In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld, waarbij de officier van justitie zijn hoger beroep introk. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de straf, en opnieuw te rechtdoen. De verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Het hof heeft vastgesteld dat er DNA van de verdachte was aangetroffen op een masker op een productieplaats voor amfetamine, maar dat dit alleen niet voldoende bewijs opleverde voor zijn betrokkenheid. Er waren geen andere aanwijzingen die de betrokkenheid van de verdachte konden bevestigen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen.