3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op 4 november 2002 hebben [geïntimeerde] als schuldeiser enerzijds en de heer [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development]
(hierna: [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] ) als schuldenaar in privé en in zijn hoedanigheid van directeur/bestuurder van [Diary Development] Dairy Development LLC, alsmede in zijn hoedanigheid van directeur/bestuurder van [het melkveebedrijf] B.V., als pandgever, een akte van geldlening met verlening van pandrecht gesloten.
b. Uit hoofde van deze akte van geldlening:
- heeft [geïntimeerde] aan [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] en [Diary Development] Dairy Developments LLC een bedrag geleend van € 1.000.000,00, tegen een rente van 12% per jaar;
- diende de verschuldigde hoofdsom, of na aflossing het restant daarvan, te worden
voldaan binnen tien jaar na het sluiten van de overeenkomst (artikel 2);
- diende de rente over de hoofdsom, of het restant daarvan, elk jaar uiterlijk op 31
december over het voorafgaande jaar te zijn voldaan (artikel 3);
- is bij niet tijdige betaling van deze rente de hoofdsom, of het restant daarvan,
direct opeisbaar (artikel 5).
c. Voorts is in deze akte van geldlening met verlening van pandrecht, voor zover hier relevant, bepaald:
“In aanmerking nemende:
(..)
de schuldeiser wenst zekerheden voor de terugbetaling der geleende gelden te verkrijgen, welke de pandgever [ [het melkveebedrijf] B.V., toevoeging hof] ten behoeve van de schuldenaar [ [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] en [Diary Development] Dairy Development LLC gezamenlijk, toevoeging hof] bereid is te verstrekken in de vorm van verlening van een pandrecht op aan haar in eigendom toebehorende melkquotum;
(…)
Verklaren:
(…)
7. Tot zekerheid voor de richtige nakoming door de schuldenaar van de betalingsverplichtingen uit hoofde van voormelde schuld aan de schuldeiser, alsmede tot zekerheid voor al hetgeen de schuldenaar terzake van huidige of toekomstige vorderingen aan de schuldeiser verschuldigd is of zal worden, te vermeerderen met
kosten en renten tezamen begroot op 30% van de hoofdsom, verleent [het melkveebedrijf] - hierna te noemen “de pandgever” - bij deze aan schuldeiser het pandrecht op het in de considerans vermelde, aan haar in eigendom toebehorende melkquotum.
(…)
10. De pandgever verleent bij deze aan de pandhouder het recht om te allen tijde bij het C.O.S. [de Centrale Organisatie Superheffing, toevoeging hof] informatie te vragen omtrent de in pand gegeven goederen en het gevestigde pandrecht bij het C.O.S. te (doen) registreren.
11. De pandgever is niet bevoegd de goederen, waarop het rust, te vervreemden of te herverpanden zonder inachtneming van het aan de pandhouder toekomende pandrecht.”
d. Op 24 december 2003 hebben [geïntimeerde] en [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] een overeenkomst van overdracht gesloten, waarin, voor zover thans van belang, is bepaald:
“In aanmerking nemende dat:
• Dat ondergetekende sub 1 [ [geïntimeerde] , toevoeging hof] heeft geleend aan ondergetekende sub 2 [ [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] , toevoeging hof] een bedrag van € 1.000.000,- tegen een rente van 12% per jaar en een bedrag van $ 300.000,- tegen een rente van 5% per jaar.
(...).
• Voornoemd bedrag van € 1.000.000,- en $ 300.000,- zullen worden aangewend voor de betaling van het bedrijf door ondergetekende sub 1 aan ondergetekende sub 2.
• Voor het tekort zal ondergetekende sub 2 een geldlening verstrekken aan ondergetekende sub 1.
(...)
• Indien ondergetekende sub 1 zijn vermogen weer liquide wil maken zal ondergetekende sub 1 dit mededelen aan ondergetekende sub 2 met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden.
• Ondergetekende sub 2 zal dan de boerderij door verkopen aan een derde of zelf terug kopen zodat het bedrag vrij valt.
