich bij mij. Vervolgens hoorde ik dat [verbalisant 1] portofonisch doorgaf dat de [kenteken 2] een blokje maakte en weer terug richting de [adres 2] reed. Ik ben hier vervolgens weggegaan. Ik hoorde omstreeks 21:16 uur dat [verbalisant 1] doorgaf dat de [kenteken 2] tot stilstand kwam op de [straat 6] nabij de [adres 2] . Ik schat in dat het enkele minuten duurde toen ik twee mannen, waarvan ik er één direct en zonder twijfel herkende als [medeverdachte] , over de [adres 2] zag lopen, hij liep toen over de kruising met de [straat 4] dit is twee woningen voorbij [huisnummer] gelegen.
Ik schat in dat het enkele minuten later was toen ik nogmaals drie bonken, kort achter elkaar hoorde. Ik hoorde dat deze bonken uit de richting van de woning [adres 2] te Dongen kwamen. Ik ben direct met [verbalisant 3] naar de woning [adres 2] te Dongen toegegaan, Ik hoorde dat [verbalisant 4] doorgaf dat hij de [kenteken 2] over de [straat 6] zag rijden.
Pagina 141
Ik zag dat er nu voor de voordeur een hoopje bladeren lag. Ik zag dat er nu meerdere schoenvegen op de voordeur stonden en iets wat leek op een veeg van een hand (schoen) aan de bovenzijde van de deur. Ik zag dat de voordeur nu volledig ontzet was. Gezien de bovengenoemde feiten en omstandigheden had ik het sterke vermoeden dat de inzittenden van de [kenteken 2] zich schuldig hadden gemaakt aan een poging woninginbraak bij de woning [adres 2] te Dongen en ik heb dit portofonisch aan de collega’s doorgegeven.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2019 (pagina’s 144 – 145), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 5] :
Pagina 144
Op zaterdag 14 december 2019, omstreeks 21.07 uur kreeg ik tezamen met [verbalisant 6] het verzoek van het Flexteam de Baronie om positie te pakken in de omgeving van de [straat 10] te Dongen. Omstreeks 21.25 uur kreeg ik en [verbalisant 6] het verzoek van dat Flexteam om de inzittende van een groene Volkswagen Golf wat voorzien was van het [kenteken 2] aan te houden voor een poging woninginbraak. De poging inbraak woning had kort daarvoor plaatsgevonden op de [adres 2] te Dongen in de gemeente Dongen.
Ik hoorde van de collega’s van het genoemde Flexteam dat het genoemd voertuig op dat moment zou rijden op de [straat 10] in de richting van Dongen. Ik stond op dat moment
op de [straat 11] te Dongen. Dit is een zijstraat van de [straat 10] . Ik zag het genoemde voertuig langs rijden. Ik ben tezamen met [verbalisant 6] achter het voertuig gaan rijden. Ik zag door de achterruit van het genoemde voertuig dat er twee personen in het voertuig zaten. Bij de kruising [straat 10] , [straat 12] met de [straat 13] zag ik dat het genoemde voertuig op de voorsorteerstrook ging staan voor linksaf. Ik zag dat het driekleurige verkeerslicht op rood stond. Ik zag dat het voertuig stopte. Ik heb mijn dienstvoertuig schuin voor het genoemd voertuig geplaatst. Ik zag dat de bestuurder [medeverdachte] betrof. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] van [geboortedatum 1] 2001 de passagier was. Hij zat op de passagiersstoel naast [medeverdachte] .
Ik open de mijn portier. Ik zag dat de rechter portierraam open stond. Ik heb op een niet misverstaande wijze geroepen dat beide waren aangehouden voor poging woninginbraak.
