ECLI:NL:GHSHE:2020:706

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
200.262.776_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verstekverlening wegens onjuiste betekening in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.P. Voragen, hadden hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, dat op 11 juni 2019 was gewezen. De appellanten hadden de geïntimeerde, een Belgische rechtspersoon, gedagvaard om op 27 augustus 2019 te verschijnen, maar de geïntimeerde is niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de betekening van de dagvaarding niet correct heeft plaatsgevonden. De rolraadsheer heeft in eerdere rolbeslissingen overwogen dat de dagvaarding niet aan de juiste partij was betekend, maar aan de bestuurder van de geïntimeerde. Dit was in strijd met de vereisten van de relevante wetgeving, waaronder artikel 19 van de Verordening 1393/2007 (EG) betreffende de betekening van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.262.776/01
arrest van 25 februari 2020
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. R.G.P. Voragen te Heerlen,
tegen
de rechtspersoon naar Belgisch recht
[de rechtspersoon naar Belgisch recht] B.V.B.A.,
gevestigd te [postcode] [vestigingsplaats] , België,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 juli 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 11 juni 2019, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [appellanten c.s.] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/260136 / KG ZA 19-50)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de rolbeslissing van 3 september 2019;
  • de akte van [appellanten c.s.] houdende het overleggen van betekeningsstukken;
  • de rolbeslissing van 1 oktober 2019;
  • de akte van [appellanten c.s.] van 12 november 2019;
  • de rolbeslissing van 19 november 2019;
  • de akte van [appellanten c.s.] van 7 januari 2020.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
[appellanten c.s.] hebben bij voormeld exploot [geïntimeerde] gedagvaard om op 27 augustus 2019 bij dit hof te verschijnen, welke dagvaarding op die datum is aangebracht. [geïntimeerde] is niet verschenen.
3.2.
In de rolbeslissing van 3 september 2019 is door de rolraadsheer overwogen dat uit de appeldagvaarding kan worden opgemaakt dat deze is verzonden aan de deurwaarder te België conform artikel 56 Rv. Het hof beschikte echter niet over de betekeningsstukken waarna [appellanten c.s.] in de gelegenheid zijn gesteld om de voor de betekening van belang zijnde stukken bij akte over te leggen zodat kan worden beoordeeld of [geïntimeerde] op de juiste wijze is opgeroepen.
[appellanten c.s.] hebben vervolgens op de rol van 17 september 2019 bij akte betekeningsstukken overgelegd.
3.3.
In de rolbeslissing van 1 oktober 2019 heeft de rolraadsheer onder meer overwogen dat voldaan is aan de (betekenings-)vereisten van artikel 56 Rv in samenhang met artikel 115 Rv. Tegen de niet verschenen [geïntimeerde] kon geen verstek worden verleend omdat uit de betekeningsstukken blijkt dat de ontvangende instantie in België de dagvaarding in hoger beroep niet heeft betekend aan [geïntimeerde] , maar aan haar bestuurder, [de bestuurder van geintimeerde] . Dit betekent dat niet is voldaan aan artikel 19 van de van toepassing zijnde Verordening 1393/2007 (EG) van 13 november 2007 (de zogenoemde Herziene EG-Betekeningsverordening). De rolraadsheer heeft in deze rolbeslissing [appellanten c.s.] in de gelegenheid gesteld om [geïntimeerde] alsnog op te roepen tegen een nieuwe roldatum.
3.4.
Bij genoemde akte van 12 november 2019 stellen [appellanten c.s.] over de betekening dat volgens de deurwaarder in België er na faillissement niet meer betekend kan worden bij de onderneming waardoor de betekening bij de bestuurder alsnog rechtsgeldig was. Zij menen dat [geïntimeerde] correct is opgeroepen en kansen genoeg heeft gehad om te verschijnen in de procedure.
3.5.
Hierop heeft de rolraadsheer in de rolbeslissing van 19 november 2019 overwogen dat nog steeds geen verstek verleend kan worden aangezien niet is betekend aan [geïntimeerde] . [appellanten c.s.] zijn wederom in de gelegenheid gesteld om [geïntimeerde] , en dus niet haar bestuurder, op te roepen tegen een nieuwe datum en het herstelexploot bij akte in het geding te brengen.
3.6.
[appellanten c.s.] hebben op de rol van 7 januari 2020 een akte genomen en zijn enkel ingegaan op de vraag van de rolraadsheer over het gevolg van de opheffing van het faillissement van [geïntimeerde] wegens gebrek aan baten. Een herstelexploot is niet overgelegd.
3.7.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] niet op de juiste wijze is opgeroepen om in het geding te verschijnen en verwijst naar de hiervoor genoemde rechtsoverweging 3.3.. Het betekeningsexploot van 16 juli 2019 vermeldt dat de deurwaarder het exploot heeft:

BETEKEND en gelaten aan:
[de bestuurder van geintimeerde] , in zijn hoedanigheid van bestuurder van de gefailleerde rechtspersoon [geïntimeerde] B.V.B.A.’
Vervolgens staat onder 2 van dit exploot vermeld dat: ‘
betekende partij voornoemd wordt gedagvaard in hoger beroep om te verschijnen (…).
Blijkens dit exploot is de betekende partij dus de heer [de bestuurder van geintimeerde] en niet [geïntimeerde] . Het is deze heer [de bestuurder van geintimeerde] , de bestuurder van [geïntimeerde] , die aldus wordt opgeroepen om in hoger beroep om op de aangegeven datum te verschijnen. [de bestuurder van geintimeerde] is aldus opgeroepen en niet [geïntimeerde] . Dit laat onverlet dat het in beginsel mogelijk is om [geïntimeerde] te dagvaarden en dus op te roepen om te verschijnen, en deze dagvaarding aan het adres van de bestuurder te betekenen. [appellanten c.s.] zijn twee keer in de gelegenheid gesteld om de onjuiste oproeping te herstellen, maar hebben dit niet gedaan. [appellanten c.s.] stellen weliswaar dat volgens de deurwaarder in België er na faillissement niet meer kan worden betekend bij de onderneming waardoor de betekening bij een bestuurder alsnog rechtsgeldig was, maar dit is niet onderbouwd. Het hof gaat dan ook aan deze stelling voorbij.
3.8.
Het gevolg van het vorenstaande is dat het hof de verstekverlening zal weigeren en zal verstaan dat deze instantie is geëindigd.

4.De uitspraak

Het hof:
weigert de verstekverlening,
verstaat dat de instantie is geëindigd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 februari 2020.
griffier rolraadsheer