ECLI:NL:GHSHE:2020:793

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
20-000146-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het verlaten van de plaats van een verkeersongeval

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, zoals vastgelegd in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Limburg veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 11 dagen hechtenis, voor het verlaten van de plaats van een ongeval dat op 20 april 2018 had plaatsgevonden in Venlo. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een verkeersongeval waarbij hij met zijn auto tegen een paaltje aanreed. Na het ongeval heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder de nodige stappen te ondernemen om zijn identiteit en die van zijn voertuig kenbaar te maken aan de betrokken gemeente. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de gelegenheid had gehad om contact op te nemen met de gemeente, maar het hof oordeelde dat hij wel degelijk de mogelijkheid had om de politie te bellen of een e-mail te sturen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 14 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de overtreding en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000146-19
Uitspraak : 21 februari 2020
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 26 september 2018 in de strafzaak met parketnummer 03-160610-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350,00, subsidiair 11 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te [plaats] , gemeente Venlo, op/aan de [straat] , op of omstreeks 20 april 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Venlo) schade was toegebracht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te [plaats] , gemeente Venlo, op
/aande [straat] , op of omstreeks 20 april 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Venlo) schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, nu de verdachte niet is doorgereden na het ongeval en dus niet de plaats van het ongeval heeft verlaten. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het ongeval midden in de nacht heeft plaatsgevonden, waardoor het voor de verdachte niet mogelijk was om op dat moment contact op te nemen met de Gemeente Venlo. Bovendien was de politie vrijwel direct ter plaatse, waardoor de verdachte niet de tijd en gelegenheid heeft gehad om een melding te maken van het ongeval.
Het hof overweegt als volgt.
Uit artikel 7, tweede lid in verbinding met het eerste lid onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 volgt dat degene die bij een verkeersongeval is betrokken, de plaats van het ongeval niet mag verlaten zonder behoorlijk de gelegenheid te hebben geboden tot vaststelling van zowel de eigen identiteit als die van het bestuurde motorrijtuig. Van de hiervoor bedoelde “behoorlijke gelegenheid” is eerst dan sprake indien de gelegenheid tot die vaststelling van de identiteit heeft bestaan voor de gelaedeerde of voor iemand die geacht kan worden de belangen van de gelaedeerde waar te nemen
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij een verkeersongeval dat op 20 april 2018 in [plaats] heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte met zijn auto (Seat) tegen een paaltje, ter hoogte van de kruising tussen de [straat] en de [straat] , is aangereden (p. 3 procesdossier). [getuige] heeft verklaard dat de verdachte na het ongeval uit zijn auto is gestapt en de voorzijde van zijn auto heeft bekeken. Ook heeft hij verklaard dat de verdachte vervolgens weer zijn auto is ingestapt, dat hij richting de ‘ [locatie] ’ is weggereden en dat hij zijn auto in een parkeervak heeft geparkeerd (p. 11 en 12 procesdossier). De verdachte heeft tijdens het verhoor bij de politie verklaard dat hij daarna naar zijn woning is gegaan, waar hij ook door de politie is aangetroffen.
Het hof stelt vast dat de verdachte na het ongeval is weggereden en zijn voertuig nabij de plaats van het ongeval in een parkeervak heeft geparkeerd, maar dat hij daarbij op geen enigerlei wijze kenbaar heeft gemaakt dat hij en zijn auto betrokken zijn geweest bij het ongeval. De verdachte had, nu het ongeval midden in de nacht heeft plaatsgevonden en de Gemeente Venlo (het slachtoffer) op dat moment niet bereikbaar was, de mogelijkheid om de politie te bellen of een email te sturen naar de Gemeente Venlo. Nu de verdachte dit nagelaten heeft en vervolgens weggereden is, en bovendien ook op geen andere wijze – op eigen initiatief – enige moeite genomen heeft om zijn identiteit en die van zijn voertuig kenbaar te maken aan de Gemeente Venlo, is het hof van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Anders dan de raadsman heeft betoogd, doet daaraan niet af dat de verdachte het op zijn naam gestelde voertuig in de nabijheid van de plaats van het ongeval had achtergelaten.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
De verdachte heeft op 20 april 2018 te [plaats] een eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt door met de voorzijde van zijn auto tegen een paaltje aan te rijden. Als gevolg van dit verkeersongeval is er schade toegebracht aan de Gemeente Venlo. De verdachte heeft na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat bij dat ongeval schade was veroorzaakt. Een dergelijke handelwijze belet de betrokken benadeelde de daarvoor in aanmerking komende partij aansprakelijk te stellen voor de geleden schade. Bovendien getuigt het van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als autobestuurder.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof ziet – anders dan de politierechter – in de huidige financiële situatie van de verdachte aanleiding te kiezen voor de modaliteit van een taakstraf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd en door de raadsman is verzocht. Het hof ziet daarvoor geen belemmering in de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat in dit geval een taakstraf voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 21 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.