Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
[handelsnaam bouwbedrijf] ,
1.[geïntimeerde 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/04/110260 / HA ZA 11-479)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
tussenvonnis van 10 augustus 2011heeft de rechtbank [appellante] in de gelegenheid gesteld een herstelexploot uit te brengen.
tussenvonnis van 4 januari 2012heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het bepalen van een deskundigenbericht dan wel een comparitie van partijen.
tussenvonnis van 7 maart 2012heeft de rechtbank de tenaamstelling van [appellante] verbeterd van haar handelsnaam [handelsnaam bouwbedrijf] in haar statutaire naam Bouwbedrijf [statutaire naam] BV en bepaald dat een deskundigenbericht zal worden uitgebracht door de heer ing. J.G.V.M. Delissen van [bedrijf] . Op 22 oktober 2012 heeft deze deskundige zijn rapport uitgebracht.
comparitie van partijenbepaald die op 6 november 2013 heeft plaatsgevonden en die op 6 december 2013 is voortgezet.
tussenvonnis van 21 oktober 2015heeft de rechtbank vermeld dat [geïntimeerde 1] na de dagvaarding een aantal betalingen heeft verricht en dat in conventie uitgegaan kan worden van een hoofdsom van € 50.684,=. Wat de reconventie aangaat heeft de rechtbank vermeld dat na eiswijziging door [geïntimeerde 1] diens vordering inhield dat voor recht wordt verklaard dat [appellante] toerekenbaar is tekort geschoten en de daardoor ontstane schade wordt opgemaakt bij staat met toekenning van een voorschot daarop van € 83.072,49. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellante] verzaakt heeft om [geïntimeerde 1] te waarschuwen voor de nadelige gevolgen die verbonden waren aan de door hem voorgestelde bouwwijze waarbij de vaste vloeren werden vervangen door combiroosters. De rechtbank acht deze nalatigheid toerekenbaar aan [appellante] , zodat [appellante] gehouden is om de schade te vergoeden die [geïntimeerde 1] hierdoor lijdt, in een verhouding van 75% [appellante] tegen 25% [geïntimeerde 1] . Ter vaststelling van de hoogte van de schade behoefde de rechtbank een deskundigenbericht.
tussenvonnis van 6 juli 2016heeft de rechtbank bepaald dat een deskundigenbericht zal worden uitgebracht door de heer J.A.M. Pijnenburg van [advies] Advies BV. Op 30 november 2016 heeft deze deskundige zijn rapport uitgebracht.
eindvonnis van 21 maart 2018heeft de rechtbank de verschillende door [geïntimeerde 1] opgevoerde schadeposten - deels nog bij conclusie van 15 maart 2017 toegevoegd - besproken en deze toewijsbaar geoordeeld tot een bedrag van in totaal € 135.408,48 (€ 9.150,= + 75% van € 168.344,64). Na verrekening van het in conventie openstaande bedrag van € 50.684,= is in reconventie toegewezen een bedrag van € 84.724,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 60.000,= vanaf 1 januari 2012 en over € 24.724,48 vanaf 15 maart 2017. [appellante] is veroordeeld in de proceskosten in reconventie, met de door [geïntimeerde 1] betaalde voorschotten voor de deskundigen. Het meer of anders gevorderde in reconventie is afgewezen. De vordering in conventie is afgewezen, zonder afzonderlijke proceskostenveroordeling.
- een verklaring voor recht dat [appellante] gehouden is tot vergoeding van de door hem geleden en te lijden schade in de verhouding 100% [appellante] /0% [geïntimeerde 1] volgens de in het petitum van zijn memorie opgenomen specificatie, deels op te maken bij staat, met (wettelijke) rente vanaf verschillende data;
- een verklaring voor recht dat de bepalingen 13.1 en 13.5 van de algemene voorwaarden van [appellante] onredelijk bezwarend zijn en rechtsgeldig door [geïntimeerde 1] zijn vernietigd.