In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Roermond, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werden er maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod van 1 jaar. De politierechter had ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, maar enkele vorderingen werden afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep, omdat er geen grieven waren ingediend. Het hof heeft deze vordering gehonoreerd en geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, aangezien de verdachte geen schriftelijke grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren heeft opgegeven. Het hof was van mening dat de strafzaak niet verder onderzocht diende te worden, ondanks het ontbreken van grieven.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de politierechter in stand blijft. Het arrest is uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. J. Platschorre als voorzitter en mr. F.P.E. Wiemans en mr. E.E. van der Bijl als raadsheren, in aanwezigheid van griffier mr. N.S. Willems Ettori-Oort.