In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het voorhanden hebben van een veerdrukpistool, wat in strijd is met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig in Venlo, was eerder door de politierechter veroordeeld tot een geldboete van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 22 uur, subsidiair 11 dagen hechtenis.
Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 mei 2018 een veerdrukpistool voorhanden heeft gehad, dat qua vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen. Het hof heeft geoordeeld dat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen een ernstig feit is, omdat het een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.
Bij de bepaling van de straf heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten voor strafoplegging. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een taakstraf van 22 uur op te leggen, in plaats van de eerder opgelegde geldboete, en heeft het de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.