4.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2019 (pagina’s 159 – 160), inhoudende – zakelijk weergeven – de afgelegde verklaring van [aangever 1] :
Pagina 159
Op zaterdag 14 december 2019 om 22:30 uur, kwam ik, [verbalisant 7] , ter plaatse van het misdrijf op de locatie [adres 2] , [postcode] Dongen, bij een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam: [aangever 1]
Voornamen: [aangever 1]
Geboren: [geboortedatum 2]
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2] in Nederland
Geslacht: Man
Nationaliteit: Nederlandse
Adres: [adres 2]
Postcode plaats: [postcode] Dongen
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen zaterdag 14 december 2019 om 19:00 uur en zaterdag 14 december 2019 om 22:00 uur.
Ik doe aangifte van poging tot inbraak in mijn woning gelegen aan het genoemde adres. Op eerstgenoemde dag datum en tijdstip ben ik van huis weggegaan. Alles was toen intact en slotvast afgesloten aan en rondom de woning. Op laatstgenoemde dag datum en tijdstip werd ik gebeld door de politie. Deze vertelde mij dat er was gepoogd om in te breken in mijn woning via de voordeur van mijn woning. Ik hoorde tevens van de politie dat ze verdachten daarvoor op heterdaad hadden aangehouden. Mijn woning is gelegen op de hoek en ligt naast een brandgang. De voordeur kreeg ik niet meer geopend, het slot was dermate geforceerd dat deze niet meer van het slot ging.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van feit 1 bepleit. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat zijn cliënt het onder feit 1 tenlastegelegde feit heeft begaan. In de avond van 14 december 2019 zijn er twee personen waargenomen. Eén van die twee personen is direct als [medeverdachte] herkend. De tweede persoon is door de verbalisanten niet herkend. Nu de verbalisanten specifiek [verdachte] observeerden en zij hem niet hebben herkend als de tweede persoon staat volgens de verdediging onvoldoende vast dat verdachte degene is geweest die samen met [medeverdachte] gepoogd heeft om in te breken aan de [adres 2] te Dongen. [verdachte] erkent die dag wel in Dongen te zijn geweest. Hij is samen met [medeverdachte] naar Dongen gereden, maar hij zegt dat hij voor de poging tot inbraak is uitgestapt om bij zijn vriendin te zijn. Later is hij weer opgehaald door [medeverdachte] . Gelet op het feit dat uit de bewegingen van het voertuig genoegzaam blijkt dat de auto meerdere malen is gestopt stelt de raadsman zich op het standpunt dat zijn cliënt niet aangemerkt kan worden als mededader.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat op 14 december 2019 aan de [adres 2] te Dongen door [medeverdachte] en een ander gepoogd is om in te breken.
Verdachte stond al geruime tijd op de radar van de politie waardoor onder andere onder de Volkswagen Golf van [medeverdachte] een baken is geplaatst. Deze baken laat alle reis-bewegingen live zien en deze werden op de betreffende dag ook door de verbalisanten gevolgd. Ook was er een stelselmatige observatie op verdachte.
Die avond worden [medeverdachte] en ook verdachte door de politie gezien terwijl ze om 20.15 uur vanuit de Macdonalds komen gelopen en ze hierna beiden instappen in de Golf van [medeverdachte] . Dit plaatst verdachte op die avond in de auto van [medeverdachte] .
Zoals hierboven in de bewijsmiddelen is vermeld vallen de activiteiten rond het hoekhuis aan de [adres 2] in Dongen in twee delen uiteen. Het eerste deel vindt plaats rond 21.07 uur. De [verbalisant 2] hoort de eerste knal en ziet daarna twee personen uit de richting van dat hoekhuis lopen naar de Golf. Beide personen stappen in de Golf en rijden weg. De verbalisant ziet op dat moment een schoenafdruk op de voordeur van die woning.
