ECLI:NL:GHSHE:2020:797
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak wegens diefstal
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die was veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was ter zake van diefstal, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest. De politierechter had tevens besloten dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de verdachte geen schriftuur met grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven. Bovendien heeft de verdachte geen raadsman gemachtigd om namens hem op te treden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep, gezien het ontbreken van grieven.
Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het hof is van mening dat, ondanks het feit dat de verdachte in hoger beroep is gegaan, er geen gronden zijn om de strafzaak verder te onderzoeken. De beslissing van het hof is op 21 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij mr. P.J.D.J. Muijen niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.