ECLI:NL:GHSHE:2020:792

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
20-002400-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van een veerdrukpistool

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het voorhanden hebben van een veerdrukpistool, wat in strijd is met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig in Venlo, was eerder door de politierechter veroordeeld tot een geldboete van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 22 uur, subsidiair 11 dagen hechtenis.

Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 mei 2018 een veerdrukpistool voorhanden heeft gehad, dat qua vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen. Het hof heeft geoordeeld dat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen een ernstig feit is, omdat het een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.

Bij de bepaling van de straf heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten voor strafoplegging. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een taakstraf van 22 uur op te leggen, in plaats van de eerder opgelegde geldboete, en heeft het de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002400-19
Uitspraak : 21 februari 2020
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 december 2018 in de strafzaak met parketnummer 03-140758-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gelboete ter hoogte van
€ 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 22 uren, subsidiair 11 dagen hechtenis.
Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te [plaats] , gemeente Venlo, een of meer wapens van categorie I, onder 7, te weten een veerdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een zodanig sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Walther (type PPQ) dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 mei 2018 te [plaats] , gemeente Venlo, een wapen van categorie I, onder 7, te weten een veerdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een zodanig sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Walther (type PPQ) dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich op 30 mei 2018 schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een veerdrukpistool, dat sprekend leek op een echt vuurwapen. Dit is een ernstig feit, nu dergelijke wapens geschikt zijn voor het bedreigen van personen en het ongecontroleerd bezit hiervan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich kan brengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving kan veroorzaken. Dat het niet om een echt vuurwapen gaat, doet daaraan niet af, omdat die onechtheid niet zonder meer kenbaar is voor iemand die niet deskundig is op het gebied van wapens.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van het voorhanden hebben van een nabootsing van een bestaand wapen. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf, een geldboete ter hoogte van € 550,00.
Het hof ziet echter – anders dan de politierechter – in de huidige financiële situatie van de verdachte aanleiding om af te wijken van de genoemde oriëntatiepunten en te kiezen voor de modaliteit van een taakstraf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd en door de raadsman is verzocht. Het hof ziet daarvoor geen belemmering in de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat in dit geval een taakstraf voor de duur van 22 uren, subsidiair 11 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 21 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.