Zoals de vader kennelijk ook niet betwist, aangezien hij een verlenging van de ondertoezichtstelling respectievelijk van de machtiging uithuisplaatsing verzoekt, worden alle kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging van de drie oudste kinderen vloeit voort uit het complexe gezinssysteem, waarbinnen zij zijn opgegroeid en waardoor de kinderen ernstig zijn beschadigd. Weliswaar is [de minderjarige 4] reeds voor haar geboorte onder toezicht gesteld en na haar geboorte uithuisgeplaatst, maar ook voor haar is de ontwikkelingsdreiging gelegen in voormeld gezinssysteem.
Aangezien de (ernstige) problematiek van de kinderen voortkomt uit dit totale systeem, kan niet enkel worden gekeken naar de vaardigheden of naar de thuissituatie van de vader. Ook de situatie bij de moeder zal hierbij dienen te worden betrokken.
Het gezin van de moeder bestaat uit acht kinderen, waarvan de vier jongste kinderen uit het huwelijk respectievelijk uit de relatie tussen de ouders zijn geboren.
Alle acht de kinderen zijn inmiddels uit huis geplaatst en kampen, met uitzondering van [de minderjarige 4] , ieder afzonderlijk met beschadigingen en met forse problematiek.
De ouders zijn weliswaar eind 2016 uit elkaar gegaan en de vader heeft daarbij een eigen woning betrokken, maar de relatie heeft nog enige tijd voortgeduurd en de ouders werken naar eigen zeggen nog steeds nauw met elkaar samen waar het de kinderen betreft.
Alle onderzoeken (raad, Keinder) hebben inmiddels uitgewezen dat de moeder, gelet op haar beperkingen, onvoldoende pedagogische vaardigheden heeft om de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen.
De vader hanteert weliswaar een eigen opvoedstijl en heeft méér mogelijkheden, maar uit de stukken komt ook naar voren dat de moeder desalniettemin een aanzienlijke invloed op de vader heeft, hetgeen zijn weerslag heeft op de kinderen.
In dit verband hebben de ouders in het verleden meerdere keren laten zien dat zij afspraken, die in verband met de kinderen zijn gemaakt, onvoldoende nakomen, waarbij zij bovendien niet lijken in te zien wat dit met de kinderen doet. Zo zijn de ouders nog recent naar de school van [de minderjarige 1] gereden om daar een verjaardagstaart af te geven, terwijl uitdrukkelijk met de ouders was afgesproken dat de verjaardag van [de minderjarige 1] op dat moment niet kon worden gevierd.
Het gezinssysteem brengt verder met zich mee dat een ondertoezichtstelling, bij een eventuele thuisplaatsing van de kinderen bij de vader, niet uitvoerbaar is terwijl dit wel een allereerste voorwaarde is.
Nog daargelaten dat er sprake is van een zorgelijke gezinsdynamiek heeft het hof er voor het overige ook onvoldoende vertrouwen in dat de vader in staat is om de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] - gelet ook op hun kind eigen problematiek - op zich te nemen.
Uit het onderzoek van Keinder en de observaties vanuit Anacare is weliswaar naar voren gekomen dat de vader een liefdevolle vader is, die in staat is om in de basale fysieke behoeftes van de kinderen te voorzien, maar er wordt ook gezien dat hij er moeite mee heeft om de (cognitieve) ontwikkeling van de kinderen te begeleiden en te stimuleren. Zo is geconstateerd dat de vader de kinderen in lastige situaties nauwelijks stuurt en corrigeert in hun gedrag, met name wanneer de vader de aandacht over de kinderen moet verdelen. Hij lijkt op die momenten te worden overvraagd. Dit klemt te meer, nu de drie oudste kinderen ernstige gedragsproblematiek kennen en zij een opvoeder nodig hebben met bovengemiddelde kwaliteiten.
Op grond van het voorgaande wordt het niet meer zinvol geacht en bovendien niet in het belang van de kinderen geacht om een nieuw onderzoek bij de vader thuis te laten plaatsvinden. Daar komt bij dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] bij het eerdere onderzoek in het gezinshuis naar een mogelijke thuisplaatsing veel onrust hebben ervaren, waarbij er een forse terugval is gezien in hun gedrag.
Alhoewel dit eerdere onderzoek mogelijk niet onder de meest ideale omstandigheden heeft kunnen plaatsvinden, was duidelijk dat het voor de kinderen niet haalbaar was om het onderzoek bij de vader thuis te laten plaatsvinden. Bovendien heeft de vader bij het onderzoek in het gezinshuis voldoende mogelijkheden gehad om aan te tonen dat hij in staat is om de verantwoordelijkheid over de kinderen op zich te nemen.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben op dit moment behoefte aan duidelijkheid over hun toekomstperspectief, dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet bij de vader ligt. Voor de kinderen is het van belang dat er toegewerkt kan worden naar een stabiele situatie waarbij zij zich verder kunnen gaan hechten in het gezinshuis.
In zoverre is de aanvaardbare termijn voor de drie oudste kinderen, zoals bedoeld in artikel 1:266 BW, inmiddels ook verstreken.