In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in 2004, 2007 en 2011. De ouders, hierna aangeduid als de moeder en de vader, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was opgelegd vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben verzocht om de ondertoezichtstelling te verkorten tot maximaal zes maanden, maar het hof oordeelt dat de resterende termijn noodzakelijk is om de zorgen weg te nemen en de samenwerking met de gecertificeerde instelling (GI) op te bouwen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders niet verschenen zijn, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. De GI heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet voldoende is geweest. Het hof heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de instabiele gezinssituatie en het gebrek aan samenwerking van de ouders met de hulpverlening. De ouders hebben aangegeven dat zij niet achter de zorgen van de raad staan en dat zij voldoende hulp hebben ingeschakeld, maar het hof is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en benadrukt het belang van de samenwerking met de GI om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De ouders krijgen de kans om met de hulpverlening aan de slag te gaan, maar de ondertoezichtstelling blijft van kracht om de nodige ondersteuning te bieden.