ECLI:NL:GHSHE:2021:1005

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
20-002141-20 (promis)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een mobiele telefoon tijdens verkoop via Marktplaats met medeplegen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2003, was betrokken bij de diefstal van een iPhone XS tijdens een verkoopafspraak die via Marktplaats was geregeld. De diefstal vond plaats op 16 oktober 2019 in [plaats]. De verdachte en een mededader hadden een afspraak gemaakt met de aangever om de telefoon te kopen, maar in plaats van te betalen, renden zij weg met het toestel. De aangever en zijn vrouw hebben de politie ingeschakeld, die de verdachte kort na de diefstal heeft aangehouden. Tijdens de rechtszaak heeft de verdediging vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de diefstal. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een werkstraf van 60 uren op, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er schade was geleden door het handelen van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002141-20
Uitspraak : 24 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 oktober 2020 in de strafzaak met parketnummer 02-183802-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en verzocht de vordering van de benadeelde partij gelet daarop af te wijzen. Subsidiair, indien het hof tot een veroordeling zou komen, heeft de verdediging verzocht om oplegging van een taakstraf en verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (iPhone XS), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 oktober 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander een telefoon (iPhone XS), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 12-15, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
(pagina 12)
Ik ben de eigenaar van een grijze iPhone XS 64 Space gray. Omdat ik al een (
het hof begrijpt: andere) goede telefoon had, besloot ik de iPhone XS 64 te koop aan te bieden via Marktplaats. Op 15 oktober (
het hof begrijpt: 2019) kreeg ik contact met [alias] via Marktplaats. Uiteindelijk kregen we een deal voor € 780. We hebben uiteindelijk een afspraak gemaakt in [plaats] . [alias] zou bij zijn oma in [plaats] verblijven. We hebben afgesproken op de [adres 2] . Ik ben hier samen met mijn vriendin naartoe gereden en we hebben in de [adres 2] gewacht. Omstreeks 22.25 uur kwamen er 2 jongens aangelopen die de telefoon wilde kopen. Ik zag dat het 2 jonge gasten waren: 1 Nederlandse jongen en een Marokkaanse jongen. Ik heb de telefoon laten zien. Ik hoorde de Nederlandse jongen zeggen tegen de Marokkaanse jongen: kijk jij maar, jij hebt er verstand van.
(pagina 12-13)
Ik geloof dat de Marokkaanse jongen de telefoon vast had, toe ze plots van me wegrenden.
(pagina 13)
Ik had een aantal meter achterstand en ben achter ze aangerend. Achter een flat ben ik ze echter kwijt geraakt. Ik heb vervolgens de politie gebeld en die kwam ter plaatse. We zouden achter de politie aanrijden voor het doen van aangifte. Toen ik richting het centrum van [plaats] reed zag ik ineens de jongens lopen die mijn telefoon hadden gestolen. Ik zag ze ter hoogte van de grote rotonde lopen. Ik herkende ze aan hun kleding. Ik heb toen geseind naar de politie en verteld dat ik de jongens zag lopen. Ik zag dat de jongens vervolgens wegrenden. Ik zag dat de politie er achter aan ging en dat de blanke jongen aangehouden werd. Ik ben toen naar de jongen toegelopen en herkende hem voor 100 procent als de jongen die mijn telefoon gestolen had.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 32-33, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
(pagina 32)
Vandaag, 16 oktober 2019, ben ik samen met mijn man (
het hof begrijpt: aangever [aangever]) naar [plaats] gereden om een mobiele telefoon te verkopen. Dit betrof een iPhone XS 64, grijs van kleur. Via Markplaats had mijn man een afspraak met ene [alias] . We zouden de telefoon voor € 780 verkopen op de [adres 2] . Eenmaal daar ter plaatse kwamen er 2 jongens aangelopen, die de telefoon wilden kopen. Het betrof een Nederlandse en een getinte jongen. Mijn man heeft de telefoon laten zien. Ik hoorde dat de 2 jongens met elkaar overlegden. Plots renden de jongens weg. Ik weet niet wie de telefoon vast had op dat moment. Mijn man is er achter aangerend, maar raakte hen kwijt. De jongens hebben dus zonder te betalen de telefoon weggenomen.
