6.1.Het hof gaat hierna van de volgende feiten uit.
- - - [appellant] was eigenaar van en woonachtig op het perceel met woning gelegen aan de
[adres 1] te [woonplaats] , gelegen op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2]
.
- [geïntimeerde] is eigenaar van en woonachtig op het perceel met woning gelegen
tegenover het perceel van [appellant] aan de [adres 2] te [woonplaats]
en exploiteert een bouw- en klusbedrijf aan huis.
- In 1985 heeft de vorige eigenaar van het perceel van [appellant] toestemming van de
gemeente gekregen voor het gebruik van een strook gemeentegrond, met een
oppervlakte van ± 13 m2, langs zijn perceel aan de zijde van de [straat 2]
(hierna: de grondstrook).
- Tussen de grondstrook en de rijweg ( [straat 2] ) ligt een verharde
bermstrook van ca. 1,20 meter (hierna: de berm).
- [appellant] is gebruik blijven maken van het aan de vorige eigenaar verstrekte
gebruiksrecht van de grondstrook.
- De grondstrook ligt recht tegenover de uitrit van [geïntimeerde] .
- Op de grondstrook heeft [appellant] vier bomen geplant. Haaks tussen de tweede en
de derde boom (hierna: P2) parkeert [appellant] zijn auto.
- [appellant] heeft zijn woning op 9 oktober 2018 verkocht en op 4 december 2018 geleverd aan de nieuwe eigenaren/bewoners.
6.2.1.[appellant] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd -samengevat- [geïntimeerde] te gebieden om het in de dagvaarding weergegeven onrechtmatig hinderlijk handelen ten opzichte van [appellant] , meer in het bijzonder het blokkeren van de oprit van het woonhuis van [appellant] en/of de rijweg met obstakels/voertuigen, zodanig dat [appellant] c.s. dan wel hun bezoekers het woonhuis niet kunnen in- of uitrijden, achterwege te laten, binnen uiterlijk 2 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proces- en nakosten.
6.2.2.[geïntimeerde] heeft in conventie verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in conventie, met veroordeling van [appellant] in de proces- en nakosten.
In reconventie heeft [geïntimeerde] -samengevat- gevorderd [appellant] te gebieden:
I. elk apparaat waarmee foto’s en/of films kunnen worden gemaakt en dat gericht is op het
perceel van [geïntimeerde] te verwijderen en verwijderd te houden en voorts evenmin op
een andere plaats een camera te richten op het perceel van [geïntimeerde] , op straffe van een dwangsom;
II. uit te rijden noch te parkeren of stil te staan op de uitrit of het perceel van [geïntimeerde] , op straffe van een dwangsom;
III. een bedrag ter hoogte van € 1.040,39 te betalen aan [geïntimeerde] ;
met veroordeling van [appellant] in de proces- en nakosten.
6.2.4.[appellant] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in reconventie, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.