ECLI:NL:GHSHE:2020:996

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
200.256.580_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van bewindvoerders in een echtscheidingssituatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder werd afgewezen. De appellanten, [appellant] en [appellante], zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben hun goederen onder bewind laten stellen vanwege hun lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder, [bewindvoerder], werd in deze procedure als belanghebbende aangemerkt.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 28 januari 2020, heeft [appellant] zijn onvrede geuit over de communicatie met de bewindvoerder en de noodzaak van een andere bewindvoerder naar aanleiding van een voorgenomen echtscheiding. De bewindvoerder heeft de stellingen van [appellant] betwist, maar heeft uiteindelijk aangegeven dat het beter zou zijn als [appellant] en [appellante] ieder hun eigen bewindvoerder hebben, gezien de ontwikkelingen in hun relatie.

Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van gewichtige redenen voor het ontslag van de bewindvoerder, nu de rechthebbenden feitelijk uiteen zijn en het voornemen bestaat om te scheiden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op het ontslag van de bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De bewindvoerder is ontslagen en mr. [opvolgend bewindvoerder] is benoemd als opvolgend bewindvoerder, met ingang van 1 april 2020. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de griffier is verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Limburg voor aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 maart 2020
Zaaknummer: 200.256.580/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7247857 BM VERZ 18-4011 en 7247887 BM VERZ 18-4013
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant]en
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna respectievelijk te noemen: [appellant] en [appellante] ,
(voormalig) advocaat: mr. N. Kammers,
als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de bewindvoerder; [bewindvoerder] (hierna: de bewindvoerder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 december 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 maart 2019, hebben appellanten verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarin de verzoeken aangaande de bewindvoering zijn afgewezen, met dien verstande dat de bewindvoerder wordt ontslagen onder gelijktijdige benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
2.2.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 12 december 2018 en overige stukken uit de eerste aanleg, ingekomen op 12 april 2019;
  • een schrijven van de bewindvoerder, ingekomen op 4 juli 2019;
  • de V-formulieren van mr. Kammers van 24 januari 2020, waarmee zij namens [appellante] het hoger beroep intrekt en zich onttrekt als advocaat van [appellante] .
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 28 januari 2020 plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant] , bijgestaan door mr. Kammers;
  • de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de bewindvoerder] .
2.4.
Conform afspraak zijn na de mondelinge behandeling in hoger beroep, op 31 januari 2020, nog stukken van de bewindvoerder ten aanzien van de vertegenwoordigingsbevoegdheid ingekomen.
2.5.
Verder is door het hof na de mondelinge behandeling in hoger beroep een bereidverklaring aan de beoogd bewindvoerder, mr. [opvolgend bewindvoerder] opgevraagd en op 13 maart 2020 ontvangen.

3.De beoordeling

3.1.
[appellant] is met [appellante] gehuwd in gemeenschap van goederen. Bij beschikkingen van 27 maart 2017 zijn met ingang van 16 april 2017 de goederen die (zullen) toebehoren aan [appellant] respectievelijk [appellante] onder bewind gesteld wegens hun lichamelijke of geestelijke toestand.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, het verzoek van rechthebbenden tot ontslag van de bewindvoerder en gelijktijdige benoeming van de voorgestelde opvolgend bewindvoerder, afgewezen. Het mentorschap ten behoeve van rechthebbenden is opgeheven.
3.3.
Nu het hoger beroep van [appellante] is ingetrokken, gaat het hof er vanuit dat de grieven voor zover die zien op [appellante] , niet langer worden gehandhaafd. Het hof zal rechthebbenden niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op [appellante] . Dit betekent dat [bewindvoerder] de bewindvoerder van [appellante] blijft.
3.4.
[appellant] kan zich niet verenigen met de afwijzing door de kantonrechter van het verzoek om ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
3.5.
[appellant] voert in het beroepschrift, en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, kort samengevat, het volgende aan.
De communicatie tussen de bewindvoerder en [appellant] verloopt zeer stroef. Er wordt geen antwoord gegeven op vragen, er wordt niet teruggebeld en toezeggingen worden niet nagekomen. Er worden kosten voor het bewind gemaakt, terwijl daar een vergoeding vanuit de gemeente voor zou moeten zijn. Uit de stukken blijkt niet dat [appellant] die vergoeding ontvangt. Er is sprake van een vertrouwensbreuk. Er zijn gewichtige redenen om van bewindvoerder te wisselen. De overweging van de kantonrechter dat bij een wisseling van bewindvoerder weer een vertrouwensbreuk zal worden ervaren, is nergens op gebaseerd.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] hier nog aan toegevoegd dat hij feitelijk niet meer samenwoont met [appellante] en van plan is om een echtscheiding te verzoeken. Met het oog daarop zijn twee verschillende bewindvoerders noodzakelijk, aldus [appellant] .
3.6.
De bewindvoerder heeft alle stellingen gemotiveerd betwist en een toelichting gegeven op mogelijke bij [appellant] gerezen onduidelijkheden. Er is geen sprake van een verstoorde of niet werkbare situatie en de bewindvoerder is bereid zijn taken te blijven uitvoeren voor [appellant] . Gelet op de huidige ontwikkelingen waarbij er een echtscheiding gaat plaatsvinden, lijkt het de bewindvoerder echter beter dat [appellant] en [appellante] ieder hun eigen bewindvoerder hebben, met het oog op een eventuele belangenverstrengeling. Het verweer dat namens de bewindvoerder is gevoerd, wordt dan ook niet langer gehandhaafd.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.8.1.
Gelet op nieuwe feiten en omstandigheden die tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn gebleken, namelijk dat rechthebbenden feitelijk uiteen zijn, dat zij het voornemen hebben om een echtscheiding te verzoeken en het feit dat de bewindvoerder om die redenen niet langer bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek, is er naar het oordeel van het hof sprake van gewichtige redenen en zal het hof de bewindvoerder alsnog ontslaan en de voorgestelde bewindvoerder tot opvolgend bewindvoerder benoemen.
Het hof heeft onvoldoende inzicht in de situatie om te beoordelen of de opvolgend bewindvoerder naast de jaarbeloning eventueel ook recht heeft op een beloning voor aanvangswerkzaamheden. Het hof geeft de opvolgend bewindvoerder in overweging, indien hij daarop aanspraak wenst te maken, om zich daarvoor te wenden tot de kantonrechter.
Het hof zal voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart appellanten niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op het bewind over de goederen van [appellante] ;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
27 december 2018, voor zover het de beslissing ten aanzien van het ontslag van de bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder met betrekking tot [appellant] betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende;
verleent met ingang van 1 april 2020, aan [bewindvoerder] (correspondentieadres: Postbus [postbus] , [postcode] [kantoorplaats] ) voornoemd, ontslag als bewindvoerder over de goederen van
[appellant], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, en benoemt met ingang van 1 april 2020 mr. [opvolgend bewindvoerder] (correspondentieadres: Postbus [postbus] , [postcode] [kantoorplaats] ) als bewindvoerder over zijn goederen;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de betrokkene en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.C. Dumoulin, mr. J.C.E. Ackermans-Wijn en mr. M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.