ECLI:NL:GHSHE:2020:942
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van kinderalimentatie en schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Limburg (Roermond) van 22 januari 2019 aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor zijn twee minderjarige kinderen is vastgesteld op € 262,75 per kind per maand, met ingang van 1 oktober 2017. De man verzocht om de alimentatie te verlagen naar € 94,- per kind per maand, met ingang van 19 januari 2019. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking willen handhaven.
Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw tot oktober 2017 een relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De man heeft ook een dochter uit een eerdere relatie. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg overgenomen en heeft de ingangsdatum van de kinderalimentatie bevestigd op 1 oktober 2017. Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 308,- per kind per maand, en de draagkracht van de man op € 440,- per maand. De man heeft verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, maar dit verzoek is ingetrokken, waardoor het hof de man niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep op dat punt.
De uiteindelijke beslissing van het hof was dat de man vanaf 1 oktober 2017 € 146,66 per kind per maand moet betalen, met een verhoging naar € 149,59 per kind per maand vanaf 1 januari 2019 en € 153,33 per kind per maand vanaf 1 januari 2020. De vrouw hoeft eventueel te veel betaalde kinderalimentatie niet terug te betalen aan de man. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.