Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een aanslag precariobelasting die door de gemeente 's-Hertogenbosch is opgelegd voor een luifel die aan het pand van belanghebbende is bevestigd. De aanslag, ter hoogte van € 78,20 voor het jaar 2017, werd gehandhaafd door de heffingsambtenaar na bezwaar van belanghebbende. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 30 januari 2020 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende aanvoerde dat de luifel geen voorwerp is in de zin van de verordening op de heffing van precariobelasting en dat er sprake zou zijn van een erfdienstbaarheid die door verjaring zou zijn ontstaan. Het hof oordeelde echter dat de luifel wel degelijk als een voorwerp kwalificeert en dat belanghebbende niet de grond onder de luifel in bezit heeft genomen, waardoor er geen erfdienstbaarheid kan zijn ontstaan. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De beslissing van het hof houdt in dat de aanslag terecht is opgelegd en dat er geen redenen zijn voor vergoeding van griffierechten of proceskosten. Belanghebbende kan binnen zes weken na de uitspraak in cassatie gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.