(pagina 33)
Nadat ze de diefstal gepleegd hadden, hebben we de politie gebeld. Nadat de politie ter plaatse was, spraken we af dat we de politie naar het politiebureau zouden volgen voor het doen van aangifte. Richting het centrum van [plaats] bij een grote rotonde zag ik 2 jongens lopen. Ik herkende hen als de daders van de diefstal van de telefoon. Ik hoorde dat mijn man toeterde om de aandacht van de politie te trekken. Ik zag dat de jongens naar ons keken en ik zag dat ze schrokken. Ik zag dat ze bij ons vandaan renden. De politie is er achter aan gegaan en kreeg de blanke jongen te pakken. Ik ben samen met mijn man naar hem toegelopen om hem te bekijken. Ik herkende de jongen voor 100 procent als de dader van de diefstal.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 16-17, voor zover inhoudende als verklaring en bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 16)
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , was op 16 oktober 2019 in dienst met hoofdagent [hoofdagent] . Wij reden in een herkenbaar politievoertuig en waren gekleed in herkenbaar politie-uniform. Op 16 oktober 2019, omstreeks 22.35 uur, kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres 2] . Daar zou zojuist een diefstal van een telefoon van een man en een vrouw hebben plaatsgevonden, gepleegd door twee jongens.
Op 16 oktober 2019, omstreeks 22.45 uur, kwam ik samen met hoofdagent [hoofdagent] ter plaatse. Ik zag dat er een man en een vrouw op straat stonden. Wij hoorden het verhaal aan van de man en de vrouw. Ik hoorde van de man en de vrouw dat zij een Apple iPhone X (
het hof begrijpt: XS) aangeboden hadden op www.marktplaats.nl en dat ze via de website een afspraak hadden gemaakt met ene [alias] . Ze hadden met [alias] omstreeks 22.30 uur afgesproken op [adres 2] . Daar zou zijn oma wonen. De man en vrouw hadden aangebeld bij dit adres, echter gaf de bewoonster aan dat op dat adres geen [alias] woonde. Net daarna kwamen de twee verdachten aanlopen en zij vertelden dat ze de afspraak hadden gemaakt om de telefoon te kopen. De man liet de telefoon zien. Eén van de verdachten nam de telefoon in zijn handen en liep richting een lantaarnpaal om de telefoon beter te bekijken. Op dat moment renden
allebei de verdachten, met de telefoon, weg.
Wij spraken met hen af om naar het politiebureau van [plaats] te rijden voor het opnemen van een aangifte en getuigenverklaring. De man en de vrouw reden in hun eigen auto achter ons aan. Wij reden op de [locatie 1] in [plaats] , onderweg naar het politiebureau. Ik zag in onze spiegels dat de aangever seinde met de lampen van zijn auto.
(pagina 16-17)
Hoofdagent [hoofdagent] stopte ons voertuig en ik hoorde dat aangever zei: “Daar rennen de jongens!”
(pagina 17)
Ik zag dat aangever wees in de richting van de rotonde op de [locatie 1] met de [locatie 2] . Hoofdagent [hoofdagent] keerde ons voertuig en we reden naar de rotonde. Ik zag dat een jongen ter hoogte van de rotonde wegrende in de richting van de [locatie 2] . Ter hoogte van de rotonde stapte ik uit ons voertuig en ik zette de achtervolging te voet verder. Ik riep naar de verdachte, met een luide en niet mis te verstane stem: “Politie stoppen!” Ik zag dat de verdachte daar niet aan voldeed. Ik zag dat de afstand tussen mij en de verdachte kleiner werd. Ik riep naar de verdachte: “Stop maar, ik kom dichterbij!” Ik zag dat de verdachte zijn hoofd naar mij draaide en vervolgens vaart minderde. Ik kwam dichtbij de verdachte. Ik pakte de verdachte vast en drukte hem tegen een schutting aan.
Op 16 oktober 2019, om 23.02 uur, deelde ik de verdachte mede dat hij was aangehouden. Ik zag dat aangever naar ons toe rende. Ik zag dat aangever boos was en riep naar de verdachte.
Op woensdag 16 oktober 2019, omstreeks 23.10 uur, plaatste ik verdachte voor de Identiteitszuil om zijn identiteit vast te stellen. Ik gebruikte daarvoor het identiteitsbewijs van verdachte. Ik zag dat verdachte de volgende persoon betrof: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 22-23, met bijlage ‘Extractierapport’ op pagina’s 24-28, voor zover inhoudende als verklaring en bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
(pagina 22)
Op 7 januari 2020, was ik, verbalisant [verbalisant 2] , belast met het onderzoeken van de gegevens afkomstig van de telefoon van verdachte [verdachte] (
het hof begrijpt: [verdachte]). Op 17 oktober 2019 was deze in beslag genomen en zijn de gegevens vervolgens door de Digitale Recherche veiliggesteld.