Het tweede deel vindt plaats rond 21.18 uur, zo’n tien minuten later. Op dat moment komt de Golf tot stilstand op de [straat 6] , vlakbij de hoekwoning. Enkele minuten later ziet [verbalisant 2] twee personen over de [adres 2] lopen en een van de twee wordt direct herkend als [medeverdachte] . Na enkele minuten hoort de verbalisant drie bonken uit de richting van de [adres 2] in Dongen. Aangekomen bij die woning ziet hij dat de voordeur is ontzet. Dit is het moment waarop de poging tot woninginbraak is gepleegd. [verbalisant 1] ziet de Golf om 21.26 uur vervolgens hard wegrijden. [verbalisant 5] is achter de Golf aan gaan rijden tussen 21.26 en 21.30 uur. Hij zag dat er twee personen in de auto zaten en meldt niet dat de Golf nog is gestopt voor de aanhouding.
In de beschrijving van het uur en een kwartier voorafgaand aan de aanhouding wordt telkens over twee personen gesproken. Aan het begin van die periode, om 20.15 uur, zijn [medeverdachte] en [verdachte] herkend als de twee personen die in de Golf stapten en aan het einde, bij de aanhouding, is eveneens vastgesteld dat zij allebei in die auto zaten. In de acht minuten tussen aankomst van de Golf bij de woning om 21.18 uur en het vertrek daar om 21.26 uur worden ook slechts twee personen genoemd. Om 21.30 uur vindt de aanhouding plaats en in de Golf worden [medeverdachte] en [verdachte] aangetroffen.
Verdachte stelt dat hij met [medeverdachte] naar Dongen is gereden, daar is afgezet om te chillen met zijn vriendin en daarna weer is opgehaald door [medeverdachte] , daarmee suggererend dat hij ten tijde van de poging tot inbraak dus tussen 21.18 en 21.26 uur niet in gezelschap was van [medeverdachte] . Hij heeft er geen verklaring voor gegeven hoe hij dan vier minuten later, om 21.30 uur, in de auto van [medeverdachte] kan zijn aangetroffen. Hij heeft evenmin informatie gegeven over het moment van instappen, terwijl niet is gebleken dat de auto tussen 21.26 en 21.30 uur is gestopt. Het hof is van oordeel dat verdachtes verklaring niet kan kloppen.
Dat betekent dat het volgens het hof niet anders zijn dat verdachte de tweede persoon is geweest die betrokken was bij de poging inbraak. Hetgeen verdachte heeft verklaard, namelijk dat hij door [medeverdachte] was afgezet en later werd opgehaald, kan naar het oordeel van het hof niet kloppen. Het hof verwerpt alle door de verdediging gevoerde verweren.
Op grond van het voorgaande acht het hof hetgeen onder het primaire feit ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksels uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter ten aanzien van jongvolwassenen tot en met 22 jaar het jeugdstrafrecht toepassen indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechter kan zich hierbij laten adviseren door de reclassering en gedragsdeskun-digen, maar beslist uiteindelijk zelfstandig.
Bij de afweging van de toepassing van het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht stelt het hof voorop dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar was. Het uitgangspunt blijft dat jongvolwassenen die ouder zijn dan 18 jaar volgens het volwassen-strafrecht worden berecht. Het hof ziet in deze zaak echter voldoende redenen om van dit uitgangspunt af te wijken.
Hierbij heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 16 december 2019, waarin is geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft een cognitieve en sociaal-emotionele achterstand, een antisociale denkwijze, beperkte zelfreflectie en een beperkt oplossingsvermogen. Hij is verwend in een zeer gesloten opvoedingsomgeving en impulsief. Hulpverlening is ingezet, maar heeft onvoldoende resultaat gehad.
Het hof acht gelet op de ernst van het feit en gelet op de omstandigheid dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt en evenmin heeft laten blijken zijn leven te hebben gebeterd, jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie van het arrondissement te Zeeland-West-Brabant van 12 februari 2020 tot tenuitvoerlegging van het bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 18 september 2019 onder parketnummer 20-003914-18 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt – tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van drie maanden dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63, 77g, 77h, 77i, 77cc, 77dd, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Zeeland-West-Brabant van 18 september 2019, parketnummer 20-003914-18, te weten
jeugddetentievoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 31 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.