(...).”
e. Op 30 maart 2004 hebben [geïntimeerde] als investeerder en [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] in zijn hoedanigheid van directeur/bestuurder van [Diary Development] Dairy Development LLC, als schuldenaar, en als garantsteller in privé, een akte van geldlening met verlening van pandrecht gesloten, hierna te noemen: “de investeringsovereenkomst”. Uit hoofde van deze akte van geldlening:
- heeft [geïntimeerde] aan [Diary Development] Dairy Developments LLC een bedrag geleend van
€ 500.000,00, tegen een rente van 12% per jaar;
- diende de verschuldigde hoofdsom, of na aflossing het restant daarvan, te worden voldaan binnen tien jaar na het sluiten van de overeenkomst (artikel 2);
- diende de rente over de hoofdsom, of het restant daarvan, elk jaar uiterlijk op 31 december over het voorafgaande jaar te zijn voldaan, voor het eerst derhalve 31 december 2004 (artikel 3);
- is bij niet tijdige betaling van deze rente de hoofdsom, of het restant daarvan, direct opeisbaar (artikel 5).
f. Voorts is in de investeringsovereenkomst bepaald, voor zover hier relevant:
“7. Tot zekerheid voor de richtige nakoming door [Diary Development] van de betalingsverplichtingen uit de hoofde van voormelde schuld aan de investeerder, alsmede tot zekerheid voor al hetgeen [Diary Development] terzake van huidige of toekomstige vorderingen aan de investeerder verschuldigd is of zal worden, te vermeerderen met kosten en renten tezamen begroot op 30% van de hoofdsom, staat [Diary Development] en [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] in privé garant dat investeerder in eigendom zal krijgen voor een gedeelte gelijk aan zijn investering een melkveebedrijf wat wordt uitgeleasd aan een melkveehouder. (...).
11. [Diary Development] en [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] blijven garant voor voornoemde investering.”
g. [geïntimeerde] is er eind 2009/begin 2010 bekend mee geraakt dat [het melkveebedrijf] tot vervreemding van het melkquotum is overgegaan, terwijl [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] en [Diary Development] Dairy Developments LLC niet tot betaling van de door hen aan [geïntimeerde] verschuldigde bedragen zijn overgegaan.
h. Bij vonnis in eerste aanleg van 5 maart 2014 is [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] , schuldenaar op grond van de akte van geldlening met verlening van pandrecht van 4 november 2002 en tevens schuldenaar op grond van de vervangende overeenkomst van overdracht van 24 december 2003, veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de bedragen van € 1.000.000,00 en
$ 300.000,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de contractuele rente en de wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad.
i. Bij arrest van dit hof van 20 december 2016 en het herstelarrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 maart 2017 (beiden gewezen onder zaak-/rolnummer 200.150.702/01) is [het melkveebedrijf] veroordeeld tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat, die [geïntimeerde] heeft geleden en/of in de toekomst nog zal lijden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming zijdens [het melkveebedrijf] in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit artikel 11 van de akte van geldlening met verlening van pandrecht van 24 oktober 2002, welke tekortkoming bestaat uit het vervreemden van het aan [geïntimeerde] verpande melkquotum. De veroordeling van [het melkveebedrijf] in het dictum is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
j. Het hof heeft in het arrest van 20 december 2016 ten aanzien van voornoemd pandrecht op het melkquotum en de overeenkomst van overdracht van 24 december 2003 als volgt geoordeeld:
“3.5. (...). Nu verder tussen partijen vast staat dat de overeenkomst van overdracht twee eerdere geldleningen van € 1.000.000,- respectievelijk $ 300.000,- heeft vervangen en andere leningen gesteld noch gebleken zijn, kan het hof niet anders dan aannemen dat de overeenkomst van overdracht de geldleenovereenkomsten van promissory note 2 en de akte van geldlening heeft vervangen (...). Uit het voorgaande volgt dat van de akte van geldlening geen nakoming meer kan worden gevorderd.
3.6.2. (..).Bij brief van 23 november 2011 (…) heeft [geïntimeerde] de overeenkomst van overdracht opgezegd, heeft hij [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] aangezegd dat de geldbedragen van € 1.000.000,- en $ 300.000,- uiterlijk 23 mei 2012 moeten zijn terugbetaald en wordt [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] in gebreke gesteld voor het geval betaling op die datum zal zijn uitgebleven. Nu vaststaat dat genoemde bedragen niet op genoemde datum zijn voldaan, is op grond van artikel 6:82 lid 1 BW verzuim ingetreden.
(...).
3.7.2. (...).Niet in geschil is dat het pandrecht op 7 november 2002 is geregistreerd (...).