Uit het internetgeschiedenis van de telefoon blijkt dat er op 16 oktober 2019, omstreeks 18:20 uur, meermalen gezocht is op “ [adres 2] ” met onder andere meerdere huisnummers en letters. De [adres 2] is het adres waar was afgesproken voor de verkoop dan wel overdracht van de mobiele telefoon die uiteindelijk door verdachte [verdachte] en de nog onbekende verdachte werd weggenomen.
Uit een WhatsApp-gesprek, welke wordt gestart door een onbekende gesprekspartner op 16 oktober 2019 om 19:40 uur, blijkt gesproken te worden over een ontmoeting later deze avond.
19:40:36 uur - Onbekende gesprekspartner:
Gap reageer is beetje op tijd maat
19:40:45 uur - Onbekende gesprekspartner:
Die gast wil vnv al komen
19:41:00 uur - Onbekende gesprekspartner:
Rond half 11
20:04:18 uur - [verdachte] :
sorry man b
20:04:20 uur - [verdachte] :
was werk
5.
Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 34-38, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
(pagina 36)
Vraag verbalisant: Was je wel van plan te betalen voor de mobiele telefoon?
Antwoord verdachte: Zwijgrecht
Vraag verbalisant: Had je wel die hoeveelheid geld bij je?
Antwoord verdachte: 18 euro en 10 cent.
6.
De verklaring van de verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 7 oktober 2020, welke verklaring is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting, doorgenummerde pagina’s 1-9, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(pagina 2)
Ik wilde een nieuwe telefoon. Ik kende een jongen van vroeger. Hij heeft verstand van telefoons en werkt ook in een telefoonwinkel. Ik had hem gevraagd of hij een mooi exemplaar kon vinden voor mij. Toen we bij de afspraak aankwamen (
het hof begrijpt: op 16 oktober 2019 te [adres 2] aan de [adres 2] omstreeks 22.25 uur) gingen we met die man (
het hof begrijpt: [aangever]) in gesprek. Ik gaf de telefoon aan die jongen die bij mij was, zodat hij kon kijken. Hij rende weg met die telefoon. Ik ben ook weggerend. Die jongen had voor mij de contacten gelegd en onderhouden, met die man, via Marktplaats.
De kinderrechter vraagt waarom in die specifieke straat is afgesproken.
De verdachte verklaart: Die jongen had alles geregeld. Het klopt dat de afspraak in een totaal andere buurt plaatsvond dan waar ik en die jongen woonden.
(pagina 3)
De officier van justitie vraagt verdachte of hij het bedrag voor de telefoon wel op zijn rekening had staan die dag.
(pagina 4)
De verdachte verklaart: Dat weet ik niet.
7.
De verklaring van de verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 maart 2021, voor zover inhoudende:
Ik ben niet [alias] . Mijn vriend heet ook geen [alias] . Ik ken die naam niet. (…) Het klopt dat de aangever de telefoon voor € 780,00 zou verkopen en dat ik die avond maar € 18,10 bij mij had.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van het plan van zijn toenmalige vriend om de telefoon weg te nemen. Dat deze vriend met de telefoon wegrende kwam voor de verdachte als een totale verrassing, waarna hij dusdanig in paniek is geraakt dat hij ook is weggerend.
Verdachte had weliswaar niet voldoende geld op zak om te telefoon te betalen, maar was voornemens het bedrag te gaan pinnen. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog verklaard dat hij die dag voldoende geld op zijn bankrekening had staan om te telefoon te kunnen betalen.
Verdachte heeft de telefoon niet weggenomen en evenmin is sprake van medeplegen van het feit. Voor een nauwe en bewuste samenwerking met zijn vriend bevindt zich onvoldoende bewijs in het dossier. Verdachte heeft slechts een zeer beperkte rol in het geheel gehad.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aan een (toenmalige) vriend van hem heeft gevraagd om voor hem een goede mobiele telefoon te zoeken.
