3.3.[appellant] is van het tussenvonnis en van het eindvonnis in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in hoger beroep 22 grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van deze vonnissen. [appellant] heeft zijn vorderingen ten opzichte van de vorderingen in eerste aanleg anders geredigeerd en aangepast aan de omstandigheden ten tijde van de memorie van grieven, onder meer inhoudende dat de echtscheidingsprocedures tussen [appellant] en [ex-echtgenote van appellant] in augustus 2017 zijn geëindigd met een vaststellingsovereenkomst. [appellant] vordert thans bij arrest, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de notaris jegens [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op 15 maart 2007 voor [notarissen 1] Notarissen bevestigde opdracht tot het actualiseren van de huwelijkse voorwaarden 1985, althans onrechtmatig heeft gehandeld bij de uitvoering daarvan, en daardoor aansprakelijk is jegens [appellant] voor de hierna bedoelde schade;
en:
II. voor recht te verklaren dat de maatschap [notarissen 1] Notarissen, jegens [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de
door de notaris op 15 maart 2007 namens [notarissen 1] Notarissen bevestigde opdracht tot het
actualiseren van de huwelijkse voorwaarden 1985 en daardoor aansprakelijk is jegens [appellant] voor de hierna bedoelde schade;
III. [geintimeerden c.s.] of in elk geval de notaris en de maatschap [notarissen 1] Notarissen ieder voor het geheel, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan [appellant] van de uit die wanprestatie, althans onrechtmatige daad, voortvloeiende:
1. honorariumschade tot een bedrag van € 796,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2008;
2. schade bestaande uit advocaat-, advies- en overige (proces)kosten voortkomende uit en samenhangende met de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst en de huwelijkse voorwaarden 2007 en de afwikkeling daarvan en het bedrag van € 10.000,00 te boven gaand, tot een bedrag van minimaal € 1.240.075,64, te vermeerderen met de schade vanaf mei 2017, te vermeerderen met de financieringskosten zoals de rente over de hieromtrent aangegane schulden en leningen, nader op te maken bij staat;
3. schade bestaande uit hetgeen aan [ex-echtgenote van appellant] moest worden voldaan wegens afwikkeling van het huwelijksvermogen hetgeen nu alsnog verrekend moest worden op grond van de nu opnieuw geldende huwelijkse voorwaarden uit 1985, meer in het bijzonder met betrekking tot:
a. de waarde van de onderneming van [appellant] ;
b. de banksaldi van [appellant] ;
c. de waarde van de Spaaroptimaalpolis;
d. de levensverzekering bij Nationale Nederlanden;
waarbij tevens de echtelijke woning en de daarop rustende schulden werden afgewikkeld, de privé-investering van [appellant] voor een bedrag van € 139.569,66 is betrokken, toekomstige partneralimentatie is afgekocht en pensioenverevening is overeengekomen, te weten een bedrag van € 355.000,00 te vermeerderen met de waarde van de extra pensioenverevening van € 97.000,00 te vermeerderen met het bedrag van € 57.121,34, dat [appellant] van [ex-echtgenote van appellant] zou hebben ontvangen in geval volgens de akten uit 2007 was afgewikkeld, derhalve een bedrag van € 509.121,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2008 (zijnde de peildatum van de afwikkeling op basis van de huwelijkse voorwaarden 1985), althans te vermeerderen met de financieringskosten zoals de rente over de hiervoor afgesloten lening, op te maken bij staat;
4. schade vanwege de partneralimentatie, te weten een bedrag van € 25.833,96;
5. schade vanwege de kinderalimentatie, te weten een bedrag van € 68.959,41;
6. schade met betrekking tot de pensioenverevening en -afstorting, te weten een bedrag van € 107.174,51;
7. schade vanwege dubbele woonlasten, te weten een bedrag van € 43.081,43;
8. vermogensschade doordat [appellant] niet heeft kunnen werken, te weten een bedrag van € 92.705,87 bruto;
9. schade vanwege gederfde inkomsten van [appellant] , te weten per 31 december 2017 een bedrag van € 125.919,00 bruto, te vermeerderen met de toekomstige derving van € 2.469,00 per maand vanaf 1 januari 2018, nader op te maken bij staat;
10. immateriële schade van [appellant] , te weten een bedrag van € 100.000,00 of zoveel minder als het hof in goede justitie zal vaststellen;
IV. [geintimeerden c.s.] voorts te veroordelen om aan [appellant] te voldoen de wettelijke rente ex art.
6:119 BW over de onder III. gevorderde bedragen, ingaande op de eerste dag waarop de
aansprakelijkheidstelling is gedaan, zijnde 8 maart 2012, althans vanaf het moment dat het hof redelijk acht tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [geintimeerden c.s.] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van de nader te specificeren werkelijke kosten van het schadeverhaal op [geintimeerden c.s.] , waaronder de daadwerkelijke kosten van dit geding en het geding in eerste aanleg inclusief de daarvoor benodigde rechtsbijstand, te vermeerderen met de financieringskosten, alsmede de wettelijke rente over deze kosten;
VI. met veroordeling van [geintimeerden c.s.] in de kosten van het geding, alsmede de wettelijke rente
over deze kosten voor zover deze niet zijn voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van
het in deze te wijzen arrest.
[geintimeerden c.s.] hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde en tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.