Afgezien van andere, hier niet ter zake doende manieren waarop een pandrecht kan eindigen, kan afstand van een (bezitloos) pandrecht op grond van artikel 3:258 lid 2 BW geschieden bij enkele overeenkomst, mits van de toestemming van de pandhouder uit een schriftelijke of elektronische verklaring blijkt. In de overeenkomst van overdracht en/of de
investeringsovereenkomst, mede in aanmerking nemende de zin die partijen aan die overeenkomsten redelijkerwijs mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien mochten verwachten, is naar het oordeel van het hof geen aanwijzing te vinden dat [geïntimeerde] met het sluiten van die overeenkomsten - waarbij [het melkveebedrijf] geen partij was - ook toestemming
heeft willen geven voor de beëindiging van het door [het melkveebedrijf] aan hem verleende pandrecht. De enkele constatering dat de akte van geldlening zou zijn ‘ingehaald’ door de twee latere overeenkomsten kan die conclusie niet dragen. (...). Naar het oordeel van het hof is [het melkveebedrijf] tekortgeschoten in haar verplichting uit hoofde van artikel 11 van de akte van geldlening door het aan [geïntimeerde] verpande melkquotum te vervreemden. Aannemelijk is dat [geïntimeerde] als gevolg daarvan mogelijk schade heeft geleden.
3.7.3. (...).Zij kan slechts worden aangesproken uit hoofde van het door haar gegeven pandrecht, en is slechts aansprakelijk voor die schade die is veroorzaakt doordat zij het pandrecht van [geïntimeerde] heeft geschonden.”
k. Uit dit arrest volgt, dat de overeenkomst van overdracht de akte van geldlening met verlening van het pandrecht heeft vervangen, alsmede dat het pandrecht op het melkquotum, ondanks deze overeenkomst van overdracht, niet is komen te vervallen. Voorts blijkt uit dit arrest onder meer dat de overeenkomst van overdracht is opgezegd, dat de bedragen van
€ 1.000.000,00 en $ 300.000,00 niet tijdig zijn voldaan en dat op 23 mei 2012 het verzuim van [het melkveebedrijf] is ingetreden.
l. [het melkveebedrijf] heeft tegen voornoemd arrest van het hof beroep cassatie ingesteld, welk cassatieberoep door de Hoge Raad is verworpen.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] (na wijziging schadestaat en na intrekking van de vorderingen B tot en met G tijdens de comparitie bij de rechtbank) volgens het vonnis van de rechtbank veroordeling van [het melkveebedrijf] tot betaling van:
Vordering I: € 1.498.842,81 + p.m. wettelijke rente
Vordering II: € 378.340,18 + p.m. wettelijke rente
Vordering III: € 750.889,85 + p.m. wettelijke rente
en [het melkveebedrijf] te veroordelen tot voldoening van deze schadebedragen, te vermeerderen met wettelijke rente, uit hoofde van de toerekenbare tekortkoming zijdens [het melkveebedrijf] in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit artikel 11 van de akte van geldlening met verlening van pandrecht van 24 oktober 2002, welke tekortkoming bestaat uit het vervreemden van het aan [geïntimeerde] verpande melkquotum, met veroordeling van [het melkveebedrijf] in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [het melkveebedrijf] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit artikel 11 van de akte van geldlening met verlening van pandrecht van 24 oktober 2002 door het aan [geïntimeerde] verpande melkquotum te vervreemden, zonder dat [geïntimeerde] daarvan op de hoogte was en/of daarin werd gekend. [geïntimeerde] stelt dat hij dientengevolge geen verhaal kon zoeken op het aan hem contractueel verleende zekerheidsrecht, te weten het pandrecht op het melkquotum. Door de vervreemding van het melkquotum ia aan [geïntimeerde] de mogelijkheid ontnomen om voor zijn opeisbare vorderingen op de schuldena(a)r(en) - te weten [schuldenaar in privé en in hoedanigheid van directeur/bestuurder van Diary Development] en/of [Diary Development] Dairy Developments LLC - tot uitwinning van het aan hem verleende pandrecht op het melkquotum over te gaan. [geïntimeerde] meent dat hij, de verweten gedraging van [het melkveebedrijf] weggedacht, alsdan zijn opeisbare vorderingen op de schulden(a)r(en) volledig zou hebben kunnen verhalen op de opbrengst van het alsdan door hem verkochte melkquotum.
3.2.3.[het melkveebedrijf] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het tussenvonnis van 21 juni 2017 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.In het eindvonnis van 29 november 2017 heeft de rechtbank [het melkveebedrijf] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de bedragen van
a. € 1.498.842,81, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. € 378.340,18, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. € 750.889,85, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening; met veroordeling van [het melkveebedrijf] in de proceskosten (inclusief nakosten en rente).