ECLI:NL:GHSHE:2020:998
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opheffing bewind over goederen van rechthebbende
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de rechthebbende tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het verzoek tot opheffing van het bewind over haar goederen werd afgewezen. De rechthebbende, die in een moeilijke financiële situatie verkeert en een bijstandsuitkering ontvangt, heeft verzocht het bewind op te heffen omdat zij in staat zou zijn haar eigen financiën te beheren. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2020 was de rechthebbende aanwezig, maar bleef zij buiten de zittingszaal. Haar advocaat, mr. P.W. Bakkum, heeft haar vertegenwoordigd. De bewindvoerder is niet verschenen.
Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking van de rechtbank en de argumenten van de rechthebbende. De rechthebbende heeft aangevoerd dat zij door de geboorte van haar dochter in 2018 extra financiële behoeften had, maar dat de bewindvoerder haar geen extra geld wilde geven. Het hof overweegt dat de bewindvoerder haar taken naar behoren heeft uitgevoerd, aangezien de schulden van de rechthebbende zijn afgelost en haar financiële situatie verbeterd is. Het hof concludeert dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestaat, omdat de rechthebbende onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is haar financiën zelf te beheren.
De rechthebbende heeft ook plannen om te verhuizen, maar deze zijn nog niet concreet. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de rechthebbende af. De beslissing is genomen door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 19 maart 2020.