Uitspraak
[de grootmoeder],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de grootouders, bijgestaan door mr. Delsing;
- de moeder, bijgestaan door mr. Boonen;
- de raad vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 maart 2020, hebben de grootouders van een minderjarige, geboren in 2011, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had de grootouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek om een omgangsregeling met hun kleinkind. De grootouders stelden dat er sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking met het kind, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende bewijs hadden geleverd voor bijkomende omstandigheden die deze relatie zouden onderbouwen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 11 februari 2020, hebben de grootouders hun intensieve contact met het kind benadrukt, dat zich uitstrekte over een periode van anderhalf jaar. De moeder van het kind betwistte echter de stelling van de grootouders en voerde aan dat het contact beperkt was en dat omgang met de grootouders in strijd zou zijn met de belangen van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde dat er in de toekomst mogelijk contact kan zijn, maar dat dit afhankelijk is van de verwerking van ingrijpende levensgebeurtenissen door alle betrokkenen.
Het hof oordeelde dat de grootouders ontvankelijk zijn in hun verzoek, maar dat omgang op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank, maar wees het verzoek van de grootouders af en compenseerde de proceskosten, zodat ieder de eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van de belangen van het kind in omgangsprocedures.