De telefoon zou voor de verdachte zijn. Aangever [aangever] had op Marktplaats een iPhone XS te koop aangeboden staan. Met een vals account op naam van [alias] is met aangever een afspraak gemaakt voor de koop van de telefoon. Daarbij werd afgesproken op een adres waar de oma van [alias] woonachtig zou zijn, hetgeen niet bleek te kloppen. Bovendien was afgesproken in een totaal andere buurt dan waar de verdachte en zijn vriend woonden, aldus de verdachte. Nabij dit adres hebben de aangever en zijn vrouw en de verdachte en zijn vriend elkaar ontmoet. Verdachte is in gesprek gegaan met de aangever en heeft de telefoon in handen gekregen, waarna hij de telefoon aan zijn vriend heeft afgegeven. De vriend van de verdachte is vervolgens met de telefoon weggerend en verdachte is eveneens weggerend. Even later zijn zij gezamenlijk bij een rotonde gezien, heeft de politie de verdachte – na een achtervolging te voet – weten aan te houden en is hij herkend door de aangever en diens vrouw als zijnde één van de twee daders van de diefstal.
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking die voor medeplegen is vereist. Immers, de opdracht tot het zoeken naar een telefoon werd door de verdachte gegeven en de telefoon was voor de verdachte bedoeld. Zij zijn samen naar de afspraak gegaan, die laat op de avond plaatsvond, toen het donker was en bovendien in een totaal andere buurt dan waar de verdachte en zijn vriend woonden. Het hof duidt dit laatste als een omstandigheid waardoor herkenning en identificatie door buurtbewoners kan worden voorkomen. Het is de verdachte geweest die met de aangever heeft gesproken om vervolgens de telefoon aan zijn vriend te overhandigen. Toen die vriend met de telefoon is weggerend, is ook verdachte weggerend, waarna zij enige tijd later samen bij een rotonde zijn gezien. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij uit paniek is weggerend niet geloofwaardig en schuift die verklaring voor het wegrennen terzijde. Het hof heeft daarbij ook de omstandigheid betrokken dat de verdachte zonder medebrenging van voldoende geld naar de afspraak is gegaan en dat niet is gebleken – ook niet ter terechtzitting in hoger beroep – dat hij voldoende geld op zijn bankrekening had staan om de telefoon (via pinnen) te kunnen betalen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging derhalve in al zijn onderdelen en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan diefstal van een dure mobiele telefoon. Daarmee heeft de verdachte het eigendomsrecht van het slachtoffer geschonden en heeft hij hem overlast en hinder bezorgd. Ook worden hierdoor in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid versterkt. De verdachte heeft daar bij het plegen van de diefstal geen rekening mee gehouden, maar heeft enkel zijn eigen belang (en dat van de mededader), te weten financieel gewin, vooropgesteld. Het hof rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Bij de straftoemeting heeft het hof tevens rekening gehouden met:
‒ de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 januari 2021, niet eerder is veroordeeld;
‒ de omstandigheid dat uit voornoemd uittreksel volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is in verband met een aan de verdachte opgelegde strafbeschikking d.d. 21 september 2020;
‒ de inhoud van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 29 september 2020 en de mondelinge toelichting daarop ter terechtzitting in eerste aanleg, waaruit kort gezegd volgt dat de Raad geen zorgen heeft over de persoon van de verdachte, anders dan over de thuissituatie, die zorgelijk is door de slechte gezondheid van de broertjes van de verdachte.
Alles overwegende, acht het hof – met de advocaat-generaal en overeenkomstig het subsidiaire standpunt van de verdediging – de door de politierechter in eerste aanleg opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, passend en geboden. Het hof zal die straf derhalve ook in hoger beroep aan de verdachte opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 535,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof begrijpt uit de toelichting op de vordering dat de benadeelde partij de desbetreffende iPhone XS ter waarde van € 1.068,00 niet heeft kunnen verkopen en dat derhalve gevraagd wordt om vergoeding van de helft van de waarde van het toestel. Het gevorderde bedrag van
€ 535,00 bestaat uit materiële en immateriële schade, maar is niet nader gespecificeerd.
Het hof is – met de kinderrechter, de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat niet is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële of immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Immers, de iPhone XS is volgens het dossier aan de benadeelde partij teruggegeven en door de benadeelde partij zijn geen stukken ter onderbouwing van de schade ingediend. Het hof zal de vordering derhalve geheel afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. J.B. van den Beld en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 24 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van den Beld en mr. Smit zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam [plaats] , registratienummer PL2000-2019248609, sluitingsdatum 8 januari 2020, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 43. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.