ECLI:NL:GHSHE:2021:1078

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
20-003007-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake bedreiging en beschadiging van eigendom

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 20 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1958 en thans verblijvende in P.I. Flevoland, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het beroep op vrijspraak gehonoreerd voor de bedreiging met brandstichting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte daadwerkelijk met brandstichting heeft gedreigd. De verdachte had via WhatsApp berichten gestuurd die door de aangeefster als bedreigend werden geïnterpreteerd, maar het hof oordeelde dat de context en de bewijsvoering onvoldoende waren om tot een veroordeling te komen.

Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk muren en een deur van het appartement van de aangeefster heeft beschadigd. Dit feit werd bewezen verklaard, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor deze beschadiging. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De beslissing van het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht in de zaak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003007-19
Uitspraak : 31 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 september 2019 in de strafzaak met parketnummer 03-659308-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank integraal zal bevestigen.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing ten aanzien van feit 1 en voorts omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank ten aanzien van feit 2.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2018 tot en met 20 oktober 2018 in de gemeente Gennep, in elk geval elders in Nederland, en/of in Curaçao en/of Aruba [aangeefster] schriftelijk en al dan niet onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft hij, verdachte, die [aangeefster] e-mailberichten en/of (Whatsapp)berichten gestuurd met de volgende dreigende tekst: "In hoger beroep veroordeeld tot 18 maanden voor die slet! En jullie maar pushen over het huis! Ik ga hier alleen weg als die slet alles corrigeert en opheft. Maak haar maar duidelijk dat ik noooooooooit capituleer en haar nog harder ga aanpakken als [benadeelde 2] van [benadeelde 1] !" en/of "Onderhandel met haar. Ik doe hier hetzelfde als met het huis van [benadeelde 1] als ik de bak in moet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, die [aangeefster] begrijpt als dat verdachte destijds de woning van [benadeelde 1] in brand heeft gestoken en nu het appartement in Gennep in brand gaat steken, tenzij zij, die [aangeefster] , met een redelijk koopvoorstel komt en/of contact opneemt met zijn, verdachtes, ex-vriendin zodat die ex-vriendin haar vordering/aangifte intrekt;
subsidiair, althans, indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2018 tot en met 20 oktober 2018 in de gemeente Gennep, in elk geval elders in Nederland, en/of Curaçao en/of Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander en/of anderen, te weten [aangeefster] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met brandstichting of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en), wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het komen met een redelijk koopvoorstel en/of contact op te nemen met zijn, verdachtes, ex-vriendin, zodat die ex-vriendin haar aangifte/vordering intrekt, door die [aangeefster] een of meer e-mailberichten en/of (Whatsapp)berichten te sturen met de volgende tekst: "In hoger beroep veroordeeld tot 18 maanden voor die slet! En jullie maar pushen over het huis! Ik ga hier alleen weg als die slet alles corrigeert en opheft. Maak haar maar duidelijk dat ik noooooooooit capituleer en haar nog harder ga aanpakken als [benadeelde 2] van [benadeelde 1] !" en/of "Onderhandel met haar. Ik doe hier hetzelfde als met het huis van [benadeelde 1] als ik de bak in moet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2018 tot en met 20 oktober 2018 in de gemeente Gennep, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer mu(u)r(en) en/of een deur van/in het appartement, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangeefster] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de verdediging, en anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat er niet aan wordt getwijfeld dat de Whatsappberichten met de tekst "In hoger beroep veroordeeld tot 18 maanden voor die slet! En jullie maar pushen over het huis! Ik ga hier alleen weg als die slet alles corrigeert en opheft. Maak haar maar duidelijk dat ik noooooooooit capituleer en haar nog harder ga aanpakken als [benadeelde 2] van [benadeelde 1] !" en "Onderhandel met haar. Ik doe hier hetzelfde als met het huis van [benadeelde 1] als ik de bak in moet" van de verdachte afkomstig zijn.
In de verzonden Whatsappberichten wordt niet expliciet over brandstichting gesproken. Het is een interpretatie van aangeefster dat verdachte in die berichten dreigt met brandstichting. Zij begrijpt dat verdachte destijds, in 1983, de woning van [benadeelde 1] in brand heeft gestoken en nu het appartement in Gennep in brand gaat steken, tenzij aangeefster met een redelijk koopvoorstel komt en/of contact opneemt met verdachtes ex-vriendin zodat die ex-vriendin haar vordering/aangifte intrekt. Het is het hof gebleken dat verdachte en aangeefster, verdachtes zus, in onmin met elkaar leven zodat het hof niet op voorhand uitgaat van de interpretatie die aangeefster geeft aan de Whatsappberichten van verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep is vervolgens niet komen vast te staan dat de verdachte voor die brandstichting uit 1983 is veroordeeld. Het de verdachte betreffende uittreksel van de justitiële documentatie d.d. 14 januari 2021 bevat zelfs geen enkele aanwijzing dat verdachte ter zake van brandstichting is vervolgd of dat tegen hem een proces-verbaal voor dat feit is opgemaakt. De enkele mededeling van verbalisant [verbalisant] (p. 45 van het proces-verbaal) dat hij in de politiesystemen ziet dat verdachte in 1983 is veroordeeld voor brandstichting maar dat niet meer is na te gaan wat verdachte toen in brand heeft gestoken, doet daaraan niet af. Nu het bewijs tekort schiet ter zake bedreiging met brandstichting zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht zal de verdachte voor dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 26 september 2018 tot en met 20 oktober 2018 in de gemeente Gennep, opzettelijk en wederrechtelijk muren en een deur in het appartement, dat ten dele aan een ander, te weten aan [aangeefster] toebehoorde, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat van vernieling geen sprake kan zijn omdat uit vaste jurisprudentie blijkt dat van vernielen geen sprake is indien een goed zodanig is beschadigd dat het niet meer door reparatie in de oude staat kan worden hersteld. Voorts heeft de verdediging – kort gezegd – aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van beschadiging omdat de verdachte gedeeltelijk eigenaar is van het appartement, waarbij hij tot op een bepaalde hoogte mag beschikken als heer en meester over dit appartement. De verdachte heeft de schade die is ontstaan, hersteld zonder nadelige gevolgen voor zijn zus, aangeefster [aangeefster] .
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is met de verdediging van oordeel dat er geen sprake is van vernieling. Het hof acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte muren en een deur van het appartement aan de [adres] heeft beschadigd. Uit het dossier blijkt dat dit appartement voor de (onverdeelde) helft toebehoort aan de verdachte en voor de (onverdeelde) helft aan aangeefster [aangeefster] . Dit betekent dat de goederen die door de verdachte beschadigd zijn, ten dele toebehoren aan een ander. Aangeefster [aangeefster] heeft geen toestemming gegeven voor het beschadigen van de goederen. Hiermee is de wederrechtelijkheid gegeven.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van muren en een deur in het appartement aan de [adres] dat ten dele toebehoort aan aangeefster [aangeefster] .
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte door het plegen van het onderhavige strafbare feit niet alleen voor schade heeft gezorgd, maar ook voor overlast en ergernis.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 januari 2021, waaruit blijkt dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk feit. Gelet op de ouderdom van de veroordeling voor dat feit (in het jaar 2000) zal het hof dat feit buiten beschouwing laten bij het bepalen van de op te leggen sanctie;
  • de omstandigheid dat verdachte in deze zaak van 13 november 2018 tot 30 november 2018 in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 14 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. D.A.E.M. Hulskes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 31 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.