3.1.In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter onder het kopje
De feitenfeiten vastgesteld. Met een aanpassing (zie het gedeelte tussen vierkante haken hierna bij 3) kan bij de beoordeling in hoger beroep ook worden uitgegaan van deze feiten. Die luiden als volgt.
1. [appellant] heeft op 20 maart 2005 een huurkoopovereenkomst gesloten met de heer en mevrouw [de verkopers] met betrekking tot een stenen chalet dat staat op
landgoed ‘ [het landgoed] ’ te [vestigingsplaats] (hierna: het Park).
2. Tevens is sprake van een huurovereenkomst (pachtovereenkomst) met betrekking tot het perceel waarop het chalet staat tussen Wind Mee en [appellant] .
3. Wind Mee heeft in 2007 het Park gekocht [de kantonrechter heeft opgenomen dat Wind Mee het Park heeft gekocht van de heer en mevrouw [de verkopers] . Dit laat het hof hier weg, omdat in hoger beroep niet vast staat wie ten tijde van het sluiten van de onderhavige huur(koop)overeenkomsten juridisch eigenaar was van het perceel waarop het chalet staat]. Wind Mee wil het Park herontwikkelen tot een hoogwaardig vakantie- en familiepark.
4. In 2015 heeft Wind Mee van de Raad van State groen licht gekregen omtrent de gewenste bestemmingsplanwijziging.
5. Op 7 mei 2015 en 13 augustus 2015 heeft Wind Mee [appellant] verzocht om permanente bewoning op het Park te staken, omdat dit in strijd is met het bestemmingsplan.
6. [appellant] heeft zich tegen ontruiming verzet en een beroep gedaan op de huurkoopovereenkomst die volgens [appellant] hem het recht en een titel geven om gebruik te maken van de kavel en de opstallen. Tevens heeft [appellant] een kopie van de huurkoopovereenkomst aan Wind Mee doen toekomen.
7. Eind november 2015 heeft [appellant] de permanente bewoning gestaakt. De (stief)zoon is in de woning blijven wonen.
8. Wind Mee heeft daarop meegedeeld de energielevering te zullen staken per 22
december 2015.
9. Vervolgens is [appellant] een kort geding procedure gestart waarin hij wederaansluiting van de energielevering vorderde. In reconventie heeft Wind Mee ontruiming van het perceel gevorderd.
10. Bij vonnis van 22 februari 2016 heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] toegewezen en de reconventionele vordering van Wind Mee afgewezen.
11. In februari 2016 heeft Wind Mee nakoming van de huurkoopovereenkomst
gevorderd. [appellant] heeft daartegen bezwaar gemaakt omdat in 2007/2008 is
afgesproken dat zijn verplichtingen uit de huurkoopovereenkomst niet aan hem in rekening zouden worden gebracht.
12. Daarop is door [appellant] een verzoek ingediend tot het houden van een
voorlopig getuigenverhoor. Na een mondelinge behandeling is bij beschikking van
de kantonrechter van 8 juni 2016 het voorlopig getuigenverhoor gelast.
13. Bij brief van 11 april 2016 is door Wind Mee de huurovereenkomst met betrekking
tot het perceel opgezegd per 1 juni 2016. [appellant] is niet tot ontruiming overgegaan.
3.2.1.In eerste aanleg vorderde Wind Mee, in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst van het perceel aan de [perceel]
door opzegging is geëindigd per 1 juni 2016, althans in goede justitie een
datum te bepalen waartegen deze huurovereenkomst rechtsgeldig als opgezegd en
beëindigd beschouwd dient te zijn;
2. [appellant] te veroordelen het gehuurde perceel binnen 7 dagen na betekening
van het te wijzen vonnis te ontruimen dan wel te ontruimen per de in goede
justitie te bepalen einddatum van de huurovereenkomst met diegenen die wegens
hem het gehuurde occuperen;
3. [appellant] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.2.In reconventie vorderde [appellant] vernietiging van de huurkoopovereenkomst met veroordeling van Wind Mee tot terugbetaling van de reeds betaalde termijnen tot een bedrag van € 34.000,00. Tevens vordert [appellant] te bepalen dat hij het perceel moet hebben ontruimd en verlaten binnen twee maanden na dagtekening van het vonnis, een en ander te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.3.Op hetgeen partijen over en weer aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd alsmede op de door hen gevoerde verweren zal het hof hierna, voor zover in hoger beroep van belang, ingaan.