In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, zoals vastgelegd in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Limburg veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 11 dagen hechtenis, voor het verlaten van de plaats van een ongeval dat op 20 april 2018 had plaatsgevonden in Venlo. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een verkeersongeval waarbij hij met zijn auto tegen een paaltje aanreed. Na het ongeval heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder de nodige stappen te ondernemen om zijn identiteit en die van zijn voertuig kenbaar te maken aan de betrokken gemeente. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de gelegenheid had gehad om contact op te nemen met de gemeente, maar het hof oordeelde dat hij wel degelijk de mogelijkheid had om de politie te bellen of een e-mail te sturen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 14 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de overtreding en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.